In de juridische wereld woedt al enige tijd een debat over belangenverstrengeling. De vraag wordt gesteld of het combineren van bepaalde functies niet leidt tot verlies van onafhankelijkheid.
De voorbeelden van belangenverstrengeling zijn sappig en talrijk: de hoogleraar die in een tijdschrift de inhoud van zijn reeds duurbetaald advies aan een commerciële klant als wetenschap debiteert; de advocaat die als rechter-plaatsvervanger over zaken van collega’s oordeelt enzovoorts.
Ook aan de TU worstelen we dagelijks met al dan niet vermeende belangenverstrengeling. Er zijn twee soorten. De eerste is het inzetten van TU-tijd en/of -ondersteuning ten behoeve van een functie of belang buiten de deur. Indien dit op structurele basis gebeurt is er geen sprake van belangenverstrengeling, maar van ordinaire oplichting. Een blue collar worker zou hiervoor ontslagen worden. Het standaardvoorbeeld hiervan is het laten sloffen van onderwijs. Bekend is de voltijds hoogleraar (gelukkig speelt dit voorbeeld niet aan de TU), die van het onderwijsrooster slechts tijd en plaats tot zich nam, en vervolgens aan de studenten moest vragen om wat voor vak in welke fase het ging, waarop hij de tijd vulde door een selectie voorbeelden uit zijn uitgebreide adviespraktijk op te lepelen.
Kritiek op dit soort gedrag wordt gepareerd met het argument dat de universiteit profiteert van praktijkervaring en -contacten. Zo’n argument verliest echter aanzienlijk aan kracht als degene die verantwoordelijk is voor de contacten ook degene is die vaststelt of de weegschaal in evenwicht is. Een sluitend stelsel voor beoordeling, plus sancties als de weegschaal in het nadeel van de TU doorslaat, is er (nog) niet.
De tweede vorm van belangenverstrengeling is minder concreet. We hebben het dan over wetenschappelijke onafhankelijkheid: het geval waarin belangen buiten de TU het wetenschappelijk handelen zodanig beïnvloeden dat het resultaat verandert. Voorbeelden: wel/niet bepaald onderzoek opzetten, wel/niet publiceren, wel/niet mensen aannemen etcetera.
,,Voor een man met vele petten hoeft er niets aan de hand te zijn als hij maar een rechte rug heeft”, aldus de hoogleraar die aan een commerciële klant een juridische constructie aanbeval die zijn notariële praktijk wel zou willen vormgeven. Ook hier geldt weer dezelfde procedurele tekortkoming als hierboven: wie beoordeelt hoe recht die rug is? Het is een fysiek gegeven dat niemand met eigen ogen naar zijn eigen rug kan kijken.
Belangenverstrengeling hoeft niet altijd te leiden tot laakbaar handelen. Een wezenlijk element is de integriteit van degene die tussen de strijdige belangen staat. Gelukkig is in Nederland én aan de TU integriteit de regel, uitwassen zijn de uitzondering. Toch is dat geen excuus om verkeerde keuzes niet aan te pakken:wantoestanden kunnen hele vakgroepen en werkverbanden verzieken.
De hamvraag is wie daartoe de verantwoordelijkheid neemt. Het college van bestuur beschikt inmiddels, als het goed is, over een volledig overzicht van nevenwerkzaamheden van de wetenschappelijke staf. Uit dat overzicht is vast wel op te maken waar er van potentiële belangenverstrengeling sprake is. Het college van decanen heeft in de richtlijnen voor de benoeming van hoogleraren (augustus ’95) blijk gegeven van een duidelijke visie. Aangezien er twee nodig zijn voor een tango is nu het moment aangebroken waarop beide colleges elkaar in de armen kunnen vallen en samen hardhandig kunnen inhakken op die punten waar belangenverstrengeling onafhankelijk wetenschappelijk onderwijs en onderzoek frustreert: ,,TU Delft, de Integere Universiteit!”
In de juridische wereld woedt al enige tijd een debat over belangenverstrengeling. De vraag wordt gesteld of het combineren van bepaalde functies niet leidt tot verlies van onafhankelijkheid. De voorbeelden van belangenverstrengeling zijn sappig en talrijk: de hoogleraar die in een tijdschrift de inhoud van zijn reeds duurbetaald advies aan een commerciële klant als wetenschap debiteert; de advocaat die als rechter-plaatsvervanger over zaken van collega’s oordeelt enzovoorts.
Ook aan de TU worstelen we dagelijks met al dan niet vermeende belangenverstrengeling. Er zijn twee soorten. De eerste is het inzetten van TU-tijd en/of -ondersteuning ten behoeve van een functie of belang buiten de deur. Indien dit op structurele basis gebeurt is er geen sprake van belangenverstrengeling, maar van ordinaire oplichting. Een blue collar worker zou hiervoor ontslagen worden. Het standaardvoorbeeld hiervan is het laten sloffen van onderwijs. Bekend is de voltijds hoogleraar (gelukkig speelt dit voorbeeld niet aan de TU), die van het onderwijsrooster slechts tijd en plaats tot zich nam, en vervolgens aan de studenten moest vragen om wat voor vak in welke fase het ging, waarop hij de tijd vulde door een selectie voorbeelden uit zijn uitgebreide adviespraktijk op te lepelen.
Kritiek op dit soort gedrag wordt gepareerd met het argument dat de universiteit profiteert van praktijkervaring en -contacten. Zo’n argument verliest echter aanzienlijk aan kracht als degene die verantwoordelijk is voor de contacten ook degene is die vaststelt of de weegschaal in evenwicht is. Een sluitend stelsel voor beoordeling, plus sancties als de weegschaal in het nadeel van de TU doorslaat, is er (nog) niet.
De tweede vorm van belangenverstrengeling is minder concreet. We hebben het dan over wetenschappelijke onafhankelijkheid: het geval waarin belangen buiten de TU het wetenschappelijk handelen zodanig beïnvloeden dat het resultaat verandert. Voorbeelden: wel/niet bepaald onderzoek opzetten, wel/niet publiceren, wel/niet mensen aannemen etcetera.
,,Voor een man met vele petten hoeft er niets aan de hand te zijn als hij maar een rechte rug heeft”, aldus de hoogleraar die aan een commerciële klant een juridische constructie aanbeval die zijn notariële praktijk wel zou willen vormgeven. Ook hier geldt weer dezelfde procedurele tekortkoming als hierboven: wie beoordeelt hoe recht die rug is? Het is een fysiek gegeven dat niemand met eigen ogen naar zijn eigen rug kan kijken.
Belangenverstrengeling hoeft niet altijd te leiden tot laakbaar handelen. Een wezenlijk element is de integriteit van degene die tussen de strijdige belangen staat. Gelukkig is in Nederland én aan de TU integriteit de regel, uitwassen zijn de uitzondering. Toch is dat geen excuus om verkeerde keuzes niet aan te pakken:wantoestanden kunnen hele vakgroepen en werkverbanden verzieken.
De hamvraag is wie daartoe de verantwoordelijkheid neemt. Het college van bestuur beschikt inmiddels, als het goed is, over een volledig overzicht van nevenwerkzaamheden van de wetenschappelijke staf. Uit dat overzicht is vast wel op te maken waar er van potentiële belangenverstrengeling sprake is. Het college van decanen heeft in de richtlijnen voor de benoeming van hoogleraren (augustus ’95) blijk gegeven van een duidelijke visie. Aangezien er twee nodig zijn voor een tango is nu het moment aangebroken waarop beide colleges elkaar in de armen kunnen vallen en samen hardhandig kunnen inhakken op die punten waar belangenverstrengeling onafhankelijk wetenschappelijk onderwijs en onderzoek frustreert: ,,TU Delft, de Integere Universiteit!”
Comments are closed.