Campus

‘Affaire-Waas was storm in een glas water’

Voormalig Fugro-topman Gert-Jan Kramer was de afgelopen acht jaar voorzitter van de raad van toezicht van de TU Delft. Een terugblik.

(Foto: Hans Stakelbeek)

Nooit liet Gert-Jan Kramer zich van zijn stuk brengen door politiek Den Haag of onrust onder het grotere publiek over topsalarissen of declaraties. “De maatschappij heeft niet altijd gelijk.”


Wat is de afgelopen acht jaar de belangrijkste verdienste geweest van de raad van toezicht?

“De TU is in een uitstekende staat. Ze begint aan een nieuwbouwprogramma waarvoor we de financiën goed geregeld hebben. Het gaat goed met het aantal studenten dat zich inschrijft. We hebben het hele college van bestuur (cvb, red.) benoemd. Het is heel belangrijk om een goed college te hebben, anders kun je als raad van toezicht niet veel doen. Ik heb geregeld contact gehad met de decanen. Elke faculteit heb ik ongeveer elk anderhalf jaar bezocht. Door gesprekken met decaan, managementteams en studenten bleven we goed op de hoogte. Zo wisten we wat er in de universiteit leefde en konden we een goede discussie aan met het cvb.”


U stelde samen met de ondernemingsraad (or) de profieleisen op voor het cvb en er kwamen vacatures. Toch was het bij de laatste benoeming voor niemand een verrassing dat Anka Mulder Paul Rullmann opvolgde.

“Dat kan, maar er waren zes kandidaten en zes intensieve gesprekken. Allemaal vrouwen, vijf extern, één intern. Toen waren er twee over, beiden heel geschikt. Met hen hebben we uitgebreid gesproken. Er is zeker niet intern doorgeschoven. Alles moet passen. Het college moet een homogeen geheel zijn. De opvolging binnen de raad van toezicht was ook één van mijn taken. Formeel doet de minister dat, in de praktijk dragen wij iemand voor.”


Hoe kwam u bij oud-Shell-topman Jeroen van der Veer?

“Ik ken hem al heel lang. Hij is een heel goede, uit Delft afkomstige ingenieur. Het helpt als je weet hoe de universiteit in elkaar zit.”


Zijn studietijd is lang geleden.

“De mijne ook. Ik studeerde hier van 1960 tot 1966. Maar er is niet veel veranderd. De onderwijsmethodieken wel, de mentaliteit van de studenten niet. De studie staat nog altijd bekend als zwaar, er komen nog altijd goede ingenieurs vandaan. Wat ook niet veranderd is: bij studies als natuurkunde zitten weinig meisjes. Dat is jammer, maar ze moeten zelf kiezen. Persoonlijk denk ik dat het een kwestie van tijd is.”


Ziet u in uw oude bedrijf, ingenieursbureau Fugro waar u nu commissaris bent, veel vrouwen opkomen?

“Nee. Dan moet je weg- en waterbouw of geologie gedaan hebben. Dat zijn richtingen die vrouwen minder kiezen. Wat veel vrouwen doen: tien jaar werken en dan een tijd thuis. Dat is een prima keuze, moeten ze zelf weten, uitstekend. Ik heb een dochter en een schoondochter die beiden tien jaar hebben gewerkt, allebei drie kinderen hebben en die thuis blijven tot ze naar de middelbare school gaan.”


Minister Bussemaker is daartegen. Vrouwen moeten financieel onafhankelijk zijn.

“Ja, maar Bussemaker is politiek en daar gaan we het niet over hebben. Het ministerie vervult zijn eigen taak. Als raad van toezicht en college van bestuur moet je daar goed contact mee hebben, maar je moet het wel beschouwen op enige afstand.”


Staat u als raad van toezicht aan de kant van het ministerie of aan de kant van de TU?

“Altijd aan die van de TU.”


Voor toezicht houden is toch afstand nodig?

“Jawel, maar als je weet hoe het zit en je bent het ermee eens, dan heb je je toezichthoudende taak vervuld. Dan kun je dat prima verdedigen bij het ministerie.”


U was betrokken bij begrotingen, jaarverslagen, strategische keuzes. Waar zien wij uw invloed terug?

“Financiën. Onder Hans van Luijk (de vorige cvbvoorzitter, red.) is het al enorm verbeterd. Vóór die tijd was de universiteit bijna failliet. Nu rapporteren we veel beter, weten we wat er aan de hand is. Geen losse eindjes, geen onverwachte tegen- of meevallers. Je weet gedurende het jaar precies wat je uitgeeft. Daar kun je je strategie op baseren, wat nu met de nieuwbouwplannen van in totaal 450 miljoen euro extra belangrijk is.”


U hebt een groot netwerk. Op welke wijze heeft de TU daar baat bij gehad?

“Niet in de vorm van opdrachten, dan krijg je ingewikkelde situaties. Het belangrijkste is dat het bedrijfsleven overtuigd is van de kwaliteit van de TU. Daarvoor moet je goede ingenieurs afleveren en goed onderzoek in opdracht doen.”


En in Den Haag?

“Invloed uitoefenen in Den Haag is moeilijk. De politiek wisselt dermate frequent dat als je een goede relatie hebt, hij of zij overmorgen weer weg is.”


TU-medewerkers vreesden voor de naam van de universiteit toen NRC Handelsblad schreef over onder meer vermeende belangenverstrengeling bij de inhuur van derden en het te hoge salaris van de collegevoorzitter. Waarom had u nooit de neiging in detail verantwoording af te leggen?

“Wij zijn op merkwaardige wijze als raad van toezicht nooit genoemd. Eén keer in een heel klein regeltje.”


U bent toch om commentaar gevraagd? Dat had u kunnen geven.

“Ik heb dat niet gedaan, want ik vond het het beste als het college van bestuur het zelf afhandelde.”


Maar het cvb verwees door naar u als het ging over hun eigen salarisafspraken.

“Ik heb uitgelegd hoe het zat met het salaris van Van den Berg (de collegevoorzitter, red.). En het stond in het jaarverslag.”


Tweemaal kwam dat salaris in opspraak. In 2007 en in 2009. U kreeg het verwijt arrogant te reageren, u zei dat u lak had aan de Balkenende-norm die een maximum stelt aan salarissen in de semipublieke sector.

“Ik heb nooit gezegd dat ik er lak aan had. Ik heb gezegd dat die norm niet wettelijk was.”


Is dat niet flauw? Die wet kwam eraan, Den Haag zag de norm als leidend.

“De gewoonte van Den Haag om voorstellen neer te leggen, er geen wet van te maken en ze wel uit te voeren, is anti-grondwettelijk. Dat kan niet. Dat er een Balkenende-norm kwam: prima. Dat er een maximum kwam aan salarissen: ook prima. Maar leg het wel vast.”


In 2015 gaat de norm omlaag van 130 procent naar 100 procent van een ministerssalaris.

“Den Haag moet zelf weten wat het doet. Ik denk dat je dan geen goede mensen meer vindt. Althans, veel moeilijker. Of je komt terecht bij mensen met onvoldoende ervaring. Ik vind het ontzettend dom. Financieel maakt het voor de universiteit niks uit, het gaat om een relatief klein bedrag. Voor de persoon maakt het wel uit, laten we heel eerlijk wezen.”


Mensen zien die ‘relatief kleine bedragen’ die bestuurders moeten inleveren en denken: dat is meer dan mijn jaarsalaris.

“De maatschappij heeft niet altijd gelijk. We betalen managers voor het dragen van bepaalde verantwoordelijkheden en dat is in Nederland minder dan elders.”


U was niet onder de indruk toen minister Plasterk in 2007 dreigde uw raad van toezicht naar huis te sturen om het salaris van de collegevoorzitter?

“Ik kan met Plasterk prima door één deur en ik ben nooit onder de indruk geweest van al dat soort verhalen. Het was niet realistisch en hij had het nooit gewonnen. Juridisch kon het helemaal niet. Zijn opvolger op onderwijs, Halbe Zijlstra, heeft uiteindelijk 19 duizend euro ingehouden op het budget van de TU. We hadden ons gelijk kunnen halen. Een rechtszaak hadden we gewonnen. Want bestaande contracten gaan voor en nogmaals: er was geen wet. Maar dan heb je weer ellende, staat het weer in de krant. Daar heb je niks aan. Het is oude geschiedenis, het is dood, het bestaat niet meer. Die 19 duizend euro was de moeite van een rechtszaak niet waard, daarom hebben we het gelaten. Niet omdat we als raad van toezicht aan het handje van de politiek varen, want dat is niet zo. Je zorgt dat de universiteit optimaal loopt.” |


NRC bracht aan het licht dat decaan Marco Waas maandelijks duizend euro onkosten mocht declareren. Zelfs het college van bestuur vond dat buiten proportie.

“Die afspraken zijn vervangen en dat is prima. Maar aan staande afspraken dienen we ons wel te houden. Ze zijn doorgelicht en er was op zichzelf niets mis mee. Alleen, de NRC heeft een buitengewoon scherpe pen en heeft het op zijn eigen manier opgeschreven. Je kunt iemand stuk schrijven en dat is bij Waas gebeurd. Terwijl hij veel goed werk heeft gedaan. Als je ziet wat hij bij kleinere en grotere bedrijven aan opdrachten binnenhaalde, dan mogen we het buitengewoon triest vinden dat hij niet gebleven is.”


De inspectie tikte de TU op de vingers. Er was ‘geen gepaste soberheid betracht’.

“Van de inspectie moesten een paar regels helderder geformuleerd worden. In onderling overleg is het negen maanden later gewoon goedgekeurd. Het was een storm in een glas water.”


Er was onrust in de maatschappij.

“De maatschappij bestuurt de universiteit niet.”


Maar ze betaalt wel.

“Ze betaalt voor de opleiding van studenten en daarmee een deel van de kosten van de universiteit.”


De afgelopen tijd zijn er vier nieuwe decanen aangesteld. Hebben zij afwijkende afspraken kunnen maken?

“Zij vallen onder strengere richtlijnen. Dat is logisch.”


Wat vindt u ervan dat het bindend studieadvies (bsa) in het tweede jaar er niet komt?

“Het bsa in het eerste jaar is een prima regeling. Het zegt: je kunt deze studie succesvol afronden. Dat is genoeg. Ik ben dus blij dat het bsa in het tweede studiejaar niet doorgaat. Je moet een keer ophouden met testen. Het bedrijfsleven bepaalt of het onze ingenieurs wil aannemen. Uiteindelijk is dat de beste test. Als ingenieurs geen baan kunnen vinden, zijn er twee mogelijkheden: we leiden er te veel op of ze zijn niet goed. Goed zijn ze, dus zijn er te veel opgeleid. Als wij duizend architecten loslaten op een omgeving van 17 miljoen Nederlanders, gaat het niet goed. Dus hebben we een numerus fixus.”


Die is toch ingesteld omdat Bouwkunde de toestroom van studenten niet aankon?

“Ja, maar er speelt van alles op de achtergrond. Moet je mensen opleiden als je weet dat er straks geen baan voor ze is?”


Ook de faculteit 3mE stelt hoogstwaarschijnlijk een numerus fixus in, terwijl voor die afgestudeerden twee of drie banen per persoon klaar liggen.

“Dan moet 3mE een serieuze discussie voeren over uitbreiding van de faculteit.”


oe beoordeelt u de ondernemingsraad?

“Over het algemeen heb ik met de or goed kunnen leven, al heb ik gemerkt dat er verschillen waren tussen de opeenvolgende ondernemingsraden qua kijken naar problemen. Dat is ieders goed recht. Het leidt tot andere adviezen, maar het zijn hún adviezen. Met enige spanning af en toe tussen cvb en or is het goed gelopen. Zodra je mankracht gaat beperken in de universiteit, wat in mijn periode twee keer met groot succes is gebeurd, zijn dat moeilijke onderwerpen voor een or. Je moet er waardering voor hebben dat ze daar met zorg naar kijkt.”


Gaat u het rustiger aan doen?

“Ik heb nu de leeftijd gekregen, 71, om het inderdaad wat rustiger aan te gaan doen. Ook het bestuursvoorzitterschap van de Protestantse Kerk in Nederland eindigt dit jaar. Dat gaat een hoop tijd schelen. Mijn commissariaat bij Energiebeheer Nederland eindigt volgend jaar. Verder ben ik commissaris bij Fugro en Damen Shipyards. Fugro loopt ook volgend jaar af, maar daar kan ik herbenoemd worden. Daarnaast blijf ik actief in de cultuursfeer. Ik ben bestuursvoorzitter van het Residentie Orkest en bestuursvoorzitter van Sinfonietta Amsterdam, zit in de raden van advies van het Frans Hals Museum en de Nieuwe Kerk/Hermitage. Mensen die het horen, zeggen: toch nog best een lange lijst.”

CV


Gert-Jan Kramer (71) werd bij zijn vertrek als directeur van ingenieursbureau Fugro geroemd om zijn leiderschap. Hij maakte in 23 jaar van een noodlijdend bedrijf een wereldwijde miljardenbusiness. Toen hij in 2005 met pensioen ging, werd hij voorzitter van de raad van toezicht van de TU Delft. Hij vervulde die functie naast vele andere, niet alleen in het bedrijfsleven, ook in de culturele en de christelijke hoek. In zijn bezit heeft hij ‘een hele stapel’ violen, altviolen, cello’s en viola’s van hoge kwaliteit, die hij talentvolle musici in bruikleen geeft. Een mecenas wil Kramer zich niet noemen. “Je helpt musici een beetje.”


 

Hoofdredacteur Saskia Bonger

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

s.m.bonger@tudelft.nl

Comments are closed.