Onderwijs

‘Blame the designer’

Bestsellerauteur prof.dr. Donald Norman ontvangt 13 januari het 99ste eredoctoraat van de TU Delft. De cognitief psycholoog en elektrotechnicus strijdt al jaren voor gebruiksvriendelijk ontwerp.

Veel lezers zagen uw boek ‘The Design of Everyday Things’ als een eye-opener. Het gebruik van wasmachines, horloges en telefoons is steeds lastiger onder de knie te krijgen. ‘Don’t blame yourself, blame the designer‘, schreef u. Waarom schreef u dat boek?

“Midden jaren tachtig verbleef ik een jaar in Engeland. Daar raakte ik steeds meer gefrustreerd, omdat ik niet wist hoe de telefoons werkten of op wat voor manier je deuren moest openen. Op de telefoon zit een knopje met een ‘R’ erop, niemand heeft me kunnen vertellen waar dat voor dient. Voor veel apparaten moet je eerst een boekwerk doornemen, voordat je ze kunt bedienen. Ik vroeg me af waarom ik zoveel problemen met ogenschijnlijk simpele apparaten had. Daar ben ik vervolgens dat boek over gaan schrijven, in de hoop dat ontwerpers meer rekening zouden houden met de gebruiker.”

Is er veel veranderd de afgelopen jaren?

“Veel te weinig. Het is vechten tegen de bierkaai. Nog steeds maken veel ontwerpers het juist moeilijker om apparaten te gebruiken, dan makkelijker.”

In uw boek schreef u daarom: ‘There is no remedy except through education‘. Wat draagt de TU bij?

“Heel veel. Voor veel ontwerpers is het helaas belangrijker om prijzen te winnen, dan gebruiksvriendelijke apparaten te maken. Een deur die er schitterend uit ziet, maar ik niet kan openen slaat nergens op. De TU Delft is een van de weinige universiteiten die hameren op user-centered design. Dat is ongelooflijk belangrijk. Universiteiten zijn toonaangevend. Daar leren studenten immers wat belangrijk is en wat niet. Als de nadruk ligt op gebruiksvriendelijk ontwerpen, dan nemen ze dat over.”

De afgelopen jaren is er een kentering zichtbaar in uw gedachtegoed. In uw eerste boeken schreef u over frustraties, maar in uw laatste boek, ‘Emotional Design’, benadrukt u ook hoe apparaten ons leven kunnen verrijken.

“Na ‘The Design of Everyday Things’ dachten veel mensen dat ik een pleidooi had gehouden voor heel handige en gebruiksvriendelijke apparaten. Onzin. Veel van wat ik koop, schaf ik aan omdat ik het mooi vind. Een Jaguar is misschien niet de beste auto, maar wel een heel mooie. De invloed van esthetische waarden moet je niet onderschatten.”

Speelde het artikel ‘But how, Donald, tell us how?’, dat voormalig universitair hoofddocent dr. Kees Overbeeke van de TU schreef in deze kentering ook een rol? U bent veel bekritiseerd omdat u wel schreef over hoe het niet moet, maar niet over hoe het wel zou moeten.

“Ik heb veel lovende recensies gekregen, maar wat kun je daarmee? Niets. Met kritiek kun je aan de slag. Ik was daarom blij met het artikel van Overbeeke, want ik ben het met hem eens. ‘Emotional Design’, mijn nieuwste boek, heeft zeven hoofdstukken. Na de publicatie kwam een softwarebedrijf naar mij toen met de vraag of ik het kon helpen gebruiksvriendelijke software te ontwikkelen. Ze vroegen naar het niet bestaande hoofdstuk acht, waarin ik zou uitleggen hoe volgens mij ontworpen moet worden. Dat hoofdstuk kan ik nog steeds niet schrijven. But someday, I’ll figure it out.”

Stoort u dat?

“Jazeker, maar alleen wat ik niet begrijp vind ik interessant. Als ik eenmaal iets doorheb, dan laat ik het links liggen. Ik denk nu veel na over hoe we emoties toe kunnen schrijven aan robots, die huishoudelijke klusjes als stofzuigen en ramen lappen kunnen doen. Als een robot bijvoorbeeld voldoening voelt als hij klaar is met zijn werk, zal hij zichzelf willen verbeteren.”

Bij robots en emoties denk ik aan de Terminator, de rol die uw gouverneur van Californië, Arnold Schwarzenegger, op zich nam. Een robot die emoties heeft, maar ook een gevaarlijk, gewelddadig, ongeleid projectiel is.

“‘Terminator’ is een spannende actiefilm, waar ik met plezier naar heb gekeken. Maar ik heb het over andere emoties. Ik wil daarvoor graag een nieuwe term introduceren: ‘machine-emotie’. Robots wil ik andere emoties geven dan mensen. Maar ze lijken er wel op. Mensen begrijpen emoties en daarom zullen ze ook goed met deze robots samen kunnen werken. Een robot die verward is over wat hij moet doen, kan dat dan aangeven. Of als hij gestresst is. Dat zijn voor mensen herkenbare emoties. Zo kun je ook geluiden gebruiken. Als een robot vast komt te zitten kan hij om hulp roepen, dan weet je direct wat er aan de hand is.”

U ontvangt het 99ste eredoctoraat van de TU, is het daardoor voor u extra speciaal?

“Dat wist ik helemaal niet! Ik heb veel met TU’ers samengewerkt en de TU Delft heb ik altijd bijzonder gewaardeerd, daarom vind ik dit eredoctoraat hoe dan ook een heel groot compliment.”

‘Pretty Doors’, deuren die er mooi uit zien, maar moeilijk te openen zijn, zijn naar u vernoemd, omdat u ze zo uitgebreid hebt beschreven. Bent u niet bang zo’n ‘Norman door’ tegen te komen als u uw eredoctoraat ophaalt?

“Overal waar ik kom, kijken mensen altijd naar hoe ik deuren open. Twee of drie mensen die voor mij kwamen, kunnen ook moeite hebben gehad met de deuren, maar daar zegt niemand wat van. Als ik weer voor een deur sta te klungelen, ligt iedereen dubbel. Dat vind ik niet erg. Ik lach graag mee.”
WIE IS DONALD NORMAN?

Donald Norman (69) publiceerde in 1988 ‘The Design of Everyday Things”, waar sindsdien meer dan 100 duizend exemplaren van werden verkocht. In zijn werk bouwt hij een brug tussen de psychologie en industrieel ontwerpen. Norman studeerde elektrotechniek en promoveerde in de psychologie (University of Pennsylvania). Hij werkte onder meer voor Apple en Hewlett Packard en was verbonden aan Harvard, Stanford en de University of California. Nu is hij hoogleraar computer science, psychology, and cognitive science (Northwestern University). Zijn laatste boek was ‘Emotional Design’ (2003), waarin Norman een lans breekt voor gebruiksvriendelijke, maar ook esthetische apparaten.

(Foto: Donald Norman)

Veel lezers zagen uw boek ‘The Design of Everyday Things’ als een eye-opener. Het gebruik van wasmachines, horloges en telefoons is steeds lastiger onder de knie te krijgen. ‘Don’t blame yourself, blame the designer‘, schreef u. Waarom schreef u dat boek?

“Midden jaren tachtig verbleef ik een jaar in Engeland. Daar raakte ik steeds meer gefrustreerd, omdat ik niet wist hoe de telefoons werkten of op wat voor manier je deuren moest openen. Op de telefoon zit een knopje met een ‘R’ erop, niemand heeft me kunnen vertellen waar dat voor dient. Voor veel apparaten moet je eerst een boekwerk doornemen, voordat je ze kunt bedienen. Ik vroeg me af waarom ik zoveel problemen met ogenschijnlijk simpele apparaten had. Daar ben ik vervolgens dat boek over gaan schrijven, in de hoop dat ontwerpers meer rekening zouden houden met de gebruiker.”

Is er veel veranderd de afgelopen jaren?

“Veel te weinig. Het is vechten tegen de bierkaai. Nog steeds maken veel ontwerpers het juist moeilijker om apparaten te gebruiken, dan makkelijker.”

In uw boek schreef u daarom: ‘There is no remedy except through education‘. Wat draagt de TU bij?

“Heel veel. Voor veel ontwerpers is het helaas belangrijker om prijzen te winnen, dan gebruiksvriendelijke apparaten te maken. Een deur die er schitterend uit ziet, maar ik niet kan openen slaat nergens op. De TU Delft is een van de weinige universiteiten die hameren op user-centered design. Dat is ongelooflijk belangrijk. Universiteiten zijn toonaangevend. Daar leren studenten immers wat belangrijk is en wat niet. Als de nadruk ligt op gebruiksvriendelijk ontwerpen, dan nemen ze dat over.”

De afgelopen jaren is er een kentering zichtbaar in uw gedachtegoed. In uw eerste boeken schreef u over frustraties, maar in uw laatste boek, ‘Emotional Design’, benadrukt u ook hoe apparaten ons leven kunnen verrijken.

“Na ‘The Design of Everyday Things’ dachten veel mensen dat ik een pleidooi had gehouden voor heel handige en gebruiksvriendelijke apparaten. Onzin. Veel van wat ik koop, schaf ik aan omdat ik het mooi vind. Een Jaguar is misschien niet de beste auto, maar wel een heel mooie. De invloed van esthetische waarden moet je niet onderschatten.”

Speelde het artikel ‘But how, Donald, tell us how?’, dat voormalig universitair hoofddocent dr. Kees Overbeeke van de TU schreef in deze kentering ook een rol? U bent veel bekritiseerd omdat u wel schreef over hoe het niet moet, maar niet over hoe het wel zou moeten.

“Ik heb veel lovende recensies gekregen, maar wat kun je daarmee? Niets. Met kritiek kun je aan de slag. Ik was daarom blij met het artikel van Overbeeke, want ik ben het met hem eens. ‘Emotional Design’, mijn nieuwste boek, heeft zeven hoofdstukken. Na de publicatie kwam een softwarebedrijf naar mij toen met de vraag of ik het kon helpen gebruiksvriendelijke software te ontwikkelen. Ze vroegen naar het niet bestaande hoofdstuk acht, waarin ik zou uitleggen hoe volgens mij ontworpen moet worden. Dat hoofdstuk kan ik nog steeds niet schrijven. But someday, I’ll figure it out.”

Stoort u dat?

“Jazeker, maar alleen wat ik niet begrijp vind ik interessant. Als ik eenmaal iets doorheb, dan laat ik het links liggen. Ik denk nu veel na over hoe we emoties toe kunnen schrijven aan robots, die huishoudelijke klusjes als stofzuigen en ramen lappen kunnen doen. Als een robot bijvoorbeeld voldoening voelt als hij klaar is met zijn werk, zal hij zichzelf willen verbeteren.”

Bij robots en emoties denk ik aan de Terminator, de rol die uw gouverneur van Californië, Arnold Schwarzenegger, op zich nam. Een robot die emoties heeft, maar ook een gevaarlijk, gewelddadig, ongeleid projectiel is.

“‘Terminator’ is een spannende actiefilm, waar ik met plezier naar heb gekeken. Maar ik heb het over andere emoties. Ik wil daarvoor graag een nieuwe term introduceren: ‘machine-emotie’. Robots wil ik andere emoties geven dan mensen. Maar ze lijken er wel op. Mensen begrijpen emoties en daarom zullen ze ook goed met deze robots samen kunnen werken. Een robot die verward is over wat hij moet doen, kan dat dan aangeven. Of als hij gestresst is. Dat zijn voor mensen herkenbare emoties. Zo kun je ook geluiden gebruiken. Als een robot vast komt te zitten kan hij om hulp roepen, dan weet je direct wat er aan de hand is.”

U ontvangt het 99ste eredoctoraat van de TU, is het daardoor voor u extra speciaal?

“Dat wist ik helemaal niet! Ik heb veel met TU’ers samengewerkt en de TU Delft heb ik altijd bijzonder gewaardeerd, daarom vind ik dit eredoctoraat hoe dan ook een heel groot compliment.”

‘Pretty Doors’, deuren die er mooi uit zien, maar moeilijk te openen zijn, zijn naar u vernoemd, omdat u ze zo uitgebreid hebt beschreven. Bent u niet bang zo’n ‘Norman door’ tegen te komen als u uw eredoctoraat ophaalt?

“Overal waar ik kom, kijken mensen altijd naar hoe ik deuren open. Twee of drie mensen die voor mij kwamen, kunnen ook moeite hebben gehad met de deuren, maar daar zegt niemand wat van. Als ik weer voor een deur sta te klungelen, ligt iedereen dubbel. Dat vind ik niet erg. Ik lach graag mee.”
WIE IS DONALD NORMAN?

Donald Norman (69) publiceerde in 1988 ‘The Design of Everyday Things”, waar sindsdien meer dan 100 duizend exemplaren van werden verkocht. In zijn werk bouwt hij een brug tussen de psychologie en industrieel ontwerpen. Norman studeerde elektrotechniek en promoveerde in de psychologie (University of Pennsylvania). Hij werkte onder meer voor Apple en Hewlett Packard en was verbonden aan Harvard, Stanford en de University of California. Nu is hij hoogleraar computer science, psychology, and cognitive science (Northwestern University). Zijn laatste boek was ‘Emotional Design’ (2003), waarin Norman een lans breekt voor gebruiksvriendelijke, maar ook esthetische apparaten.

(Foto: Donald Norman)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.