Onderwijs

Alle exacte bachelors worden breder in 2004

Volgend studiejaar moeten alle exacte bacheloropleidingen zijn verbreed. En er komt een landelijk samengesteld breed aanbod van masteropleidingen.Dat staat in het Sectorplan Natuurwetenschappen van de betrokken universiteiten (Delft, Leiden, Utrecht, Groningen, Amsterdam, Nijmegen, Eindhoven, Twente, Wageningen, de Open Universiteit en de Vrije Universiteit).

Die willen de opleidingen beter op elkaar afstemmen, maar gaan niet zo ver als de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid en het ministerie willen. Staatssecretaris Nijs stuurt aan op sterke profilering van universiteiten. Ondertussen wordt ook gewerkt aan een apart sectorplan voor de drie technische universiteiten.

Evenals bij Letteren willen de universiteiten de haperende toeloop van studenten voor bètastudies stimuleren. Het plan is een uitwerking van het bamaconvenant-2002. Daarin werd afgesproken dat de exacte en technische bachelors op alle masters moesten aansluiten. Daartoe moesten de bachelors dus breder worden.

Het plan noemt twee modellen. In het waaiermodel kiezen studenten voor een bepaalde major, met voldoende keuzeruimte via de minor om uit te waaieren naar andere richtingen. Het zandlopermodel gaat uit van de omgekeerde weg. De student begint heel breed, om zich gaandeweg te specialiseren.

In beide modellen moet verbreding ook worden bereikt via vakken met een sterk algemeen academisch karakter, zoals wetenschapsfilosofie. De schrijvers denken dat beide modellen zullen leiden tot minder uitval en meer instroom.

Bij het masteraanbod begint de landelijke samenwerking met de disciplines natuurkunde, scheikunde en wiskunde. Voor elk specialisatietraject (afstudeerrichting) wordt het onderwijsaanbod landelijk afgestemd. Deze trajecten worden alleen aangeboden op locaties waar ze aansluiten bij een zogeheten onderzoekszwaartepunt. Oftewel, niet meer alles wordt overal aangeboden.

Het model kan, ‘waar de doelmatigheid in het geding komt’, in principe ook worden toegepast op andere opleidingen in de natuurwetenschappen. Voor eind dit jaar zullen werkgroepen het onderwijsaanbod uitwerken op instellingsniveau, per regionaal samenwerkingsverband of een gezamenlijk landelijk aanbod. Het sectorplan noemt al een aantal ‘perspectiefvolle samenwerkingsverbanden’: Leiden-Delft, UvA-VU, Nijmegen-Eindhoven-Wageningen en Groningen-Twente.

In januari moet het landelijke masteraanbod worden vastgesteld. Overigens stelt het plan dat lokaal masteronderwijs noodzakelijk blijft. De schrijvers wijzen een AWT-advies om onderwijs en onderzoek op een beperkt aantal locaties te concentreren nadrukkelijk af.

Volgend jaar starten twee tweejarige proefprojecten voor de ontwikkeling van gezamenlijke masteropleidingen (joint master degrees) met buitenlandse universiteiten. Op een aantal punten zal nauwer worden samengewerkt met de Nuffic.

Ook komt het sectorplan met een voorstel voor een nieuw traject voor het halen van de tweedegraads onderwijsbevoegdheid.

Volgend studiejaar moeten alle exacte bacheloropleidingen zijn verbreed. En er komt een landelijk samengesteld breed aanbod van masteropleidingen.

Dat staat in het Sectorplan Natuurwetenschappen van de betrokken universiteiten (Delft, Leiden, Utrecht, Groningen, Amsterdam, Nijmegen, Eindhoven, Twente, Wageningen, de Open Universiteit en de Vrije Universiteit). Die willen de opleidingen beter op elkaar afstemmen, maar gaan niet zo ver als de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid en het ministerie willen. Staatssecretaris Nijs stuurt aan op sterke profilering van universiteiten. Ondertussen wordt ook gewerkt aan een apart sectorplan voor de drie technische universiteiten.

Evenals bij Letteren willen de universiteiten de haperende toeloop van studenten voor bètastudies stimuleren. Het plan is een uitwerking van het bamaconvenant-2002. Daarin werd afgesproken dat de exacte en technische bachelors op alle masters moesten aansluiten. Daartoe moesten de bachelors dus breder worden.

Het plan noemt twee modellen. In het waaiermodel kiezen studenten voor een bepaalde major, met voldoende keuzeruimte via de minor om uit te waaieren naar andere richtingen. Het zandlopermodel gaat uit van de omgekeerde weg. De student begint heel breed, om zich gaandeweg te specialiseren.

In beide modellen moet verbreding ook worden bereikt via vakken met een sterk algemeen academisch karakter, zoals wetenschapsfilosofie. De schrijvers denken dat beide modellen zullen leiden tot minder uitval en meer instroom.

Bij het masteraanbod begint de landelijke samenwerking met de disciplines natuurkunde, scheikunde en wiskunde. Voor elk specialisatietraject (afstudeerrichting) wordt het onderwijsaanbod landelijk afgestemd. Deze trajecten worden alleen aangeboden op locaties waar ze aansluiten bij een zogeheten onderzoekszwaartepunt. Oftewel, niet meer alles wordt overal aangeboden.

Het model kan, ‘waar de doelmatigheid in het geding komt’, in principe ook worden toegepast op andere opleidingen in de natuurwetenschappen. Voor eind dit jaar zullen werkgroepen het onderwijsaanbod uitwerken op instellingsniveau, per regionaal samenwerkingsverband of een gezamenlijk landelijk aanbod. Het sectorplan noemt al een aantal ‘perspectiefvolle samenwerkingsverbanden’: Leiden-Delft, UvA-VU, Nijmegen-Eindhoven-Wageningen en Groningen-Twente.

In januari moet het landelijke masteraanbod worden vastgesteld. Overigens stelt het plan dat lokaal masteronderwijs noodzakelijk blijft. De schrijvers wijzen een AWT-advies om onderwijs en onderzoek op een beperkt aantal locaties te concentreren nadrukkelijk af.

Volgend jaar starten twee tweejarige proefprojecten voor de ontwikkeling van gezamenlijke masteropleidingen (joint master degrees) met buitenlandse universiteiten. Op een aantal punten zal nauwer worden samengewerkt met de Nuffic.

Ook komt het sectorplan met een voorstel voor een nieuw traject voor het halen van de tweedegraads onderwijsbevoegdheid.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.