Opinie

Alfa en bèta

De scherpe kantjes van de verschillen tussen alfa en bèta moeten maar scherp blijven, vindt Gerrit Krol. Voor iemand die met een bewonderenswaardige discipline zijn hele leven overdag bèta en ’s avonds alfa was, lijkt dat vanzelfsprekend.

Zijn waarheid, zijn wereld, het woord en het getal verschieten van kleur na het avondeten. Ik voel dat dilemma ook in mij, anders schreef ik deze columns niet voor u. Niet precies op de manier van Krol, niet het dilemma tussen de literatuur en de wiskunde, maar meer tussen de taal en de aarde.

Ik ben tijdens mijn studie fysische geografie nog kortstondig omgezwaaid naar Italiaans. De hele familie viel over mij heen, vooral mijn oom Lex die leraar Engels was en veertien talen kende. Ik vergooide mijn toekomst, ik zou mijn hele leven moeten doorbrengen met het vertalen van patenten. Pas toen ik ontdekte dat ik dan eerst in dienst moest, omdat je niet van faculteit mocht veranderen, ben ik teruggekrabbeld. Maar ik ben altijd op twee benen blijven hinken, bezig met het ene en verlangend naar het andere, al heeft het reizend bestaan als geoloog mij waarschijnlijk meer mogelijkheden gegeven mij met taal bezig te houden dan wanneer ik linguïst was geworden.

Toch klopt het niet zoals Krol het stelt. Want een taalkundige die bestudeert waarom wij paard zeggen en de Duitsers Pferd, waarom een bepaalde woordvolgorde in het Nederlands wel kan en in het Turks niet, en hoe het menselijk brein een betekenis kan geven aan woorden is ook een alfa.

Historici zijn alfa’s, classici en sanskritologen zijn alfa’s, maar zij doen hetzelfde als wat volgens Krol aan de bèta’s is voorbehouden: zij zoeken waarheid, geen fictie. Zij bedrijven wetenschap, net zoals een wiskundige of een natuurkundige dat doet. Gerenommeerde alfa’s als Karel van het Reve en Rudy Kousbroek zouden voortreffelijke bèta’s zijn geweest als ze hadden gewild. En omgekeerd kan geen bètawetenschapper zijn bevindingen aan anderen overbrengen zonder de taal. De taal is net zo essentieel voor de bèta als de boekdrukkunst voor de alfa.

Wat Krol bedoelt is niet het verschil tussen alfa en bèta, maar dat tussen wetenschap en kunst. Overdag is hij wetenschapper, ’s avonds kunstenaar. En hoewel de waarheid van een wetenschapper een andere is dan die van de kunstenaar, laven ze zich beiden aan dezelfde bron: inspiratie. Het bedenken van een wetenschappelijke hypothese is een creatief proces, een ongevraagde flits van plotseling inzicht uit de ondoordringbare catacomben van je eigen brein. Precies dezelfde flits die de kunstenaar krijgt die iets wil scheppen. Mijn brein bestookt mij voortdurend met een spervuur van allerlei ideeën, sommige onzinnig, sommige bruikbaar, inspiratie voor de geologie, maar ook voor de stukjes die ik schrijf, alles door elkaar. Het brein (hetzelfde brein? zie, nu zijn we al met zijn drieën, zou Rudy Kousbroek zeggen) selecteert al die ideeën razendsnel op bruikbaarheid voor dat moment. Wie zoals Gerrit Krol werkt op het snijvlak van wetenschap en kunst heeft de scherpe kantjes nodig om zijn literaire ideeën van overdag op te zouten tot na het avondmaal.

De scherpe kantjes van de verschillen tussen alfa en bèta moeten maar scherp blijven, vindt Gerrit Krol. Voor iemand die met een bewonderenswaardige discipline zijn hele leven overdag bèta en ’s avonds alfa was, lijkt dat vanzelfsprekend. Zijn waarheid, zijn wereld, het woord en het getal verschieten van kleur na het avondeten. Ik voel dat dilemma ook in mij, anders schreef ik deze columns niet voor u. Niet precies op de manier van Krol, niet het dilemma tussen de literatuur en de wiskunde, maar meer tussen de taal en de aarde.

Ik ben tijdens mijn studie fysische geografie nog kortstondig omgezwaaid naar Italiaans. De hele familie viel over mij heen, vooral mijn oom Lex die leraar Engels was en veertien talen kende. Ik vergooide mijn toekomst, ik zou mijn hele leven moeten doorbrengen met het vertalen van patenten. Pas toen ik ontdekte dat ik dan eerst in dienst moest, omdat je niet van faculteit mocht veranderen, ben ik teruggekrabbeld. Maar ik ben altijd op twee benen blijven hinken, bezig met het ene en verlangend naar het andere, al heeft het reizend bestaan als geoloog mij waarschijnlijk meer mogelijkheden gegeven mij met taal bezig te houden dan wanneer ik linguïst was geworden.

Toch klopt het niet zoals Krol het stelt. Want een taalkundige die bestudeert waarom wij paard zeggen en de Duitsers Pferd, waarom een bepaalde woordvolgorde in het Nederlands wel kan en in het Turks niet, en hoe het menselijk brein een betekenis kan geven aan woorden is ook een alfa.

Historici zijn alfa’s, classici en sanskritologen zijn alfa’s, maar zij doen hetzelfde als wat volgens Krol aan de bèta’s is voorbehouden: zij zoeken waarheid, geen fictie. Zij bedrijven wetenschap, net zoals een wiskundige of een natuurkundige dat doet. Gerenommeerde alfa’s als Karel van het Reve en Rudy Kousbroek zouden voortreffelijke bèta’s zijn geweest als ze hadden gewild. En omgekeerd kan geen bètawetenschapper zijn bevindingen aan anderen overbrengen zonder de taal. De taal is net zo essentieel voor de bèta als de boekdrukkunst voor de alfa.

Wat Krol bedoelt is niet het verschil tussen alfa en bèta, maar dat tussen wetenschap en kunst. Overdag is hij wetenschapper, ’s avonds kunstenaar. En hoewel de waarheid van een wetenschapper een andere is dan die van de kunstenaar, laven ze zich beiden aan dezelfde bron: inspiratie. Het bedenken van een wetenschappelijke hypothese is een creatief proces, een ongevraagde flits van plotseling inzicht uit de ondoordringbare catacomben van je eigen brein. Precies dezelfde flits die de kunstenaar krijgt die iets wil scheppen. Mijn brein bestookt mij voortdurend met een spervuur van allerlei ideeën, sommige onzinnig, sommige bruikbaar, inspiratie voor de geologie, maar ook voor de stukjes die ik schrijf, alles door elkaar. Het brein (hetzelfde brein? zie, nu zijn we al met zijn drieën, zou Rudy Kousbroek zeggen) selecteert al die ideeën razendsnel op bruikbaarheid voor dat moment. Wie zoals Gerrit Krol werkt op het snijvlak van wetenschap en kunst heeft de scherpe kantjes nodig om zijn literaire ideeën van overdag op te zouten tot na het avondmaal.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.