In Delta 03 becommentarieerde Dap Hartmann het plan tot samenwerking van de drie Nederlandse technische universiteiten. Het commentaar loopt echter al snel uit op een betoog voor brede bacheloropleidingen en tegen de mogelijkheid om na een bachelor van de ene een master van een andere opleiding te volgen.
In Delta 03 becommentarieerde Dap Hartmann het plan tot samenwerking van de drie Nederlandse technische universiteiten. Het commentaar loopt echter al snel uit op een betoog voor brede bacheloropleidingen en tegen de mogelijkheid om na een bachelor van de ene een master van een andere opleiding te volgen.
Volgens de analyse van Hartmann is de oorzaak van de huidige problemen in het voortgezet onderwijs de ‘doorgeslagen’ verbreding van het vakkenpakket. Zonder enige verklaring voor het (kennelijke bestaande) verschil tussen de situatie in het voortgezet en het wetenschappelijk onderwijs schrijft hij twee alinea’s eerder dat de bacheloropleidingen breder moeten: in het middelbaar onderwijs zit ‘de lekkende kraan’, maar als het aan Hartmann ligt wordt die aan de TU nog wat verder opengeschroefd. Over brede bachelopleidingen schrijft hij: ,,Het basisidee [een brede bachelor in te voeren] is goed” en ,,het idee om bacheloropleidingen te verbreden is goed”. De aard van de verbreding moet volgens hem gezocht worden in sociaal-wetenschappelijke vakken, want bij MIT bestaat het curriculum voor dertig procent uit vakken van dien aard en onderwijsministers moeten kijken ‘naar goede voorbeelden’.
Op grond van een opsomming over de aanvullende eisen bij instroom in een master natuurkunde, verhalen over hoe het vroeger was en wat stereotypering in de trant van ‘weg veelbelovende fysicus, welkom operations manager’ concludeert hij vervolgens dat het niet mogelijk zou moeten zijn om na het behalen van een bachelordiploma van opleiding te veranderen. Deze twee standpunten zijn onverenigbaar.
Uitbreiding van de bacheloropleidingen met sociale vakken houdt noodzakelijkerwijs een uniformering van die bachelors in. De student werktuigbouw die deze bachelor behaalt en bovendien voldaan heeft aan de aanvullende eisen voor het wijzigen van studierichting, kan op grond van enkel een ander predikaat (werktuigbouwkundige in plaats van fysicus) redelijkerwijs de toegang tot de master natuurkunde niet geweigerd worden. Het wegnemen van deze mogelijkheid, wat Hartmann kennelijk voorstaat, betekent enkel een verstarring en bureaucratisering van het onderwijs waaraan niemand behoefte heeft.
Als argument voor de verbreding van de bacheloropleidingen wordt aangevoerd dat ,,afgestudeerden niet flexibel genoeg op de arbeidsmarkt” zijn. De notie dat een wetenschappelijke opleiding bestaansrecht heeft bij de gratie van de arbeidsmarkt heeft op de TU breed ingang gevonden. Niet kennis op zich, maar slechts de economische toepassing ervan is tot doel geworden. Niet alleen studenten, maar zelfs de academische staf is doorgaans deze instrumentalistische kennisopvatting toegedaan. Maar als de TU een vakschool voor technici is, waar moet men dan terecht voor een technisch-wetenschappelijke opleiding?
Hoe het ook zij, de flexibilisering van de ingenieur moet niet gezocht worden in verbreding van de opleiding. Nu al zijn er te veel toegepaste vakken, die geen algemeen toepasbare kennis opleveren,maar zich beperken tot vuistregels en formules voor specifieke gevallen.
Toen ik laatst een student civiele techniek vroeg hoe de spanningen in een brug berekend worden (onmogelijk rap te beantwoorden natuurlijk) kreeg ik als antwoord een vuistregel voor de verhouding tussen de overspanning en de dikte van het beton. Dit soort kennis is buitengewoon bederfelijk en de oorzaak van de inflexibiliteit. Contingente waarheden over de bouw van bruggen hebben over twintig jaar geen enkele waarde meer, noch zijn zij van nut in enige andere discipline. Een grondige kennis van sterkteleer en mechanica zijn daarentegen breed inzetbaar.
Voorgaande is niet in strijd met de belangen van de student die zich op de wetenschap wil storten: ook deze heeft niets aan vuistregels. Het klakkeloos invoeren van extra sociaal-wetenschappelijke vakken levert niet de gewenste flexibiliteit, maar enkel (oppervlakkige) kennis op een ander vakgebied. Dat dit desalniettemin de wens van veel bedrijven is bestrijd ik niet. Als de TU wil volharden in haar instrumentalistische opvatting dan zou zij op zijn minst de wetenschap kunnen sparen door niet de abstracte vakken in te ruilen, maar de toegepaste.
Ik vrees echter dat er wederom gecapituleerd gaat worden en de laatste abstracte vakken in de bacheloropleidingen ingeruild gaan worden voor een inleiding psychologie.
De auteur is vierdejaars student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek.
Volgens de analyse van Hartmann is de oorzaak van de huidige problemen in het voortgezet onderwijs de ‘doorgeslagen’ verbreding van het vakkenpakket. Zonder enige verklaring voor het (kennelijke bestaande) verschil tussen de situatie in het voortgezet en het wetenschappelijk onderwijs schrijft hij twee alinea’s eerder dat de bacheloropleidingen breder moeten: in het middelbaar onderwijs zit ‘de lekkende kraan’, maar als het aan Hartmann ligt wordt die aan de TU nog wat verder opengeschroefd. Over brede bachelopleidingen schrijft hij: ,,Het basisidee [een brede bachelor in te voeren] is goed” en ,,het idee om bacheloropleidingen te verbreden is goed”. De aard van de verbreding moet volgens hem gezocht worden in sociaal-wetenschappelijke vakken, want bij MIT bestaat het curriculum voor dertig procent uit vakken van dien aard en onderwijsministers moeten kijken ‘naar goede voorbeelden’.
Op grond van een opsomming over de aanvullende eisen bij instroom in een master natuurkunde, verhalen over hoe het vroeger was en wat stereotypering in de trant van ‘weg veelbelovende fysicus, welkom operations manager’ concludeert hij vervolgens dat het niet mogelijk zou moeten zijn om na het behalen van een bachelordiploma van opleiding te veranderen. Deze twee standpunten zijn onverenigbaar.
Uitbreiding van de bacheloropleidingen met sociale vakken houdt noodzakelijkerwijs een uniformering van die bachelors in. De student werktuigbouw die deze bachelor behaalt en bovendien voldaan heeft aan de aanvullende eisen voor het wijzigen van studierichting, kan op grond van enkel een ander predikaat (werktuigbouwkundige in plaats van fysicus) redelijkerwijs de toegang tot de master natuurkunde niet geweigerd worden. Het wegnemen van deze mogelijkheid, wat Hartmann kennelijk voorstaat, betekent enkel een verstarring en bureaucratisering van het onderwijs waaraan niemand behoefte heeft.
Als argument voor de verbreding van de bacheloropleidingen wordt aangevoerd dat ,,afgestudeerden niet flexibel genoeg op de arbeidsmarkt” zijn. De notie dat een wetenschappelijke opleiding bestaansrecht heeft bij de gratie van de arbeidsmarkt heeft op de TU breed ingang gevonden. Niet kennis op zich, maar slechts de economische toepassing ervan is tot doel geworden. Niet alleen studenten, maar zelfs de academische staf is doorgaans deze instrumentalistische kennisopvatting toegedaan. Maar als de TU een vakschool voor technici is, waar moet men dan terecht voor een technisch-wetenschappelijke opleiding?
Hoe het ook zij, de flexibilisering van de ingenieur moet niet gezocht worden in verbreding van de opleiding. Nu al zijn er te veel toegepaste vakken, die geen algemeen toepasbare kennis opleveren,maar zich beperken tot vuistregels en formules voor specifieke gevallen.
Toen ik laatst een student civiele techniek vroeg hoe de spanningen in een brug berekend worden (onmogelijk rap te beantwoorden natuurlijk) kreeg ik als antwoord een vuistregel voor de verhouding tussen de overspanning en de dikte van het beton. Dit soort kennis is buitengewoon bederfelijk en de oorzaak van de inflexibiliteit. Contingente waarheden over de bouw van bruggen hebben over twintig jaar geen enkele waarde meer, noch zijn zij van nut in enige andere discipline. Een grondige kennis van sterkteleer en mechanica zijn daarentegen breed inzetbaar.
Voorgaande is niet in strijd met de belangen van de student die zich op de wetenschap wil storten: ook deze heeft niets aan vuistregels. Het klakkeloos invoeren van extra sociaal-wetenschappelijke vakken levert niet de gewenste flexibiliteit, maar enkel (oppervlakkige) kennis op een ander vakgebied. Dat dit desalniettemin de wens van veel bedrijven is bestrijd ik niet. Als de TU wil volharden in haar instrumentalistische opvatting dan zou zij op zijn minst de wetenschap kunnen sparen door niet de abstracte vakken in te ruilen, maar de toegepaste.
Ik vrees echter dat er wederom gecapituleerd gaat worden en de laatste abstracte vakken in de bacheloropleidingen ingeruild gaan worden voor een inleiding psychologie.
De auteur is vierdejaars student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek.
Comments are closed.