.lead De invoering van het Angelsaksische model in het hoger onderwijs kan zonder forse ingrepen. Toch kan dat model tot grote veranderingen leiden – het kán, maar het hoeft niet.
br />
Analyse
Dát Nederland het Angelsaksische model moet invoeren, zegt minister Hermans van Onderwijs al ruim een jaar. Maar even lang zegt hij ook dat hij niet weet hóe. Hij wilde eerst het rapport afwachten van een commissie van de Onderwijsraad, de commissie-Rinnooy Kan.
Dat rapport verscheen deze zomer en Hermans kan tevreden zijn. Geheel in zijn geest wil de commissie veel overlaten aan hogescholen en universiteiten zelf. In het Angelsaksische model krijgen studenten eerst een brede bachelor-opleiding. Daarna kunnen ze doorstuderen tot master.
Als Hermans de adviezen van Rinnooy Kan opvolgt, zijn er voor dit model nauwelijks wetswijzigingen of nieuwe regels nodig. Op korte termijn hoeft er niet veel te veranderen. Maar wat de invoering van het model in de toekomst losmaakt, is moeilijk te voorspellen.
Neem de universitaire studies. Die blijven even lang als nu: vijf jaar voor de exacte vakken, vier jaar elders. Na drie jaar kan er een bachelor-diploma uitgereikt worden. Net als nu, want volgens de wet mag dat al sinds 1998. Universiteiten worden ook in de toekomst niet verplicht hun opleidingen zo’n bachelor-fase te geven.
Er hóeft dus weinig te veranderen. Toch ziet het hoger onderwijs er in de toekomst waarschijnlijk anders uit dan nu – niet omdat Rinnooy Kan dat wil, maar omdat het hoger onderwijs zelf toe is aan een andere opzet. Met name de universiteiten willen de grote stroom studenten met hun uiteenlopende ambities niet langer eenheidsworst voorzetten.
Het Angelsaksische model maakt die gewenste variatie mogelijk, vooral in de master-fase. Zo kunnen er beroepsgerichte en wetenschappelijke masters worden opgezet worden, of ‘duale’ masters (waarin werken en leren afgewisseld worden) en masters voor mensen die na hun bachelors-diploma een tijdje hebben gewerkt. Rinnooy Kan wil universiteiten alle vrijheid geven om uit te zoeken in welke varianten ze brood zien.
De studentenbonden vrezen vooral de selectie voor de master-fase die het Angelsaksische met zich meebrengt. Nu wordt studenten doorgaans geen strobreed in de weg gelegd bij de keus van hun afstudeerrichting. Maar dat kan veranderen, want toelating tot de master-studie is ‘geen automatisme’, schrijft Rinnooy Kan. Studenten kunnen alleen de master-studie van hun keus volgen, als ze voldoen aan de eisen die de universiteit stelt.
In de praktijk hoeft dat echter geen ingrijpende verandering te zijn. Rinnooy Kan vindt in elk geval dat een universiteit ervoor moet zorgen dat al haar studenten op de een of andere manier master kunnen worden. Botweg een student weigeren zal dus ook in de toekomst niet gebeuren.
Bochten
Wat het Angelsaksische model zal betekenen voor het zogeheten binaire stelsel (het onderscheid tussen hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs) is evenmin goed te voorspellen. Hermans wil die binariteit handhaven, en Rinnooy Kan is het daarmee eens. Maar de universiteiten vrezen en de hogescholen hopen dat het binaire stelsel door het advies-Rinnooy Kan toch op de helling is gezet.
Vooral het advies dat ook hogescholen erkende master-studies mogen aanbieden, kan tot afbraak van het binaire stelsel leiden. Hbo-afgestudeerden verlaten de hogeschool nu officieel als bachelor. Maar veel hogescholen verzorgen desondanks al master-studies. Doordat die in Nederland niet wettelijk erkend zijn, moeten hogescholen zich in rare bochten wringen: ze verlenen hun master-titel op gezag van een Engelse universiteit.
Dat moet zo blijven, beweerde de vereniging van universiteiten VSNU tot nu toe. Een jaar geleden pleitte de Onderwijsraad ook al voor wettelijk erkende hbo-masters. Dat vond de VSNU een ‘onbegrijpelijk en ondoordacht’ standpunt. Want, zei toenmalig voorzitter Meijerink, ,,dat zou het einde betekenen van het binaire stelsel. En dat kan niet de bedoeling zijn.”
Voor hogescholen is dat juist wel de bedoeling. Geen wonder dat voorzitter Leijnse van de HBO-raad het standpunt van Rinnooy Kan ‘winst’ noemde. Evenmin verbazend is het dat hij meteen pleitte voor stappen die dat binaire stelsel nog verder uithollen: hbo-masters moeten niet alleen door de overheid erkend worden, zei hij, maar ook betaald.
De universiteiten lijken zich bij het onvermijdelijke neer te leggen. Ze spreken nu bezwerende woorden over het handhaven van het binaire stelsel – terwijl ze de erkenning van hbo-masters opeens afdoen als een bagatel. ,,Ach, waar hebben we het helemaal over?”, zegt voorzitter De Wijkerslooth van de Katholieke Universiteit Nijmegen. ,,De hogescholen hebben maar zestig master-opleidingen. Denk je nu echt dat we daar wakker van liggen?”
.lead De invoering van het Angelsaksische model in het hoger onderwijs kan zonder forse ingrepen. Toch kan dat model tot grote veranderingen leiden – het kán, maar het hoeft niet.
Analyse
Dát Nederland het Angelsaksische model moet invoeren, zegt minister Hermans van Onderwijs al ruim een jaar. Maar even lang zegt hij ook dat hij niet weet hóe. Hij wilde eerst het rapport afwachten van een commissie van de Onderwijsraad, de commissie-Rinnooy Kan.
Dat rapport verscheen deze zomer en Hermans kan tevreden zijn. Geheel in zijn geest wil de commissie veel overlaten aan hogescholen en universiteiten zelf. In het Angelsaksische model krijgen studenten eerst een brede bachelor-opleiding. Daarna kunnen ze doorstuderen tot master.
Als Hermans de adviezen van Rinnooy Kan opvolgt, zijn er voor dit model nauwelijks wetswijzigingen of nieuwe regels nodig. Op korte termijn hoeft er niet veel te veranderen. Maar wat de invoering van het model in de toekomst losmaakt, is moeilijk te voorspellen.
Neem de universitaire studies. Die blijven even lang als nu: vijf jaar voor de exacte vakken, vier jaar elders. Na drie jaar kan er een bachelor-diploma uitgereikt worden. Net als nu, want volgens de wet mag dat al sinds 1998. Universiteiten worden ook in de toekomst niet verplicht hun opleidingen zo’n bachelor-fase te geven.
Er hóeft dus weinig te veranderen. Toch ziet het hoger onderwijs er in de toekomst waarschijnlijk anders uit dan nu – niet omdat Rinnooy Kan dat wil, maar omdat het hoger onderwijs zelf toe is aan een andere opzet. Met name de universiteiten willen de grote stroom studenten met hun uiteenlopende ambities niet langer eenheidsworst voorzetten.
Het Angelsaksische model maakt die gewenste variatie mogelijk, vooral in de master-fase. Zo kunnen er beroepsgerichte en wetenschappelijke masters worden opgezet worden, of ‘duale’ masters (waarin werken en leren afgewisseld worden) en masters voor mensen die na hun bachelors-diploma een tijdje hebben gewerkt. Rinnooy Kan wil universiteiten alle vrijheid geven om uit te zoeken in welke varianten ze brood zien.
De studentenbonden vrezen vooral de selectie voor de master-fase die het Angelsaksische met zich meebrengt. Nu wordt studenten doorgaans geen strobreed in de weg gelegd bij de keus van hun afstudeerrichting. Maar dat kan veranderen, want toelating tot de master-studie is ‘geen automatisme’, schrijft Rinnooy Kan. Studenten kunnen alleen de master-studie van hun keus volgen, als ze voldoen aan de eisen die de universiteit stelt.
In de praktijk hoeft dat echter geen ingrijpende verandering te zijn. Rinnooy Kan vindt in elk geval dat een universiteit ervoor moet zorgen dat al haar studenten op de een of andere manier master kunnen worden. Botweg een student weigeren zal dus ook in de toekomst niet gebeuren.
Bochten
Wat het Angelsaksische model zal betekenen voor het zogeheten binaire stelsel (het onderscheid tussen hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs) is evenmin goed te voorspellen. Hermans wil die binariteit handhaven, en Rinnooy Kan is het daarmee eens. Maar de universiteiten vrezen en de hogescholen hopen dat het binaire stelsel door het advies-Rinnooy Kan toch op de helling is gezet.
Vooral het advies dat ook hogescholen erkende master-studies mogen aanbieden, kan tot afbraak van het binaire stelsel leiden. Hbo-afgestudeerden verlaten de hogeschool nu officieel als bachelor. Maar veel hogescholen verzorgen desondanks al master-studies. Doordat die in Nederland niet wettelijk erkend zijn, moeten hogescholen zich in rare bochten wringen: ze verlenen hun master-titel op gezag van een Engelse universiteit.
Dat moet zo blijven, beweerde de vereniging van universiteiten VSNU tot nu toe. Een jaar geleden pleitte de Onderwijsraad ook al voor wettelijk erkende hbo-masters. Dat vond de VSNU een ‘onbegrijpelijk en ondoordacht’ standpunt. Want, zei toenmalig voorzitter Meijerink, ,,dat zou het einde betekenen van het binaire stelsel. En dat kan niet de bedoeling zijn.”
Voor hogescholen is dat juist wel de bedoeling. Geen wonder dat voorzitter Leijnse van de HBO-raad het standpunt van Rinnooy Kan ‘winst’ noemde. Evenmin verbazend is het dat hij meteen pleitte voor stappen die dat binaire stelsel nog verder uithollen: hbo-masters moeten niet alleen door de overheid erkend worden, zei hij, maar ook betaald.
De universiteiten lijken zich bij het onvermijdelijke neer te leggen. Ze spreken nu bezwerende woorden over het handhaven van het binaire stelsel – terwijl ze de erkenning van hbo-masters opeens afdoen als een bagatel. ,,Ach, waar hebben we het helemaal over?”, zegt voorzitter De Wijkerslooth van de Katholieke Universiteit Nijmegen. ,,De hogescholen hebben maar zestig master-opleidingen. Denk je nu echt dat we daar wakker van liggen?”
Comments are closed.