Campus

Architectuur als een eeuwig carnaval

Kort geleden stelde prof.ir. Umberto Barbieri (59) voor om foto’s van Aldo van Eyck, Jaap Bakema en Herman Hertzberger te verwijderen uit één van de gangen van Bouwkunde.

Hij ziet liever een mooie tekening aan de wand hangen dan een Hall of Fame. ,,Dat is toch pure heimwee.”

Zie ik hier een splinternieuw stripboek op tafel liggen?

,,Stripboeken vind ik buitengewoon leuk. Ik heb een grote collectie thuis en ik volg op de voet wat nieuw verschijnt.”

U bent vermoedelijk de enige hoogleraar die stripboeken leest.

,,De lichtheid van strips functioneert tussen de diepgang die andere literatuur biedt. Wat mij interesseert in strips is hoe de lezer wordt begeleid naar een fantasie, maar tegelijkertijd via een navelstreng blijft verbonden met het bekende. Je kunt iemand niet zomaar droppen in een fantasie, daarvoor is een sterk scenario nodig. Afgelopen vrijdag heb ik ‘Kill Bill’ van Quentin Tarantino gezien. Prachtig, hoe allerlei culturele fragmenten met filmisch vermogen worden vermengd tot een samenhangende vertelling in hoofdstukken.”

Kort geleden stelde u voor om foto’s van Jaap Bakema, Aldo van Eyck en Herman Hertzberger uit de gang naast uw kamerdeur te verwijderen. Daarmee schopte u tegen een paar schenen.

,,Die boosheid heeft mij verbaasd. Het was een onschuldig voorstel de gang te gebruiken voor het afficheren van onze huidige activiteiten, voor het tonen van studentenplannen. Het werd opgevat als een symbolische daad waarin ik afrekende met de geschiedenis. Ik heb juist veel respect voor dit trio, Bakema was zelfs mijn afstudeermentor.”

Wat vindt u eigenlijk van Bakema’s gebouwen in de TU-wijk: Civiele Techniek en Bouwkunde?

,,Ik was met Aldo Rossi op een campus en vroeg hem waar de faculteit Architectuur stond. ‘Simpel’, zei Aldo. ‘Dat is het lelijkste gebouw.’ In Delft is dat ook zo. Civiele Techniek vind ik nog best een intelligent gebouw, maar Bouwkunde? De verticale verplaatsing is een drama en het is een star gebouw, ongeschikt voor aanpassingen. Dat geldt trouwens voor de meeste moderne gebouwen. Zou je het Rietveld-Schröder-huis kunnen verbouwen? Nee, het is een object. Of neem de Van Nelle-fabriek, geschikt voor koffie, maar met die kleine ontwerpkantoortjes is het een drama.”

Otto Das, die ooit de foto’s aan de wand hing, vraagt zich af of het niet tijd is voor een Hall of Fame zoals veel buitenlandse universiteiten bezitten.

,,Toen het gedonder begon was ik in gesprek met een aantal studenten van studievereniging Stylos. Die konden mij niet vertellen wie de mensen op de foto’s waren. Als betrokken studenten die gezichten niet kunnen koppelen aan de bijbehorende naam, wat is zo’n foto dan nog waard? Dat is toch pure heimwee. Bovendien heb ik het niet zo op persoonlijkheidsverering, ik zie liever een mooie tekening aan de wand.”

Is die persoonlijkheidsverering niet onontkoombaar? Vorige week verscheen Rem Koolhaas in alle televisiejournaals als een soort popster met een nieuw album, compleet met zonnebril à la Bono.

,,Rem is gedoemd op die wijze op te treden. Ik heb zo’n ontwikkeling van dichtbij meegemaakt met Aldo Rossi. Die werd eerst bekend in Lombardije, toen in Italië en Zwitserland en uiteindelijk wereldwijd. Op een bepaald moment gaat het niet meer om de architectuur maar om de persoon zelf. Ook bij nieuwe gebouwen gaat het er nauwelijks meer om wat het is, het is nieuws omdat het er is. Probleem is wanneer architecten daarnaar bouwen. Je komt niet vanzelfsprekend in de krant met een goed gebouw, maar wel als je het dak onder de grond stopt ende funderingspalen de lucht in laat steken.”

U bent zelf ook nog eens op televisie te zien geweest.

,,Het werd van de buis gehaald, te saai.”

Later zag u hoe het ook kan: Cees Dam en zijn Teleac-reeks.

,,Tja, ik ken Cees Dam goed, hij is een beetje een personality freak. Nadeel van zijn optredens is dat je op een gegeven moment al zijn uitspraken maar met een korreltje zout neemt. Hij is trouwens niet de eerste, hoor. Ook Aldo van Eyck was van de krasse uitspraken. Die was in staat via beledigingen de aandacht te trekken. Carel Weeber heeft op magnifieke wijze cabaret toegepast: dan weer ironisch en spottend, dan weer serieus. Als een soort hartslagcurve. Een Nederlandse eigenschap. Tijdens de eerste cabaretvoorstellingen die ik in Nederland zag wist ik niet wat me overkwam. Zoals Freek de Jonge hier ooit in de aula stond en het publiek uitschold% iedereen lachte erom!”

Bent u niet bang dat uw eigen boodschap niet overkomt wanneer u deze niet hard van de daken schreeuwt?

,,Ik zeg liever iets zinnigs dan iets vreemds om aandacht te trekken. De boodschap breng ik op een andere manier. Ik kom uit een familie van docenten. Mijn vader was hoogleraar Grieks en Latijn, heel saai. Mijn oom was hoogleraar kunstgeschiedenis, ook al saai. Wat ik heb geleerd is subtiel aan te sluiten bij studenten. Ik begin met Koolhaas en buig dat om in vakmatige diepgang. Ik vind mijn belangrijkste taak links te leggen naar het verleden in plaats van het vak te ontwrichten met alleen maar nieuwe plaatjes.”

Toch konden studenten de beroemde hoofden op de foto’s in uw gang niet aan de bijbehorende namen koppelen.

,,Ja, het lijkt wel een computer, één druk op de knop en zoef% weg uit het geheugen.”

Daalt het niveau van de studenten?

,,Weet ik niet, ik zie wel verschillen in vooropleiding. Vwo’ers stellen goede vragen, maar durven vaak niet de architectonische tools in te zetten. Hts’ers doen dat beter, maar zijn vaak niet in staat een thema te stellen. Ik vind het een dankbare taak te sleutelen aan die beide groepen. Wel frustreert het wanneer studenten afwachtend achterover leunen, ze mogen best initiatief tonen. Aan de andere kant zie ik dat studenten voortdurend moeten rennen. Van toets naar tentamen, van nieuw boek naar nieuw tijdschrift, zonder tijd om dingen te kunnen laten bezinken. Het leven is als een elastiekje. Het kan onder spanning staan, maar niet altijd.”

Een deel van dat rennen wordt toch ook veroorzaakt door de chaotische staat van het onderwijs.

,,Het zou goed zijn als we bestuurlijk een pas op de plaats maken. Sinds de jaren negentig rushen we van vernieuwing naar vernieuwing, een soort permanente revolutie. Het is nu tijd voor reflectie. De hakbijl moet worden verruild voor een scalpel waarmee heel subtiel aanpassingen worden verricht. Anders wordt verandering nog een doel op zich. Dat zou dramatisch zijn, want dat ruikt naar management; een manager moet permanent veranderingen doorvoeren anders maakt hij zichzelf overbodig.”

Heeft u zelf het gevoel dat u moet rennen?

,,Ik kan mij helaas niet terugtrekken met een goed boek. Als academicus moet je tegenwoordig allerlei kwaliteiten hebben. Van onderzoeker tot docent en manager. Daardoor blijven sommige dingen helaas een beetje aan de oppervlakte.”

Hoe staat het volgens u met de geschiedeniskennis van architecten? U maakt deel uit van het hoofdbestuur van de Bond van Nederlandse Architecten en hebt in welstandscommissies gezeten voor de Amsterdamse binnenstad.

,,In de Haarlemmerstraat wilde de gemeente Amsterdam aansluiten bij de historische omgeving. Wie bellen ze op? Bob van Reeth, Hans Kollhof en Giorgio Grassi. Nederlandse architecten hebben de historie uit het oog verloren. Ik kom uit een cultuur waarin veel waarde wordt gehecht aan traditie en de link naar het verleden. Inmiddels lijkt iedereen alleen nog op zoek naar iets nieuws, iets anders. Mensen ervaren tradities en geschiedenis als ballast in plaats van als springplank. Waaraan meet je dan nog kwaliteit af? Wanneer je geen kritische houding hebt tot de geschiedenis ben je gedoemd te vervallen in nostalgie, losgescheurd van iedere betekenis.”

Een voorbeeld?

,,Almere. Niets meer dan een paar muren schuin zetten en een fris kleurtje. Bovendien zie je daar het Nederlandse streven alles Jan Modaal te maken: iedereen krijgt dezelfde verschillen. Ik zie ook verval in toegepaste materialen. Veel glas en sandwichpanelen, want die schroef je er zo weer uit.”

Dat kan toch ook als demontabel bouwen worden opgevat?

,,Het is aardig wanneer een aantal dingen veranderbaar is. Maar veranderbaarheid krijgt pas waarde binnen een sterke consistentie. Wat te doen als alles tijdelijk is? Dan wordt alles retro. Dan wordt architectuur een voortdurende vermomming, een eeuwig carnaval. En dat vind ik van een ondraaglijke lichtheid.”

WIE IS UMBERTO BARBIERI?

Eind jaren zestig verruilde Umberto Barbieri Italië voor Nederland, waar hij afstudeerde in architectuur aan de TU Delft. Hij werkte met de Milanese architect Aldo Rossi en doceerde aan de Academies van Bouwkunst in Tilburg en Rotterdam. Afgelopen voorjaar hield hij zijn intreerede als universitair hoofddocent aan de TU Delft. Daarnaast is Barbieri redacteur en medewerker (geweest) bij tijdschriften als ‘Vrij Nederland’, ‘Oase’ en ‘Archis’ en werkte hij aan boekvertalingen van Italiaanse rationalisten als Aldo Rossi (‘L’Architettura della cittá’) en Giorgio Grassi (‘La costruzione logica della architettura’). Sinds 1988 bestiert Barbieri met Eric Hulstein een eigen praktijk in Amsterdam. Deze Studio di Architettura was onder andere betrokken bij het ontwerp van het Bonnefantenmuseum in Maastricht en de restauratie en verbouwing van concertzaal Paradiso.

Kort geleden stelde prof.ir. Umberto Barbieri (59) voor om foto’s van Aldo van Eyck, Jaap Bakema en Herman Hertzberger te verwijderen uit één van de gangen van Bouwkunde. Hij ziet liever een mooie tekening aan de wand hangen dan een Hall of Fame. ,,Dat is toch pure heimwee.”

Zie ik hier een splinternieuw stripboek op tafel liggen?

,,Stripboeken vind ik buitengewoon leuk. Ik heb een grote collectie thuis en ik volg op de voet wat nieuw verschijnt.”

U bent vermoedelijk de enige hoogleraar die stripboeken leest.

,,De lichtheid van strips functioneert tussen de diepgang die andere literatuur biedt. Wat mij interesseert in strips is hoe de lezer wordt begeleid naar een fantasie, maar tegelijkertijd via een navelstreng blijft verbonden met het bekende. Je kunt iemand niet zomaar droppen in een fantasie, daarvoor is een sterk scenario nodig. Afgelopen vrijdag heb ik ‘Kill Bill’ van Quentin Tarantino gezien. Prachtig, hoe allerlei culturele fragmenten met filmisch vermogen worden vermengd tot een samenhangende vertelling in hoofdstukken.”

Kort geleden stelde u voor om foto’s van Jaap Bakema, Aldo van Eyck en Herman Hertzberger uit de gang naast uw kamerdeur te verwijderen. Daarmee schopte u tegen een paar schenen.

,,Die boosheid heeft mij verbaasd. Het was een onschuldig voorstel de gang te gebruiken voor het afficheren van onze huidige activiteiten, voor het tonen van studentenplannen. Het werd opgevat als een symbolische daad waarin ik afrekende met de geschiedenis. Ik heb juist veel respect voor dit trio, Bakema was zelfs mijn afstudeermentor.”

Wat vindt u eigenlijk van Bakema’s gebouwen in de TU-wijk: Civiele Techniek en Bouwkunde?

,,Ik was met Aldo Rossi op een campus en vroeg hem waar de faculteit Architectuur stond. ‘Simpel’, zei Aldo. ‘Dat is het lelijkste gebouw.’ In Delft is dat ook zo. Civiele Techniek vind ik nog best een intelligent gebouw, maar Bouwkunde? De verticale verplaatsing is een drama en het is een star gebouw, ongeschikt voor aanpassingen. Dat geldt trouwens voor de meeste moderne gebouwen. Zou je het Rietveld-Schröder-huis kunnen verbouwen? Nee, het is een object. Of neem de Van Nelle-fabriek, geschikt voor koffie, maar met die kleine ontwerpkantoortjes is het een drama.”

Otto Das, die ooit de foto’s aan de wand hing, vraagt zich af of het niet tijd is voor een Hall of Fame zoals veel buitenlandse universiteiten bezitten.

,,Toen het gedonder begon was ik in gesprek met een aantal studenten van studievereniging Stylos. Die konden mij niet vertellen wie de mensen op de foto’s waren. Als betrokken studenten die gezichten niet kunnen koppelen aan de bijbehorende naam, wat is zo’n foto dan nog waard? Dat is toch pure heimwee. Bovendien heb ik het niet zo op persoonlijkheidsverering, ik zie liever een mooie tekening aan de wand.”

Is die persoonlijkheidsverering niet onontkoombaar? Vorige week verscheen Rem Koolhaas in alle televisiejournaals als een soort popster met een nieuw album, compleet met zonnebril à la Bono.

,,Rem is gedoemd op die wijze op te treden. Ik heb zo’n ontwikkeling van dichtbij meegemaakt met Aldo Rossi. Die werd eerst bekend in Lombardije, toen in Italië en Zwitserland en uiteindelijk wereldwijd. Op een bepaald moment gaat het niet meer om de architectuur maar om de persoon zelf. Ook bij nieuwe gebouwen gaat het er nauwelijks meer om wat het is, het is nieuws omdat het er is. Probleem is wanneer architecten daarnaar bouwen. Je komt niet vanzelfsprekend in de krant met een goed gebouw, maar wel als je het dak onder de grond stopt ende funderingspalen de lucht in laat steken.”

U bent zelf ook nog eens op televisie te zien geweest.

,,Het werd van de buis gehaald, te saai.”

Later zag u hoe het ook kan: Cees Dam en zijn Teleac-reeks.

,,Tja, ik ken Cees Dam goed, hij is een beetje een personality freak. Nadeel van zijn optredens is dat je op een gegeven moment al zijn uitspraken maar met een korreltje zout neemt. Hij is trouwens niet de eerste, hoor. Ook Aldo van Eyck was van de krasse uitspraken. Die was in staat via beledigingen de aandacht te trekken. Carel Weeber heeft op magnifieke wijze cabaret toegepast: dan weer ironisch en spottend, dan weer serieus. Als een soort hartslagcurve. Een Nederlandse eigenschap. Tijdens de eerste cabaretvoorstellingen die ik in Nederland zag wist ik niet wat me overkwam. Zoals Freek de Jonge hier ooit in de aula stond en het publiek uitschold% iedereen lachte erom!”

Bent u niet bang dat uw eigen boodschap niet overkomt wanneer u deze niet hard van de daken schreeuwt?

,,Ik zeg liever iets zinnigs dan iets vreemds om aandacht te trekken. De boodschap breng ik op een andere manier. Ik kom uit een familie van docenten. Mijn vader was hoogleraar Grieks en Latijn, heel saai. Mijn oom was hoogleraar kunstgeschiedenis, ook al saai. Wat ik heb geleerd is subtiel aan te sluiten bij studenten. Ik begin met Koolhaas en buig dat om in vakmatige diepgang. Ik vind mijn belangrijkste taak links te leggen naar het verleden in plaats van het vak te ontwrichten met alleen maar nieuwe plaatjes.”

Toch konden studenten de beroemde hoofden op de foto’s in uw gang niet aan de bijbehorende namen koppelen.

,,Ja, het lijkt wel een computer, één druk op de knop en zoef% weg uit het geheugen.”

Daalt het niveau van de studenten?

,,Weet ik niet, ik zie wel verschillen in vooropleiding. Vwo’ers stellen goede vragen, maar durven vaak niet de architectonische tools in te zetten. Hts’ers doen dat beter, maar zijn vaak niet in staat een thema te stellen. Ik vind het een dankbare taak te sleutelen aan die beide groepen. Wel frustreert het wanneer studenten afwachtend achterover leunen, ze mogen best initiatief tonen. Aan de andere kant zie ik dat studenten voortdurend moeten rennen. Van toets naar tentamen, van nieuw boek naar nieuw tijdschrift, zonder tijd om dingen te kunnen laten bezinken. Het leven is als een elastiekje. Het kan onder spanning staan, maar niet altijd.”

Een deel van dat rennen wordt toch ook veroorzaakt door de chaotische staat van het onderwijs.

,,Het zou goed zijn als we bestuurlijk een pas op de plaats maken. Sinds de jaren negentig rushen we van vernieuwing naar vernieuwing, een soort permanente revolutie. Het is nu tijd voor reflectie. De hakbijl moet worden verruild voor een scalpel waarmee heel subtiel aanpassingen worden verricht. Anders wordt verandering nog een doel op zich. Dat zou dramatisch zijn, want dat ruikt naar management; een manager moet permanent veranderingen doorvoeren anders maakt hij zichzelf overbodig.”

Heeft u zelf het gevoel dat u moet rennen?

,,Ik kan mij helaas niet terugtrekken met een goed boek. Als academicus moet je tegenwoordig allerlei kwaliteiten hebben. Van onderzoeker tot docent en manager. Daardoor blijven sommige dingen helaas een beetje aan de oppervlakte.”

Hoe staat het volgens u met de geschiedeniskennis van architecten? U maakt deel uit van het hoofdbestuur van de Bond van Nederlandse Architecten en hebt in welstandscommissies gezeten voor de Amsterdamse binnenstad.

,,In de Haarlemmerstraat wilde de gemeente Amsterdam aansluiten bij de historische omgeving. Wie bellen ze op? Bob van Reeth, Hans Kollhof en Giorgio Grassi. Nederlandse architecten hebben de historie uit het oog verloren. Ik kom uit een cultuur waarin veel waarde wordt gehecht aan traditie en de link naar het verleden. Inmiddels lijkt iedereen alleen nog op zoek naar iets nieuws, iets anders. Mensen ervaren tradities en geschiedenis als ballast in plaats van als springplank. Waaraan meet je dan nog kwaliteit af? Wanneer je geen kritische houding hebt tot de geschiedenis ben je gedoemd te vervallen in nostalgie, losgescheurd van iedere betekenis.”

Een voorbeeld?

,,Almere. Niets meer dan een paar muren schuin zetten en een fris kleurtje. Bovendien zie je daar het Nederlandse streven alles Jan Modaal te maken: iedereen krijgt dezelfde verschillen. Ik zie ook verval in toegepaste materialen. Veel glas en sandwichpanelen, want die schroef je er zo weer uit.”

Dat kan toch ook als demontabel bouwen worden opgevat?

,,Het is aardig wanneer een aantal dingen veranderbaar is. Maar veranderbaarheid krijgt pas waarde binnen een sterke consistentie. Wat te doen als alles tijdelijk is? Dan wordt alles retro. Dan wordt architectuur een voortdurende vermomming, een eeuwig carnaval. En dat vind ik van een ondraaglijke lichtheid.”

WIE IS UMBERTO BARBIERI?

Eind jaren zestig verruilde Umberto Barbieri Italië voor Nederland, waar hij afstudeerde in architectuur aan de TU Delft. Hij werkte met de Milanese architect Aldo Rossi en doceerde aan de Academies van Bouwkunst in Tilburg en Rotterdam. Afgelopen voorjaar hield hij zijn intreerede als universitair hoofddocent aan de TU Delft. Daarnaast is Barbieri redacteur en medewerker (geweest) bij tijdschriften als ‘Vrij Nederland’, ‘Oase’ en ‘Archis’ en werkte hij aan boekvertalingen van Italiaanse rationalisten als Aldo Rossi (‘L’Architettura della cittá’) en Giorgio Grassi (‘La costruzione logica della architettura’). Sinds 1988 bestiert Barbieri met Eric Hulstein een eigen praktijk in Amsterdam. Deze Studio di Architettura was onder andere betrokken bij het ontwerp van het Bonnefantenmuseum in Maastricht en de restauratie en verbouwing van concertzaal Paradiso.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.