Opinie

Adviesbureaus

‘Wij zijn een prijzig organisatieadviesbureau en als we eenmaal bij u over de vloer komen, dan raakt u ons niet makkelijk kwijt’. Aldus het informatiemateriaal van een organisatieadviesbureau uit het midden des lands.

Een handige wijze om jezelf te afficheren, om de wind uit de zeilen van de wantrouwende klant te halen. Het beeld heerst nog steeds van snelle mannen met mobiele telefoons waarbij een blik op de lease-auto duidelijk maakt wat de trends in de auto-industrie zijn.

Consultants zijn duur, komen aanwaaien, schrijven een te optimistisch rapport en de implementatie blijft achterwege. Nederland vaart wel bij deze tak van sport. In toenemende mate worden externe bureaus in de arm genomen om de organisatorische hete kastanjes uit het vuur te halen.

De TU Delft gaat op dit vlak gaat met de tijd mee. Of het nu de invoering van een TU-breed financieel pakket betreft, of de reorganisatie van een dienst: consultants worden binnengehaald. Externe interim-managers, Baan-consultants: een steeds bonter gezelschap bevolkt de TU.

De vraag die onmiddellijk bij mij opkomt, is wat de belangrijkste drijfveren zijn om in zee te gaan met een extern bureau? Ontbreekt het aan expertise? Dat kan in bepaalde gevallen wel kloppen: het invoeren van een financieel pakket als Baan zou zonder hulp van buiten een desastreuze afloop kennen.

Of zou het kunnen zijn dat een onderwerp zodanig veel verschillende belangen herbergt, dat het wenselijk is om een buitenstaander een wijs advies te laten opstellen? Dat zou met de kwestie uniforme jaarindeling, wat mij betreft geen onaardige zet zijn geweest.

Vreemde ogen zijn dwingender, schreef de Volkskrant afgelopen zaterdag over de inzet van externen bij gemeentelijke instellingen. Nieuwe bezems vegen schoon, luidt een ander cliché. Voorstel: vraag een willekeurige medewerker een maand na indiensttreding zijn of haar mening over de organisatie, en daarmee verkrijgen we adviesmateriaal waarmee we enige tijd vooruit kunnen.

In bepaalde gevallen zal de inzet van een extern bureau meerwaarde hebben. In een aantal andere gevallen vrees ik dat het bezoek van buiten alleen een prachtig rapport met klinkende aanbevelingen aflevert. De vraag hoe we met zijn allen zorgen dat de goedbedoelde adviezen ook realiteit worden, blijft echter onbeantwoord en dat is nu juist de crux. Het rapport leert ons bijvoorbeeld niet hoe we diep gewortelde gedragingen kunnen veranderen.

Ik ben ervan overtuigd dat er genoeg vrije en heldere geesten binnen deze universiteit zijn, die in staat zijn knelpunten te ontleden en er creatieve oplossingen voor te bedenken. Om daar optimaal gebruik van te kunnen maken, dienen we wel helder te communiceren. Langer nadenken over de vraag en de mogelijke antwoorden zou in sommige gevallen beter zijn dan af te kijken bij de buurman (de externe), om er vervolgens achter te komen dat hij ook niet zo goed geleerd had.

Het inzetten van een extern bureau kan zo zijn nut hebben,maar het is een middel en geen doel op zich.

Moniek Arends werkt bij de staf van het cvb

Consultants zijn duur, komen aanwaaien, schrijven een te optimistisch rapport en de implementatie blijft achterwege. Nederland vaart wel bij deze tak van sport. In toenemende mate worden externe bureaus in de arm genomen om de organisatorische hete kastanjes uit het vuur te halen.

De TU Delft gaat op dit vlak gaat met de tijd mee. Of het nu de invoering van een TU-breed financieel pakket betreft, of de reorganisatie van een dienst: consultants worden binnengehaald. Externe interim-managers, Baan-consultants: een steeds bonter gezelschap bevolkt de TU.

De vraag die onmiddellijk bij mij opkomt, is wat de belangrijkste drijfveren zijn om in zee te gaan met een extern bureau? Ontbreekt het aan expertise? Dat kan in bepaalde gevallen wel kloppen: het invoeren van een financieel pakket als Baan zou zonder hulp van buiten een desastreuze afloop kennen.

Of zou het kunnen zijn dat een onderwerp zodanig veel verschillende belangen herbergt, dat het wenselijk is om een buitenstaander een wijs advies te laten opstellen? Dat zou met de kwestie uniforme jaarindeling, wat mij betreft geen onaardige zet zijn geweest.

Vreemde ogen zijn dwingender, schreef de Volkskrant afgelopen zaterdag over de inzet van externen bij gemeentelijke instellingen. Nieuwe bezems vegen schoon, luidt een ander cliché. Voorstel: vraag een willekeurige medewerker een maand na indiensttreding zijn of haar mening over de organisatie, en daarmee verkrijgen we adviesmateriaal waarmee we enige tijd vooruit kunnen.

In bepaalde gevallen zal de inzet van een extern bureau meerwaarde hebben. In een aantal andere gevallen vrees ik dat het bezoek van buiten alleen een prachtig rapport met klinkende aanbevelingen aflevert. De vraag hoe we met zijn allen zorgen dat de goedbedoelde adviezen ook realiteit worden, blijft echter onbeantwoord en dat is nu juist de crux. Het rapport leert ons bijvoorbeeld niet hoe we diep gewortelde gedragingen kunnen veranderen.

Ik ben ervan overtuigd dat er genoeg vrije en heldere geesten binnen deze universiteit zijn, die in staat zijn knelpunten te ontleden en er creatieve oplossingen voor te bedenken. Om daar optimaal gebruik van te kunnen maken, dienen we wel helder te communiceren. Langer nadenken over de vraag en de mogelijke antwoorden zou in sommige gevallen beter zijn dan af te kijken bij de buurman (de externe), om er vervolgens achter te komen dat hij ook niet zo goed geleerd had.

Het inzetten van een extern bureau kan zo zijn nut hebben,maar het is een middel en geen doel op zich.

Moniek Arends werkt bij de staf van het cvb

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.