Campus

Arnold Schwarzenegger is een voorbeeld voor me

Hij is gedreven en goed geïntegreerd, maar aan het vrouwentekort in Delft kan hij maar niet wennen. De Oostenrijkse Gerald Dicker kwam naar Nederland vanwege de gemoedelijke werksfeer.

Sinds een maand is hij voorzitter van Promood. ,,Ik ben een ondernemend type.”

Je bent de nieuwe voorzitter van de promovendivereniging, maar zelf promoveer je pas over een jaar. Vanwaar die ambitie?

,,Ik vind het bureaucratische gedoe rond promoveren in Delft een beetje overdreven. Na het schrijven van het conceptproefschrift vier maanden wachten op de defensie ervan, terwijl aan de ETH Zürich een promovendus twee tot drie weken moet wachten. Zeker zes mensen zoeken die bereid zijn om in de verdedigingscommissie plaats te nemen, terwijl dat er aan de universiteit in Cambridge twee zijn. En intussen je drukproeven corrigeren voordat de drukker het boekje definitief afdrukt. Ik weet dat het sneller kan. Daarom ben ik afgelopen zomer naar het Promovendi Overleg Delft gestapt met de vraag of we daar niet wat aan kunnen doen. In je eentje kun je immers niet veel veranderen. Eenmaal bij Promood bleek dat ze een voorzitter nodig hadden. En dat leek me eigenlijk wel leuk. Maar officieel ben ik pas in februari voorzitter omdat dan de bestuurswissel plaatsvindt.”

Hoe heb je het probleem met Promood aangepakt?

,,Ik heb samen met andere bestuursleden van Promood een enquête opgesteld en verstuurd naar verschillende universiteiten in Nederland en in het buitenland. Van tien universiteiten, inclusief Delft, hebben we een reactie gehad. Wat bleek nou de meest vertraagde factor in Delft? Dat was de dag waarop een promovendus terecht kan in de Senaatzaal. Er is een wachtrij voor de verdediging! Als de aula bereid zou zijn een extra dag per week voor promoties te reserveren, zou dat een maand schelen en wacht een promovendi nog ‘maar’ drie maanden.”

Waarom ben je in Delft gaan promoveren als het zo veel tijd kost?

,,Ik wist niet van tevoren dat het zolang zou duren. Had ik het wel geweten, dan zou ik mijn promotiewerk er niet voor hebben laten schieten. Maar ik vind de wachttijd erg vervelend, want in die periode kun je niet naar huis, of aan een andere baan in het buitenland beginnen.”

Promood heeft het onderzoek aangeboden aan de vice-voorzitter van het college voor promoties, prof.dr. Geert Jan Olsder. Volgens Olsder is de TU zich er wel degelijk van bewust dat Delft niet de snelste is en wordt er al sinds een jaar aan een beter promovendibeleid gewerkt. Wat verwacht je daarvan?

,,Als onderzoekers in Delft op drie dagen per week in plaats vantwee kunnen promoveren, en een promovendus maar twee of drie commissieleden hoeft te zoeken, scheelt dat al gauw een maand. Bovendien kan het drukken van het boekje afgeschaft worden. Nu moeten promovendi én een gedrukte én een elektronische versie van hun proefschrift inleveren. Het is veel goedkoper om enkele printen te maken en die ingebonden te versturen. Degenen die je proefschrift niet toegestuurd hebben gekregen en het toch willen lezen hoeven alleen maar in te loggen op de TU-website.

Door het drukken van proefschriften af te schaffen heb je geen tijdwinst in de zin dat je eerder kunt promoveren, maar het scheelt een hoop gedoe. Je moet de drukproeven immers lezen en corrigeren. Zijn de drukproeven goed, dan nog gaat het drukken regelmatig mis. Door al dat geregel kan een promovendus zich niet volledig concentreren op een nieuwe baan.”

Postdocs rennen uitgeput van de ene tijdelijke positie naar de volgende, maar vaste aanstellingen lijken nergens voorhanden. Op donderdag 16 oktober organiseert Promood een symposium dat ingaat op de vraag wat een doctor heeft aan zijn titel bij het zoeken naar passend werk. Hoe zit dat bij jou?

,,Als je in het onderzoek wilt blijven, is een doctorstitel vereist, maar daarbuiten weet ik het niet precies. Ik wil het graag horen. Na mijn promotie wil ik een baan vinden in de industrie of in de consultancy, ik heb al lang genoeg op universiteiten gezeten.

Ik wil altijd nieuwe dingen doen. Ik ben een ondernemend type. Mijn droom is om een eigen bedrijf op te richten. Iets met halfgeleiders, daar doe ik nu onderzoek naar. Het nadeel is dat de markt van de halfgeleiders nu in een dip zit. Daarom wil ik eerst in de industrie ervaring opdoen en dan zie ik wel wat ik tegenkom.”

Wat houdt je onderzoek precies in?

,,Ik werk aan halfgeleidende polymeren. Dat zijn lange moleculaire ketens met voornamelijk koolstof- en waterstofatomen. Het verschil met gewoon plastic is dat je dit geleidend kan maken. Met halfgeleidende polymeren kun je – vergeleken met silicium – heel goedkoop en makkelijk elektronica maken. Alleen kunnen het nooit zulke snelle elektronische schakelaars worden als de transistoren die nu in computerchips zitten. Maar voor trage toepassingen, zoals een beeldscherm of zonnecel, zijn deze halfgeleiders erg goed. Die polymeren zijn heel flexibel, in de toekomst kun je er bijvoorbeeld oprolbare beeldschermen van maken.”

Waarom ben je naar Nederland gekomen?

,,Tijdens mijn studie technische natuurkunde aan de Technische Universität Graz heb ik twee stages bij Philips in Klagenfurt in Oostenrijk gelopen. Ik vond daar het klimaat en de sfeer heel erg fijn. De mensen waren sociaal en de omgang was menselijk, niet zo hiërarchisch zoals in Oostenrijk vaak gebruikelijk is. Daar zegt een student tegen een professor u. In Nederland is alles je en jij.Typisch Nederlands en dat bevalt me goed.

In 1997 was ik drie maanden in Amsterdam waar ik apparatuur testte voor deeltjesdetectoren voor het Cern in Zwitserland. Dat was een geweldige tijd. In Amsterdam kan en mag alles, het is er zo liberaal. De combinatie Amsterdam en Philips is voor mij Nederland. Het is uiteindelijk Delft geworden omdat ik hier aan een project kon werken van de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) en Philips, dat aansloot bij mijn opleiding.”

Wat was het lastigste toen je naar Delft kwam?

,,Niets. Ik voel me geen buitenlander. Ik ben goed geïntegreerd. Dat komt omdat ik makkelijk contact leg, op het werk, maar ook in de kroeg en in de discotheek. Van mijn toenmalige Nederlandse vriendin leerde ik goed Nederlands, zij verbeterde telkens mijn spraak als ik iets verkeerds zei. Toch zijn mijn meeste vrienden hier buitenlanders, niet zo gek omdat er nu eenmaal veel buitenlandse promovendi zijn in Delft.

Maar nu ik er zo over denk… Het moeilijkst was het vinden van een huis. En dat ik als student in Oostenrijk groter en goedkoper woonde dan ik nu doe. Dat is niet zo gek, want daar is geen woningnood. Daarnaast is er een groot vrouwentekort in Delft. Dat geeft soms een agressieve sfeer in de kroegen. Dan is er één vrouw, waar tien mannen zo omheen staan dat je haar niet ziet. Daarom ga ik liever in Rotterdam of Den Haag stappen.”

Over een jaar hoop je te promoveren. Wat ga je daarna doen?

,,Ik ben bezig met een baan in Eindhoven bij Philips. Ook weer iets met halfgeleiders. Ik wilde ooit naar Californië. Daar heeft Arnold Schwarzenegger net de verkiezingen gewonnen. Wat het verwezenlijken van de American dream betreft is de in Graz geboren Schwarzenegger wel een voorbeeld voor mij. Toch weet ik niet of hij de goede gouverneur is voor Californië. Ik wil er niet meer heen: de staat heeft veel schulden, de economie zit in een crisis, de luchtkwaliteit is slecht en door de dreigingen van terreur is het land niet meer aantrekkelijk voor me.”

WIE IS GERALD DICKER?

Voordat de 29-jarige Gerald Dicker uit Oostenrijk naar de afdeling stralingschemie aan het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) in Delft kwam, moest hij eerst zijn dienstplicht vervullen. Hij koos voor een alternatieve dienstplicht en verzorgde als assistent-verpleger mensen die verlamd waren in een rehabilitatiecentrum. ,,Dat was hard werken. Lichamelijk omdat ik daarnaast afstudeerde en psychisch was het hard omdat mensen net na een ongeluk verlamd binnen kwamen.”

Na een jaar kon hij aan zijn promotieonderzoek beginnen. Het werd Nederland vanwege Philips. Tijdens zijn studie technische natuurkunde, die hij cum laude afsloot, liep hij er twee stages. De sfeer beviel zo goed, dat hij per se naar Nederland wilde.

Eenmaal daar viel de Delftse promotieceremonie hem rauw op zijn dak. Niet dat hij vindt dat het proefschrift moet wordenafgeschaft. Maar het drukken van het levenswerk van een promovendus is toch wel erg ouderwets, vindt Dicker.

Hij is gedreven en goed geïntegreerd, maar aan het vrouwentekort in Delft kan hij maar niet wennen. De Oostenrijkse Gerald Dicker kwam naar Nederland vanwege de gemoedelijke werksfeer. Sinds een maand is hij voorzitter van Promood. ,,Ik ben een ondernemend type.”

Je bent de nieuwe voorzitter van de promovendivereniging, maar zelf promoveer je pas over een jaar. Vanwaar die ambitie?

,,Ik vind het bureaucratische gedoe rond promoveren in Delft een beetje overdreven. Na het schrijven van het conceptproefschrift vier maanden wachten op de defensie ervan, terwijl aan de ETH Zürich een promovendus twee tot drie weken moet wachten. Zeker zes mensen zoeken die bereid zijn om in de verdedigingscommissie plaats te nemen, terwijl dat er aan de universiteit in Cambridge twee zijn. En intussen je drukproeven corrigeren voordat de drukker het boekje definitief afdrukt. Ik weet dat het sneller kan. Daarom ben ik afgelopen zomer naar het Promovendi Overleg Delft gestapt met de vraag of we daar niet wat aan kunnen doen. In je eentje kun je immers niet veel veranderen. Eenmaal bij Promood bleek dat ze een voorzitter nodig hadden. En dat leek me eigenlijk wel leuk. Maar officieel ben ik pas in februari voorzitter omdat dan de bestuurswissel plaatsvindt.”

Hoe heb je het probleem met Promood aangepakt?

,,Ik heb samen met andere bestuursleden van Promood een enquête opgesteld en verstuurd naar verschillende universiteiten in Nederland en in het buitenland. Van tien universiteiten, inclusief Delft, hebben we een reactie gehad. Wat bleek nou de meest vertraagde factor in Delft? Dat was de dag waarop een promovendus terecht kan in de Senaatzaal. Er is een wachtrij voor de verdediging! Als de aula bereid zou zijn een extra dag per week voor promoties te reserveren, zou dat een maand schelen en wacht een promovendi nog ‘maar’ drie maanden.”

Waarom ben je in Delft gaan promoveren als het zo veel tijd kost?

,,Ik wist niet van tevoren dat het zolang zou duren. Had ik het wel geweten, dan zou ik mijn promotiewerk er niet voor hebben laten schieten. Maar ik vind de wachttijd erg vervelend, want in die periode kun je niet naar huis, of aan een andere baan in het buitenland beginnen.”

Promood heeft het onderzoek aangeboden aan de vice-voorzitter van het college voor promoties, prof.dr. Geert Jan Olsder. Volgens Olsder is de TU zich er wel degelijk van bewust dat Delft niet de snelste is en wordt er al sinds een jaar aan een beter promovendibeleid gewerkt. Wat verwacht je daarvan?

,,Als onderzoekers in Delft op drie dagen per week in plaats vantwee kunnen promoveren, en een promovendus maar twee of drie commissieleden hoeft te zoeken, scheelt dat al gauw een maand. Bovendien kan het drukken van het boekje afgeschaft worden. Nu moeten promovendi én een gedrukte én een elektronische versie van hun proefschrift inleveren. Het is veel goedkoper om enkele printen te maken en die ingebonden te versturen. Degenen die je proefschrift niet toegestuurd hebben gekregen en het toch willen lezen hoeven alleen maar in te loggen op de TU-website.

Door het drukken van proefschriften af te schaffen heb je geen tijdwinst in de zin dat je eerder kunt promoveren, maar het scheelt een hoop gedoe. Je moet de drukproeven immers lezen en corrigeren. Zijn de drukproeven goed, dan nog gaat het drukken regelmatig mis. Door al dat geregel kan een promovendus zich niet volledig concentreren op een nieuwe baan.”

Postdocs rennen uitgeput van de ene tijdelijke positie naar de volgende, maar vaste aanstellingen lijken nergens voorhanden. Op donderdag 16 oktober organiseert Promood een symposium dat ingaat op de vraag wat een doctor heeft aan zijn titel bij het zoeken naar passend werk. Hoe zit dat bij jou?

,,Als je in het onderzoek wilt blijven, is een doctorstitel vereist, maar daarbuiten weet ik het niet precies. Ik wil het graag horen. Na mijn promotie wil ik een baan vinden in de industrie of in de consultancy, ik heb al lang genoeg op universiteiten gezeten.

Ik wil altijd nieuwe dingen doen. Ik ben een ondernemend type. Mijn droom is om een eigen bedrijf op te richten. Iets met halfgeleiders, daar doe ik nu onderzoek naar. Het nadeel is dat de markt van de halfgeleiders nu in een dip zit. Daarom wil ik eerst in de industrie ervaring opdoen en dan zie ik wel wat ik tegenkom.”

Wat houdt je onderzoek precies in?

,,Ik werk aan halfgeleidende polymeren. Dat zijn lange moleculaire ketens met voornamelijk koolstof- en waterstofatomen. Het verschil met gewoon plastic is dat je dit geleidend kan maken. Met halfgeleidende polymeren kun je – vergeleken met silicium – heel goedkoop en makkelijk elektronica maken. Alleen kunnen het nooit zulke snelle elektronische schakelaars worden als de transistoren die nu in computerchips zitten. Maar voor trage toepassingen, zoals een beeldscherm of zonnecel, zijn deze halfgeleiders erg goed. Die polymeren zijn heel flexibel, in de toekomst kun je er bijvoorbeeld oprolbare beeldschermen van maken.”

Waarom ben je naar Nederland gekomen?

,,Tijdens mijn studie technische natuurkunde aan de Technische Universität Graz heb ik twee stages bij Philips in Klagenfurt in Oostenrijk gelopen. Ik vond daar het klimaat en de sfeer heel erg fijn. De mensen waren sociaal en de omgang was menselijk, niet zo hiërarchisch zoals in Oostenrijk vaak gebruikelijk is. Daar zegt een student tegen een professor u. In Nederland is alles je en jij.Typisch Nederlands en dat bevalt me goed.

In 1997 was ik drie maanden in Amsterdam waar ik apparatuur testte voor deeltjesdetectoren voor het Cern in Zwitserland. Dat was een geweldige tijd. In Amsterdam kan en mag alles, het is er zo liberaal. De combinatie Amsterdam en Philips is voor mij Nederland. Het is uiteindelijk Delft geworden omdat ik hier aan een project kon werken van de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) en Philips, dat aansloot bij mijn opleiding.”

Wat was het lastigste toen je naar Delft kwam?

,,Niets. Ik voel me geen buitenlander. Ik ben goed geïntegreerd. Dat komt omdat ik makkelijk contact leg, op het werk, maar ook in de kroeg en in de discotheek. Van mijn toenmalige Nederlandse vriendin leerde ik goed Nederlands, zij verbeterde telkens mijn spraak als ik iets verkeerds zei. Toch zijn mijn meeste vrienden hier buitenlanders, niet zo gek omdat er nu eenmaal veel buitenlandse promovendi zijn in Delft.

Maar nu ik er zo over denk… Het moeilijkst was het vinden van een huis. En dat ik als student in Oostenrijk groter en goedkoper woonde dan ik nu doe. Dat is niet zo gek, want daar is geen woningnood. Daarnaast is er een groot vrouwentekort in Delft. Dat geeft soms een agressieve sfeer in de kroegen. Dan is er één vrouw, waar tien mannen zo omheen staan dat je haar niet ziet. Daarom ga ik liever in Rotterdam of Den Haag stappen.”

Over een jaar hoop je te promoveren. Wat ga je daarna doen?

,,Ik ben bezig met een baan in Eindhoven bij Philips. Ook weer iets met halfgeleiders. Ik wilde ooit naar Californië. Daar heeft Arnold Schwarzenegger net de verkiezingen gewonnen. Wat het verwezenlijken van de American dream betreft is de in Graz geboren Schwarzenegger wel een voorbeeld voor mij. Toch weet ik niet of hij de goede gouverneur is voor Californië. Ik wil er niet meer heen: de staat heeft veel schulden, de economie zit in een crisis, de luchtkwaliteit is slecht en door de dreigingen van terreur is het land niet meer aantrekkelijk voor me.”

WIE IS GERALD DICKER?

Voordat de 29-jarige Gerald Dicker uit Oostenrijk naar de afdeling stralingschemie aan het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) in Delft kwam, moest hij eerst zijn dienstplicht vervullen. Hij koos voor een alternatieve dienstplicht en verzorgde als assistent-verpleger mensen die verlamd waren in een rehabilitatiecentrum. ,,Dat was hard werken. Lichamelijk omdat ik daarnaast afstudeerde en psychisch was het hard omdat mensen net na een ongeluk verlamd binnen kwamen.”

Na een jaar kon hij aan zijn promotieonderzoek beginnen. Het werd Nederland vanwege Philips. Tijdens zijn studie technische natuurkunde, die hij cum laude afsloot, liep hij er twee stages. De sfeer beviel zo goed, dat hij per se naar Nederland wilde.

Eenmaal daar viel de Delftse promotieceremonie hem rauw op zijn dak. Niet dat hij vindt dat het proefschrift moet wordenafgeschaft. Maar het drukken van het levenswerk van een promovendus is toch wel erg ouderwets, vindt Dicker.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.