Onderwijs

AKO wil meedenken, geen richtlijnen ontwikkelen

,,Kwaliteit is: afspraken maken en deze nakomen”, aldus prof.dr.ir J. van Katwijk, voorzitter van de Adviescommissie Kwaliteitszorg Onderwijs (AKO).

De AKO richt zich niet op de vakinhoudelijke kwaliteit van het onderwijs maar op de randvoorwaarden en de kwaliteit in het algemeen. Een voorbeeld hiervan is de discussie over het Engelstalige onderwijs. AKO-voorzitter prof.dr.ir. J. van Katwijk: ,,Stel dat we in het Engels onderwijs gaan geven. Op welke manier bewaak je dan als organisatie de kwaliteit van het onderwijs? Veel wetenschappelijke medewerkers komen namelijk niet verder dan een steenkolenniveau. Stuur je docenten daarom op Engelse les of besluit je toch het Nederlands te handhaven? Dat zijn de kwesties waar de AKO zich mee bezighoudt.”

Kwaliteitszorg voor het onderwijs is niet synoniem met het invoeren van een uniforme opzet van de kwaliteitsbewaking van de opleidingen. De bedoeling is om alle systemen voor kwaliteitszorg binnen de TU te bekijken en daar de punten uit te halen die gemeenschappelijk zijn. Vervolgens bekijkt de AKO of aan de hand van deze inventarisatie richtlijnen te ontwikkelen zijn. ,,Verder gaan we niet. We zijn niet van plan om allerlei dwingende systemen te ontwikkelen.”

,,De stof bij Bouwkunde is totaal anders dan bij Elektrotechniek en je moet ruimte geven voor een eigen aanpak. Je kunt systemen ontwikkelen tot je een ons weegt, maar het gaat erom dat er goede dingen gebeuren. Kwaliteit wordt eerder bereikt wanneer mensen zich aan de gemaakte afspraken houden dan door een eindeloze stroom aan richtlijnen.”
Onevenwichtig

Overigens wil Van Katwijk één suggestie alvast doen. De leeftijdsopbouw van het universitaire docentenkorps is volgens hem onevenwichtig. ,,Er zijn veel te weinig jonge docenten en dat is niet goed voor de TU. Zelf ben ik afkomstig uit de informatica en ik weet dat mijn kennis en benadering totaal anders is dan van mensen die net zijn afgestudeerd. Voor de vitaliteit van de kennisoverdracht is het belangrijk dat meer jongeren een plaats krijgen in het TU-onderwijs.”

De AKO wil geen sturende rol vervullen; ze wil vooral meedenken met de opleidingen. Dat betekent echter niet dat ze overal automatisch met open armen ontvangen wordt. Voorzichtig gewantrouwd is een betere omschrijving volgens Van Katwijk. Hij kan dat wel begrijpen. De AKO is nog relatief nieuw en wordt soms gezien als een vertegenwoordiging van het cvb. ,,Suggesties voor verbeteringen worden nog opgevat als bedreigend en als kritiek. Zelf verwacht ik dat dit de komende jaren verandert.”

,,Vertrouwen kweken heeft tijd nodig. Wij proberen daar bewust aan te werken. Bijvoorbeeld door ieder jaar een beleidsspeerpunt te kiezen. Deze keer is dat het bezoeken van opleidingsdirecteuren en ‘commissies. Een AKO-delegatie spreekt drie uur met hen over hun aanpak van de kwaliteitszorgin het onderwijs. Je merkt dat de houding wel eens wat defensief en afwachtend. Ze vragen zich soms af: ‘waar komt de AKO zich mee bemoeien’. Ik verwacht dat ze binnen twee, drie jaar overtuigd raken dat wij willen meedenken en dat hun houding verandert. We moeten allemaal nog aan elkaar wennen.”
Krijtje

De ondersteuning van opleidingsdirecteuren en ‘commissies is nog niet optimaal, merkte Van Katwijk tijdens zijn bezoeken. De voornaamste reden daarvoor is dat de faculteitsbureaus nog niet op sterkte zijn of nog zoeken naar hun rol in de organisatie. ,,De taak van de directeuren en commissies bestaat uit twee lussen. De eerste lus heeft betrekking op de operationele aspecten van het onderwijs: het krijtje, de docenten, de studenten en de collegezaal moeten op het juiste moment bij elkaar komen. Deze afstemming, die de directeuren nog veel tijd kost, moet eigenlijk door de bureaus gebeuren. Hierdoor is er minder tijd over voor de tweede lus: het beleid. De meeste directeuren komen nog niet toe aan het nadenken over de vraag welke richting zij uitwillen met het onderwijs.

Van Katwijk neemt deel aan de AKO omdat hij het onderwijs een warm hart toedraagt. Hij vindt het jammer dat de status hiervan op de TU zo laag is. ,,Met het goed begeleiden van studenten kun je nu eenmaal niet zo schitteren als met een artikel in een gerenommeerd blad. Evenmin kun je hoogleraar worden op uitsluitend je onderwijscapaciteiten. Aan de andere kant vervalt het bestaansrecht van de universiteit zonder studenten en dat moeten wij ons ook steeds realiseren.”

De Adviescommissie Kwaliteitszorg Onderwijs is in 1996 opgericht en heeft als voorzitter prof.dr.ir. J. van Katwijk. Doel van de AKO is: bewaken en desgewenst verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Met de inhoud van de vakken houdt de AKO zich niet bezig, wel met de randvoorwaarden. Die worden ruim opgevat. Zo wordt bijvoorbeeld bekeken of de collegezalen voldoen aan minimumeisen en of de docenten competent zijn. Punt van aandacht is ook of er een goed onderwijsbeleidsplan is. Daarnaast houdt de commissie zich bezig met het ontwikkelen van instrumenten om kwaliteit te kunnen meten. Het meeste bekend is de course evaluation, waarmee de kwaliteit van onderwijsonderdelen bekeken kan worden.

De commissie bestaat uit vijf hoogleraren, drie studenten, twee externe adviseurs, en het hoofd Onderwijs, Onderzoek en Studentenzaken (OOS) namens het college van bestuur. De studenten worden voor één kalenderjaar (van 1 januari tot 1 januari) benoemd en de overige leden voor drie jaar. De commissie wordt vanuit het bureau OOS ambtelijk ondersteund.

De AKO richt zich niet op de vakinhoudelijke kwaliteit van het onderwijs maar op de randvoorwaarden en de kwaliteit in het algemeen. Een voorbeeld hiervan is de discussie over het Engelstalige onderwijs. AKO-voorzitter prof.dr.ir. J. van Katwijk: ,,Stel dat we in het Engels onderwijs gaan geven. Op welke manier bewaak je dan als organisatie de kwaliteit van het onderwijs? Veel wetenschappelijke medewerkers komen namelijk niet verder dan een steenkolenniveau. Stuur je docenten daarom op Engelse les of besluit je toch het Nederlands te handhaven? Dat zijn de kwesties waar de AKO zich mee bezighoudt.”

Kwaliteitszorg voor het onderwijs is niet synoniem met het invoeren van een uniforme opzet van de kwaliteitsbewaking van de opleidingen. De bedoeling is om alle systemen voor kwaliteitszorg binnen de TU te bekijken en daar de punten uit te halen die gemeenschappelijk zijn. Vervolgens bekijkt de AKO of aan de hand van deze inventarisatie richtlijnen te ontwikkelen zijn. ,,Verder gaan we niet. We zijn niet van plan om allerlei dwingende systemen te ontwikkelen.”

,,De stof bij Bouwkunde is totaal anders dan bij Elektrotechniek en je moet ruimte geven voor een eigen aanpak. Je kunt systemen ontwikkelen tot je een ons weegt, maar het gaat erom dat er goede dingen gebeuren. Kwaliteit wordt eerder bereikt wanneer mensen zich aan de gemaakte afspraken houden dan door een eindeloze stroom aan richtlijnen.”
Onevenwichtig

Overigens wil Van Katwijk één suggestie alvast doen. De leeftijdsopbouw van het universitaire docentenkorps is volgens hem onevenwichtig. ,,Er zijn veel te weinig jonge docenten en dat is niet goed voor de TU. Zelf ben ik afkomstig uit de informatica en ik weet dat mijn kennis en benadering totaal anders is dan van mensen die net zijn afgestudeerd. Voor de vitaliteit van de kennisoverdracht is het belangrijk dat meer jongeren een plaats krijgen in het TU-onderwijs.”

De AKO wil geen sturende rol vervullen; ze wil vooral meedenken met de opleidingen. Dat betekent echter niet dat ze overal automatisch met open armen ontvangen wordt. Voorzichtig gewantrouwd is een betere omschrijving volgens Van Katwijk. Hij kan dat wel begrijpen. De AKO is nog relatief nieuw en wordt soms gezien als een vertegenwoordiging van het cvb. ,,Suggesties voor verbeteringen worden nog opgevat als bedreigend en als kritiek. Zelf verwacht ik dat dit de komende jaren verandert.”

,,Vertrouwen kweken heeft tijd nodig. Wij proberen daar bewust aan te werken. Bijvoorbeeld door ieder jaar een beleidsspeerpunt te kiezen. Deze keer is dat het bezoeken van opleidingsdirecteuren en ‘commissies. Een AKO-delegatie spreekt drie uur met hen over hun aanpak van de kwaliteitszorgin het onderwijs. Je merkt dat de houding wel eens wat defensief en afwachtend. Ze vragen zich soms af: ‘waar komt de AKO zich mee bemoeien’. Ik verwacht dat ze binnen twee, drie jaar overtuigd raken dat wij willen meedenken en dat hun houding verandert. We moeten allemaal nog aan elkaar wennen.”
Krijtje

De ondersteuning van opleidingsdirecteuren en ‘commissies is nog niet optimaal, merkte Van Katwijk tijdens zijn bezoeken. De voornaamste reden daarvoor is dat de faculteitsbureaus nog niet op sterkte zijn of nog zoeken naar hun rol in de organisatie. ,,De taak van de directeuren en commissies bestaat uit twee lussen. De eerste lus heeft betrekking op de operationele aspecten van het onderwijs: het krijtje, de docenten, de studenten en de collegezaal moeten op het juiste moment bij elkaar komen. Deze afstemming, die de directeuren nog veel tijd kost, moet eigenlijk door de bureaus gebeuren. Hierdoor is er minder tijd over voor de tweede lus: het beleid. De meeste directeuren komen nog niet toe aan het nadenken over de vraag welke richting zij uitwillen met het onderwijs.

Van Katwijk neemt deel aan de AKO omdat hij het onderwijs een warm hart toedraagt. Hij vindt het jammer dat de status hiervan op de TU zo laag is. ,,Met het goed begeleiden van studenten kun je nu eenmaal niet zo schitteren als met een artikel in een gerenommeerd blad. Evenmin kun je hoogleraar worden op uitsluitend je onderwijscapaciteiten. Aan de andere kant vervalt het bestaansrecht van de universiteit zonder studenten en dat moeten wij ons ook steeds realiseren.”

De Adviescommissie Kwaliteitszorg Onderwijs is in 1996 opgericht en heeft als voorzitter prof.dr.ir. J. van Katwijk. Doel van de AKO is: bewaken en desgewenst verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Met de inhoud van de vakken houdt de AKO zich niet bezig, wel met de randvoorwaarden. Die worden ruim opgevat. Zo wordt bijvoorbeeld bekeken of de collegezalen voldoen aan minimumeisen en of de docenten competent zijn. Punt van aandacht is ook of er een goed onderwijsbeleidsplan is. Daarnaast houdt de commissie zich bezig met het ontwikkelen van instrumenten om kwaliteit te kunnen meten. Het meeste bekend is de course evaluation, waarmee de kwaliteit van onderwijsonderdelen bekeken kan worden.

De commissie bestaat uit vijf hoogleraren, drie studenten, twee externe adviseurs, en het hoofd Onderwijs, Onderzoek en Studentenzaken (OOS) namens het college van bestuur. De studenten worden voor één kalenderjaar (van 1 januari tot 1 januari) benoemd en de overige leden voor drie jaar. De commissie wordt vanuit het bureau OOS ambtelijk ondersteund.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.