Vervoeren, werken en recreëren onder de grond is straks technisch mogelijk, maar voor de architectuur van dit ondergronds bouwen in nog nauwelijks aandacht. Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam wil dat veranderen. Helaas is de tentoonstelling
Vervoeren, werken en recreëren onder de grond is straks technisch mogelijk, maar voor de architectuur van dit ondergronds bouwen in nog nauwelijks aandacht. Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam wil dat veranderen. Helaas is de tentoonstelling Geotecture erg saai.
Zolang de mens bestaat, wroet hij in de aarde. Waarschijnlijk kenden de eerste mensen niet eens huizen. Ze woonden in grotten of in holen. Onder de grond was het niet te koud en niet te warm, en was je onzichtbaar voor de gevaarlijke buitenwereld.
Ook tegenwoordig wonen er nog mensen onder de grond. Sommige aboriginals in Australië doen het bijvoorbeeld en ook in het Verre Oosten is de holcultuur nog niet geheel verdwenen. Ondergronds wonen is daar vaak uit nood geboren. Bouwmaterialen zijn in sommige streken nogal schaars en de portemonnee is er nogal leeg.
De westerse mens heeft ondergronds wonen al eeuwen afgezworen. In Europa is zonlicht een schaars goed; als je onder de grond gaat wonen zie je het helemaal nooit meer. Sinds Berlage is daglicht ronduit heilig in West-Europa. In huizen ontbreekt een raam hooguit in het toilet.
Onderaards wonen doen Europeanen niet, maar voor andere functies gebruiken ze de aarde wel steeds vaker. Aan het eind van de vorige eeuw werden in Londen en Parijs de eerste metrotunnels geboord. Sindsdien verdwijnen wegen en spoorwegen steeds vaker onder de grond. En in zuidelijk Europa bestaan veel ondergrondse opslagplaatsen. Grote wijnkelders bijvoorbeeld, waar zomerse hitte nooit doordringt.
1 Het winnende ontwerp in de categorie professionele bureaus
Stookkosten
Als er één land is waaraan het ondergrondse bouwen tot nog toe goeddeels voorbij gegaan is, dan is het Nederland. Metrolijnen zijn hier schaars. Die paar lijntjes in Amsterdam en Rotterdam lopen ook nog eens grotendeels boven de grond. Voor zijn bovengrondse instelling komt de Hollander altijd weer met hetzelfde argument: de kleibodem is veel te slap om erin te boren of te bouwen.
Toch staat ondergronds bouwen in Nederland de laatste jaren volop in de belangstelling. Kranten en tijdschriften wijden er regelmatig een fors artikel aan, er is een Centrum voor Ondergronds Bouwen (COB) opgericht en ook de subfaculteit Civiele Techniek van de TU Delft heeft tegenwoordig een groep ondergrondse specialisten. Klimatologisch is ondergronds bouwen hier niet echt nodig; ruimtebesparing is het argument voor ondergronds activiteiten in het overvolle Nederland.
Bouwsels onder het aardoppervlak hebben meer voordelen dan alleen gematigde temperaturen en ruimtebesparing. Ze kunnen ook goed geluid isoleren bijvoorbeeld. Om die reden ligt het pompgebouw van de vluchtsimulator Simona bij Lucht- en Ruimtevaart verzonken in de aarde. Ondergrondse gebouwen zijn sowieso goed geïsoleerd, waardoor ook de stookkosten laagzijn. Een ander voordeel dat in Nederland erg belangrijk wordt gevonden: door ondergronds te bouwen laat je het landschap boven intact. Om die reden wil het kabinet een deel van de hogesnelheidslijn ondergronds aanleggen.
Maar er zijn ook nadelen. Ondergronds bouwen is een stuk duurder dan bovengronds. En het belangrijkste bezwaar: onder het aardoppervlak is er geen daglicht. Onder de grond zal het kunstlicht permanent moeten branden en daar houden de meeste mensen niet zo van.
Daarom verwachten deskundigen dat ondergronds bouwen zich de komende jaren voornamelijk beperkt tot ruimtes waar mensen niet de gehele dag verkeren. Ondergrondse woningen en kantoren zijn daarom onwaarschijnlijk. Opslagruimtes, infrastructurele werken en ook winkelcentra verplaatsen zich de komende tijd steeds meer naar beneden. Een uur of twee zonder zonlicht, dat houdt de klant wel vol. Al blijft het natuurlijk de vraag of ondergrondse winkelcentra bij stralend weer veel mensen trekken.
2 Wegen en spoorwegen verdwijnen steeds vaker onder de grond
Cauberg
Bespiegelingen en voorspellingen over ondergronds bouwen zijn er te over. Daarbij gaat het met name over technische, economische en psychologische vraagstukken. Voor de architectuur van ondergrondse ruimten is er maar weinig aandacht. Architecten weten niet zo goed wat ze ermee aanmoeten. Het vereist een heel andere manier van denken: de vormgeving van iets wat je uitgraaft in plaats van opbouwt.
Vorig jaar werd er daarom een internationale ontwerpprijsvraag uitgeschreven: Atlantis 2000. Deelnemers moesten een nieuwe inrichting ontwerpen voor het ondergrondse gangencomplex bij het Zuid-Limburgse Valkenburg. De belangstelling was overweldigend. Er kwamen maar liefst 75 inzendingen binnen uit twintig verschillende landen, zowel van architectenbureaus als van architectuurstudenten. De winnende ontwerpen zijn nu te zien in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam.
Het gebied waarvoor de ontwerpen zijn gemaakt, is niet bepaald Nederlands. Het onderaardse labyrint in de Cauberg is ontstaan doordat er al tweeduizend jaar mergel wordt gewonnen. Dat mergel winnen ging heel simpel: je hakte gewoon een pad in de berg. Dat leverde in de loop der eeuwen een gangenstelsel op van bij elkaar 250 kilometer lang.
Deelnemers aan de ontwerpwedstrijd moesten een plan maken voor de ontwikkeling van een deel van dit gangenstelsel. Ze moesten dit laten aansluiten op Valkenburg. Deze stad ligt namelijk vlak naast de poreuze Cauberg en kampt met ruimtegebrek. De deelnemers hoefden zich niet te beperken tot de bestaande gangetjes, ze mochten er best het een en ander bij hakken.
De wedstrijd leverde tamelijk fantastische ontwerpen op. Van het taboe op ondergronds wonen trokken de meeste deelnemers zich weinig aan.
Het meest tot de verbeelding spreekt het winnende ontwerp bij de professionele architecten, de Amsterdammers Bossers, Van Oyem en Van Biemen. In dit plan wordt de Cauberg doorsneden door twee lange assen, kort gezegd een cultuur- en een natuurtunnel. Het cultuurgedeelte, dat naadloos aansluit ophet centrum van Valkenburg, bevat onder meer een historisch museum.
Opmerkelijker is de natuurbuis, met daarin hangende tuinen, watervallen en een stadspark. Het ontwerp is prachtig, maar is er wel genoeg licht voor? Hier en daar valt van boven wel wat zonlicht naar binnen, maar verder moet de vegetatie het hebben van kunstlicht.
Cliché
Voor de studentdeelnemers aan de ontwerpwedstrijd is er een apart klassement. De twee Oostenrijkse winnaars stoppen niet alleen de natuur onder de grond, maar ook de mens. Zij plannen een luxe hotel in de ingewanden van de Cauberg. Alles is aanwezig: een goed restaurant en zelfs een fitness-centrum. Maar het uitzicht vanuit de hotelkamers? De buurman.
Andere studenten maken van de Cauberg liever een ondergronds kunstenaarshol. Hun galerietjes en woningen bevinden zich langs een lange weg dwars door de berg. Weer een ander ontwerp tovert de Cauberg om tot een soort onderaards Disney-pretpark met de toepasselijke naam Hades.
Interessant is ook het ontwerp waarin de rivier De Geul een aftakking krijgt dwars door de berg. Toeristen kunnen waterfietsen huren in de stad en vervolgens hun weg zoeken door de ondergrondse grotten. Ondergronds wonen is er in dit plan niet bij, daarom is het misschien het meest realistische. Wordt het gerealiseerd, dan zal Valkenburg de jaarlijkse toeristenstroom van bijna een miljoen mensen waarschijnlijk nog zien toenemen.
De wedstrijd heeft ondergronds bouwen bij architecten zeker op de agenda geplaatst. Toch is de tentoonstelling in het NAi geen aanrader. Die stelt namelijk weinig voor. Slechts de acht winnende ontwerpen zijn te bekijken. En bekijken is een groot woord. Dé manier om een architectonisch ontwerp te presenteren is normaal gesproken een maquette, maar bij een ondergronds gebouw is zo’n maquette een ondoenlijke zaak. In het NAi hangen daarom alleen onduidelijke ontwerptekeningen, aangevuld met beschrijvingen.
En beschrijvingen van architecten, die moet je doorgaans drie maal lezen voordat je er iets van begrijpt. De tentoonstelling in het NAi bevestigt een cliché: architecten kunnen niet schrijven.
Speciaal voor de tentoonstelling Geotecture naar Rotterdam afreizen, zou daarom zonde van de tijd zijn. Maar gelukkig biedt het NAi meer van dergelijke mini-presentaties zoals het ontwerp van Francine Houben voor de entree van het Openluchtmuseum in Arnhem. Of het overzicht in woord en beeld van tweehonderd jaar Nederlandse architectuur. Geen van de tentoonstellingen is echt de moeite waard, maar alle tezamen zijn ze net voldoende reden om eens op een regenachtige zondagmiddag bij het NAi binnen te stappen.
,
Vervoeren, werken en recreëren onder de grond is straks technisch mogelijk, maar voor de architectuur van dit ondergronds bouwen in nog nauwelijks aandacht. Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam wil dat veranderen. Helaas is de tentoonstelling Geotecture erg saai.
Zolang de mens bestaat, wroet hij in de aarde. Waarschijnlijk kenden de eerste mensen niet eens huizen. Ze woonden in grotten of in holen. Onder de grond was het niet te koud en niet te warm, en was je onzichtbaar voor de gevaarlijke buitenwereld.
Ook tegenwoordig wonen er nog mensen onder de grond. Sommige aboriginals in Australië doen het bijvoorbeeld en ook in het Verre Oosten is de holcultuur nog niet geheel verdwenen. Ondergronds wonen is daar vaak uit nood geboren. Bouwmaterialen zijn in sommige streken nogal schaars en de portemonnee is er nogal leeg.
De westerse mens heeft ondergronds wonen al eeuwen afgezworen. In Europa is zonlicht een schaars goed; als je onder de grond gaat wonen zie je het helemaal nooit meer. Sinds Berlage is daglicht ronduit heilig in West-Europa. In huizen ontbreekt een raam hooguit in het toilet.
Onderaards wonen doen Europeanen niet, maar voor andere functies gebruiken ze de aarde wel steeds vaker. Aan het eind van de vorige eeuw werden in Londen en Parijs de eerste metrotunnels geboord. Sindsdien verdwijnen wegen en spoorwegen steeds vaker onder de grond. En in zuidelijk Europa bestaan veel ondergrondse opslagplaatsen. Grote wijnkelders bijvoorbeeld, waar zomerse hitte nooit doordringt.
1 Het winnende ontwerp in de categorie professionele bureaus
Stookkosten
Als er één land is waaraan het ondergrondse bouwen tot nog toe goeddeels voorbij gegaan is, dan is het Nederland. Metrolijnen zijn hier schaars. Die paar lijntjes in Amsterdam en Rotterdam lopen ook nog eens grotendeels boven de grond. Voor zijn bovengrondse instelling komt de Hollander altijd weer met hetzelfde argument: de kleibodem is veel te slap om erin te boren of te bouwen.
Toch staat ondergronds bouwen in Nederland de laatste jaren volop in de belangstelling. Kranten en tijdschriften wijden er regelmatig een fors artikel aan, er is een Centrum voor Ondergronds Bouwen (COB) opgericht en ook de subfaculteit Civiele Techniek van de TU Delft heeft tegenwoordig een groep ondergrondse specialisten. Klimatologisch is ondergronds bouwen hier niet echt nodig; ruimtebesparing is het argument voor ondergronds activiteiten in het overvolle Nederland.
Bouwsels onder het aardoppervlak hebben meer voordelen dan alleen gematigde temperaturen en ruimtebesparing. Ze kunnen ook goed geluid isoleren bijvoorbeeld. Om die reden ligt het pompgebouw van de vluchtsimulator Simona bij Lucht- en Ruimtevaart verzonken in de aarde. Ondergrondse gebouwen zijn sowieso goed geïsoleerd, waardoor ook de stookkosten laagzijn. Een ander voordeel dat in Nederland erg belangrijk wordt gevonden: door ondergronds te bouwen laat je het landschap boven intact. Om die reden wil het kabinet een deel van de hogesnelheidslijn ondergronds aanleggen.
Maar er zijn ook nadelen. Ondergronds bouwen is een stuk duurder dan bovengronds. En het belangrijkste bezwaar: onder het aardoppervlak is er geen daglicht. Onder de grond zal het kunstlicht permanent moeten branden en daar houden de meeste mensen niet zo van.
Daarom verwachten deskundigen dat ondergronds bouwen zich de komende jaren voornamelijk beperkt tot ruimtes waar mensen niet de gehele dag verkeren. Ondergrondse woningen en kantoren zijn daarom onwaarschijnlijk. Opslagruimtes, infrastructurele werken en ook winkelcentra verplaatsen zich de komende tijd steeds meer naar beneden. Een uur of twee zonder zonlicht, dat houdt de klant wel vol. Al blijft het natuurlijk de vraag of ondergrondse winkelcentra bij stralend weer veel mensen trekken.
2 Wegen en spoorwegen verdwijnen steeds vaker onder de grond
Cauberg
Bespiegelingen en voorspellingen over ondergronds bouwen zijn er te over. Daarbij gaat het met name over technische, economische en psychologische vraagstukken. Voor de architectuur van ondergrondse ruimten is er maar weinig aandacht. Architecten weten niet zo goed wat ze ermee aanmoeten. Het vereist een heel andere manier van denken: de vormgeving van iets wat je uitgraaft in plaats van opbouwt.
Vorig jaar werd er daarom een internationale ontwerpprijsvraag uitgeschreven: Atlantis 2000. Deelnemers moesten een nieuwe inrichting ontwerpen voor het ondergrondse gangencomplex bij het Zuid-Limburgse Valkenburg. De belangstelling was overweldigend. Er kwamen maar liefst 75 inzendingen binnen uit twintig verschillende landen, zowel van architectenbureaus als van architectuurstudenten. De winnende ontwerpen zijn nu te zien in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam.
Het gebied waarvoor de ontwerpen zijn gemaakt, is niet bepaald Nederlands. Het onderaardse labyrint in de Cauberg is ontstaan doordat er al tweeduizend jaar mergel wordt gewonnen. Dat mergel winnen ging heel simpel: je hakte gewoon een pad in de berg. Dat leverde in de loop der eeuwen een gangenstelsel op van bij elkaar 250 kilometer lang.
Deelnemers aan de ontwerpwedstrijd moesten een plan maken voor de ontwikkeling van een deel van dit gangenstelsel. Ze moesten dit laten aansluiten op Valkenburg. Deze stad ligt namelijk vlak naast de poreuze Cauberg en kampt met ruimtegebrek. De deelnemers hoefden zich niet te beperken tot de bestaande gangetjes, ze mochten er best het een en ander bij hakken.
De wedstrijd leverde tamelijk fantastische ontwerpen op. Van het taboe op ondergronds wonen trokken de meeste deelnemers zich weinig aan.
Het meest tot de verbeelding spreekt het winnende ontwerp bij de professionele architecten, de Amsterdammers Bossers, Van Oyem en Van Biemen. In dit plan wordt de Cauberg doorsneden door twee lange assen, kort gezegd een cultuur- en een natuurtunnel. Het cultuurgedeelte, dat naadloos aansluit ophet centrum van Valkenburg, bevat onder meer een historisch museum.
Opmerkelijker is de natuurbuis, met daarin hangende tuinen, watervallen en een stadspark. Het ontwerp is prachtig, maar is er wel genoeg licht voor? Hier en daar valt van boven wel wat zonlicht naar binnen, maar verder moet de vegetatie het hebben van kunstlicht.
Cliché
Voor de studentdeelnemers aan de ontwerpwedstrijd is er een apart klassement. De twee Oostenrijkse winnaars stoppen niet alleen de natuur onder de grond, maar ook de mens. Zij plannen een luxe hotel in de ingewanden van de Cauberg. Alles is aanwezig: een goed restaurant en zelfs een fitness-centrum. Maar het uitzicht vanuit de hotelkamers? De buurman.
Andere studenten maken van de Cauberg liever een ondergronds kunstenaarshol. Hun galerietjes en woningen bevinden zich langs een lange weg dwars door de berg. Weer een ander ontwerp tovert de Cauberg om tot een soort onderaards Disney-pretpark met de toepasselijke naam Hades.
Interessant is ook het ontwerp waarin de rivier De Geul een aftakking krijgt dwars door de berg. Toeristen kunnen waterfietsen huren in de stad en vervolgens hun weg zoeken door de ondergrondse grotten. Ondergronds wonen is er in dit plan niet bij, daarom is het misschien het meest realistische. Wordt het gerealiseerd, dan zal Valkenburg de jaarlijkse toeristenstroom van bijna een miljoen mensen waarschijnlijk nog zien toenemen.
De wedstrijd heeft ondergronds bouwen bij architecten zeker op de agenda geplaatst. Toch is de tentoonstelling in het NAi geen aanrader. Die stelt namelijk weinig voor. Slechts de acht winnende ontwerpen zijn te bekijken. En bekijken is een groot woord. Dé manier om een architectonisch ontwerp te presenteren is normaal gesproken een maquette, maar bij een ondergronds gebouw is zo’n maquette een ondoenlijke zaak. In het NAi hangen daarom alleen onduidelijke ontwerptekeningen, aangevuld met beschrijvingen.
En beschrijvingen van architecten, die moet je doorgaans drie maal lezen voordat je er iets van begrijpt. De tentoonstelling in het NAi bevestigt een cliché: architecten kunnen niet schrijven.
Speciaal voor de tentoonstelling Geotecture naar Rotterdam afreizen, zou daarom zonde van de tijd zijn. Maar gelukkig biedt het NAi meer van dergelijke mini-presentaties zoals het ontwerp van Francine Houben voor de entree van het Openluchtmuseum in Arnhem. Of het overzicht in woord en beeld van tweehonderd jaar Nederlandse architectuur. Geen van de tentoonstellingen is echt de moeite waard, maar alle tezamen zijn ze net voldoende reden om eens op een regenachtige zondagmiddag bij het NAi binnen te stappen.
Vervoeren, werken en recreëren onder de grond is straks technisch mogelijk, maar voor de architectuur van dit ondergronds bouwen in nog nauwelijks aandacht. Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam wil dat veranderen. Helaas is de tentoonstelling Geotecture erg saai.
Zolang de mens bestaat, wroet hij in de aarde. Waarschijnlijk kenden de eerste mensen niet eens huizen. Ze woonden in grotten of in holen. Onder de grond was het niet te koud en niet te warm, en was je onzichtbaar voor de gevaarlijke buitenwereld.
Ook tegenwoordig wonen er nog mensen onder de grond. Sommige aboriginals in Australië doen het bijvoorbeeld en ook in het Verre Oosten is de holcultuur nog niet geheel verdwenen. Ondergronds wonen is daar vaak uit nood geboren. Bouwmaterialen zijn in sommige streken nogal schaars en de portemonnee is er nogal leeg.
De westerse mens heeft ondergronds wonen al eeuwen afgezworen. In Europa is zonlicht een schaars goed; als je onder de grond gaat wonen zie je het helemaal nooit meer. Sinds Berlage is daglicht ronduit heilig in West-Europa. In huizen ontbreekt een raam hooguit in het toilet.
Onderaards wonen doen Europeanen niet, maar voor andere functies gebruiken ze de aarde wel steeds vaker. Aan het eind van de vorige eeuw werden in Londen en Parijs de eerste metrotunnels geboord. Sindsdien verdwijnen wegen en spoorwegen steeds vaker onder de grond. En in zuidelijk Europa bestaan veel ondergrondse opslagplaatsen. Grote wijnkelders bijvoorbeeld, waar zomerse hitte nooit doordringt.
1 Het winnende ontwerp in de categorie professionele bureaus
Stookkosten
Als er één land is waaraan het ondergrondse bouwen tot nog toe goeddeels voorbij gegaan is, dan is het Nederland. Metrolijnen zijn hier schaars. Die paar lijntjes in Amsterdam en Rotterdam lopen ook nog eens grotendeels boven de grond. Voor zijn bovengrondse instelling komt de Hollander altijd weer met hetzelfde argument: de kleibodem is veel te slap om erin te boren of te bouwen.
Toch staat ondergronds bouwen in Nederland de laatste jaren volop in de belangstelling. Kranten en tijdschriften wijden er regelmatig een fors artikel aan, er is een Centrum voor Ondergronds Bouwen (COB) opgericht en ook de subfaculteit Civiele Techniek van de TU Delft heeft tegenwoordig een groep ondergrondse specialisten. Klimatologisch is ondergronds bouwen hier niet echt nodig; ruimtebesparing is het argument voor ondergronds activiteiten in het overvolle Nederland.
Bouwsels onder het aardoppervlak hebben meer voordelen dan alleen gematigde temperaturen en ruimtebesparing. Ze kunnen ook goed geluid isoleren bijvoorbeeld. Om die reden ligt het pompgebouw van de vluchtsimulator Simona bij Lucht- en Ruimtevaart verzonken in de aarde. Ondergrondse gebouwen zijn sowieso goed geïsoleerd, waardoor ook de stookkosten laagzijn. Een ander voordeel dat in Nederland erg belangrijk wordt gevonden: door ondergronds te bouwen laat je het landschap boven intact. Om die reden wil het kabinet een deel van de hogesnelheidslijn ondergronds aanleggen.
Maar er zijn ook nadelen. Ondergronds bouwen is een stuk duurder dan bovengronds. En het belangrijkste bezwaar: onder het aardoppervlak is er geen daglicht. Onder de grond zal het kunstlicht permanent moeten branden en daar houden de meeste mensen niet zo van.
Daarom verwachten deskundigen dat ondergronds bouwen zich de komende jaren voornamelijk beperkt tot ruimtes waar mensen niet de gehele dag verkeren. Ondergrondse woningen en kantoren zijn daarom onwaarschijnlijk. Opslagruimtes, infrastructurele werken en ook winkelcentra verplaatsen zich de komende tijd steeds meer naar beneden. Een uur of twee zonder zonlicht, dat houdt de klant wel vol. Al blijft het natuurlijk de vraag of ondergrondse winkelcentra bij stralend weer veel mensen trekken.
2 Wegen en spoorwegen verdwijnen steeds vaker onder de grond
Cauberg
Bespiegelingen en voorspellingen over ondergronds bouwen zijn er te over. Daarbij gaat het met name over technische, economische en psychologische vraagstukken. Voor de architectuur van ondergrondse ruimten is er maar weinig aandacht. Architecten weten niet zo goed wat ze ermee aanmoeten. Het vereist een heel andere manier van denken: de vormgeving van iets wat je uitgraaft in plaats van opbouwt.
Vorig jaar werd er daarom een internationale ontwerpprijsvraag uitgeschreven: Atlantis 2000. Deelnemers moesten een nieuwe inrichting ontwerpen voor het ondergrondse gangencomplex bij het Zuid-Limburgse Valkenburg. De belangstelling was overweldigend. Er kwamen maar liefst 75 inzendingen binnen uit twintig verschillende landen, zowel van architectenbureaus als van architectuurstudenten. De winnende ontwerpen zijn nu te zien in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam.
Het gebied waarvoor de ontwerpen zijn gemaakt, is niet bepaald Nederlands. Het onderaardse labyrint in de Cauberg is ontstaan doordat er al tweeduizend jaar mergel wordt gewonnen. Dat mergel winnen ging heel simpel: je hakte gewoon een pad in de berg. Dat leverde in de loop der eeuwen een gangenstelsel op van bij elkaar 250 kilometer lang.
Deelnemers aan de ontwerpwedstrijd moesten een plan maken voor de ontwikkeling van een deel van dit gangenstelsel. Ze moesten dit laten aansluiten op Valkenburg. Deze stad ligt namelijk vlak naast de poreuze Cauberg en kampt met ruimtegebrek. De deelnemers hoefden zich niet te beperken tot de bestaande gangetjes, ze mochten er best het een en ander bij hakken.
De wedstrijd leverde tamelijk fantastische ontwerpen op. Van het taboe op ondergronds wonen trokken de meeste deelnemers zich weinig aan.
Het meest tot de verbeelding spreekt het winnende ontwerp bij de professionele architecten, de Amsterdammers Bossers, Van Oyem en Van Biemen. In dit plan wordt de Cauberg doorsneden door twee lange assen, kort gezegd een cultuur- en een natuurtunnel. Het cultuurgedeelte, dat naadloos aansluit ophet centrum van Valkenburg, bevat onder meer een historisch museum.
Opmerkelijker is de natuurbuis, met daarin hangende tuinen, watervallen en een stadspark. Het ontwerp is prachtig, maar is er wel genoeg licht voor? Hier en daar valt van boven wel wat zonlicht naar binnen, maar verder moet de vegetatie het hebben van kunstlicht.
Cliché
Voor de studentdeelnemers aan de ontwerpwedstrijd is er een apart klassement. De twee Oostenrijkse winnaars stoppen niet alleen de natuur onder de grond, maar ook de mens. Zij plannen een luxe hotel in de ingewanden van de Cauberg. Alles is aanwezig: een goed restaurant en zelfs een fitness-centrum. Maar het uitzicht vanuit de hotelkamers? De buurman.
Andere studenten maken van de Cauberg liever een ondergronds kunstenaarshol. Hun galerietjes en woningen bevinden zich langs een lange weg dwars door de berg. Weer een ander ontwerp tovert de Cauberg om tot een soort onderaards Disney-pretpark met de toepasselijke naam Hades.
Interessant is ook het ontwerp waarin de rivier De Geul een aftakking krijgt dwars door de berg. Toeristen kunnen waterfietsen huren in de stad en vervolgens hun weg zoeken door de ondergrondse grotten. Ondergronds wonen is er in dit plan niet bij, daarom is het misschien het meest realistische. Wordt het gerealiseerd, dan zal Valkenburg de jaarlijkse toeristenstroom van bijna een miljoen mensen waarschijnlijk nog zien toenemen.
De wedstrijd heeft ondergronds bouwen bij architecten zeker op de agenda geplaatst. Toch is de tentoonstelling in het NAi geen aanrader. Die stelt namelijk weinig voor. Slechts de acht winnende ontwerpen zijn te bekijken. En bekijken is een groot woord. Dé manier om een architectonisch ontwerp te presenteren is normaal gesproken een maquette, maar bij een ondergronds gebouw is zo’n maquette een ondoenlijke zaak. In het NAi hangen daarom alleen onduidelijke ontwerptekeningen, aangevuld met beschrijvingen.
En beschrijvingen van architecten, die moet je doorgaans drie maal lezen voordat je er iets van begrijpt. De tentoonstelling in het NAi bevestigt een cliché: architecten kunnen niet schrijven.
Speciaal voor de tentoonstelling Geotecture naar Rotterdam afreizen, zou daarom zonde van de tijd zijn. Maar gelukkig biedt het NAi meer van dergelijke mini-presentaties zoals het ontwerp van Francine Houben voor de entree van het Openluchtmuseum in Arnhem. Of het overzicht in woord en beeld van tweehonderd jaar Nederlandse architectuur. Geen van de tentoonstellingen is echt de moeite waard, maar alle tezamen zijn ze net voldoende reden om eens op een regenachtige zondagmiddag bij het NAi binnen te stappen.
Comments are closed.