Alles is anders, maar toch weer hetzelfde in het Vlaamse hoger onderwijs. Juist omdat de taal dezelfde is, vallen de verschillen op. Hoewel, dezelfde taal..
. ,,De werkingsuitkering wordt als gesloten enveloppe toegekend”, kan men daar zeggen. Dat betekent niet: je werkloosheidsuitkering krijg je in een mapje bij de sociale dienst, maar: de eerste-geldstroombijdrage wordt als lump sum toegekend.
Prachtig vind ik dat, die gesloten enveloppe in plaats van lump sum, alleen had hij ook in Vlaanderen wel wat dikker gekund.
,,Mijn permanentie als titularis geologie voor de polyvalente opleiding wetenschappen is op donderdag.” Begrijpt u? Mijn spreekuur als docent geologie aan de brede opleiding natuurwetenschappen is op donderdag, bedoel ik. En als je professor bent in Vlaanderen ben je nog geen hoogleraar, want elke docent, hoofddocent, hoogleraar of gewoon hoogleraar mag ‘prof.’ voor zijn naam zetten. Gewoon hoogleraar is weer hoger dan hoogleraar, je kunt dus maar het beste gewoon doen als je bovenaan de ladder wilt komen. En zo zijn er talloze termen in het Vlaams jargon die je moet leren als je, zoals ik dezer dagen, deel uitmaakt van een visitatiecommissie van het Vlaamse hoger onderwijs.
Ook de structuur is anders. De studies in de natuurwetenschappen zijn in principe vierjarig, en worden overeenkomstig het Franse systeem ingedeeld in twee cycli. De eerste cyclus omvat de eerste twee jaar en wordt kandidatuur genoemd, de tweede cyclus is het licenciaat. Als afgestudeerde ben je dus licenciaat, en je mag ‘lic.’ voor je naam zetten als je dat mooi vindt.
Technische studies duren vijf jaar, met twee jaren kandidatuur en drie ingenieursjaren, en dan ben je burgerlijk ingenieur, burgerlijk mijnbouwkundig ingenieur, of burgerlijk ingenieur-architect. Een landbouwkundig ingenieur heet bio-ingenieur. Daarna kan je nog een extra jaar studeren om ‘gediplomeerde in de aanvullende of gespecialiseerde studies (gas of ggs)’ te worden. Cijfers voor examens worden gegeven op een schaal van nul tot twintig, en studiepunten worden berekend volgens het Ects (European Credit Transfer System), iets waar men in Nederland nog nauwelijks aan is begonnen.
Waar wij in Nederland steeds weer nieuwe modellen bedenken om alleen studenten toe te laten die het juiste vakkenpakket op de middelbare school hebben gehad, hoef je in Vlaanderen aan geen enkele voorvereiste te voldoen om wetenschappen te studeren. De uitval in het eerste jaar is dan ook wel hoger dan in Nederland. Maar voor ingenieur studeren is lastiger: dan moet je eerst een toelatingsexamen wis- en natuurkunde doen, en dat wordt maar door de helft van de kandidaten gehaald. Er is wel een neiging om die toelatingsexamens af te schaffen, omdat ook in Vlaanderen de belangstelling voor exacte studies daalt.
Is het Vlaamse model beter of slechter dan het Nederlandse? De vraag is eigenlijk achterhaald, want ook in Vlaanderen is men hard bezig met de invoering van het bama-model. Maar ik ben er van overtuigd dat geen enkele meetlat voldoet om kwalitatieve verschillen tussen Vlaamse en Nederlandse afgestudeerden aan te tonen. Want de motor van het onderwijs is nog altijd de nieuwsgierigheid van de student en het vermogen van de docent om die nieuwsgierigheid te prikkelen. Als die twee in orde zijn, voldoet elke structuur. Ook het bama-model.
Prof.dr. S.B.Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft.
Alles is anders, maar toch weer hetzelfde in het Vlaamse hoger onderwijs. Juist omdat de taal dezelfde is, vallen de verschillen op. Hoewel, dezelfde taal… ,,De werkingsuitkering wordt als gesloten enveloppe toegekend”, kan men daar zeggen. Dat betekent niet: je werkloosheidsuitkering krijg je in een mapje bij de sociale dienst, maar: de eerste-geldstroombijdrage wordt als lump sum toegekend.
Prachtig vind ik dat, die gesloten enveloppe in plaats van lump sum, alleen had hij ook in Vlaanderen wel wat dikker gekund.
,,Mijn permanentie als titularis geologie voor de polyvalente opleiding wetenschappen is op donderdag.” Begrijpt u? Mijn spreekuur als docent geologie aan de brede opleiding natuurwetenschappen is op donderdag, bedoel ik. En als je professor bent in Vlaanderen ben je nog geen hoogleraar, want elke docent, hoofddocent, hoogleraar of gewoon hoogleraar mag ‘prof.’ voor zijn naam zetten. Gewoon hoogleraar is weer hoger dan hoogleraar, je kunt dus maar het beste gewoon doen als je bovenaan de ladder wilt komen. En zo zijn er talloze termen in het Vlaams jargon die je moet leren als je, zoals ik dezer dagen, deel uitmaakt van een visitatiecommissie van het Vlaamse hoger onderwijs.
Ook de structuur is anders. De studies in de natuurwetenschappen zijn in principe vierjarig, en worden overeenkomstig het Franse systeem ingedeeld in twee cycli. De eerste cyclus omvat de eerste twee jaar en wordt kandidatuur genoemd, de tweede cyclus is het licenciaat. Als afgestudeerde ben je dus licenciaat, en je mag ‘lic.’ voor je naam zetten als je dat mooi vindt.
Technische studies duren vijf jaar, met twee jaren kandidatuur en drie ingenieursjaren, en dan ben je burgerlijk ingenieur, burgerlijk mijnbouwkundig ingenieur, of burgerlijk ingenieur-architect. Een landbouwkundig ingenieur heet bio-ingenieur. Daarna kan je nog een extra jaar studeren om ‘gediplomeerde in de aanvullende of gespecialiseerde studies (gas of ggs)’ te worden. Cijfers voor examens worden gegeven op een schaal van nul tot twintig, en studiepunten worden berekend volgens het Ects (European Credit Transfer System), iets waar men in Nederland nog nauwelijks aan is begonnen.
Waar wij in Nederland steeds weer nieuwe modellen bedenken om alleen studenten toe te laten die het juiste vakkenpakket op de middelbare school hebben gehad, hoef je in Vlaanderen aan geen enkele voorvereiste te voldoen om wetenschappen te studeren. De uitval in het eerste jaar is dan ook wel hoger dan in Nederland. Maar voor ingenieur studeren is lastiger: dan moet je eerst een toelatingsexamen wis- en natuurkunde doen, en dat wordt maar door de helft van de kandidaten gehaald. Er is wel een neiging om die toelatingsexamens af te schaffen, omdat ook in Vlaanderen de belangstelling voor exacte studies daalt.
Is het Vlaamse model beter of slechter dan het Nederlandse? De vraag is eigenlijk achterhaald, want ook in Vlaanderen is men hard bezig met de invoering van het bama-model. Maar ik ben er van overtuigd dat geen enkele meetlat voldoet om kwalitatieve verschillen tussen Vlaamse en Nederlandse afgestudeerden aan te tonen. Want de motor van het onderwijs is nog altijd de nieuwsgierigheid van de student en het vermogen van de docent om die nieuwsgierigheid te prikkelen. Als die twee in orde zijn, voldoet elke structuur. Ook het bama-model.
Prof.dr. S.B.Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft.
Comments are closed.