Nederland is een aardgasland, al meer dan vijftig jaar. Maar aardbevingen dwingen de NAM om de aardgaswinning uit Groninger velden terug te schroeven. Biomethaan kan een goede vervanger zijn, vindt dr.
Sibel Eker, als dat tenminste langdurig gesubsidieerd wordt. Dr. Aad Correljé is het niet met haar eens.
Bijna de helft (43 procent) van de primaire energie in Nederland komt uit aardgas. Welke opties heeft Nederland voor meer binnenlandse gasproductie nu er minder aardgas gewonnen wordt?
Een ander Nederlands probleem, het mestoverschot, kan uitkomst bieden. Bij veel boerenbedrijven staan mestvergisters waarin biogas het groene zeildoek doet opbollen. Biogas dat na zuivering goed genoeg is om in het aardgasnet te injecteren heet biomethaan. Omstreeks 2060 zou veertig procent van ons gas uit biomethaan kunnen bestaan, stelt dr. Sibel Eker die onlangs promoveerde op haar proefschrift (*) over onzekerheden in de Nederlandse gassector. Het is de meest gunstige uitkomst bij een uitgekiend en consistent energiebeleid. Haar stelling is: ‘subsidie over de lange termijn is cruciaal om de productie van biomethaan in Nederland concurrerend te maken.’
Een transitie van de Nederlandse gassector heeft de volgende randvoorwaarden: continuïteit van levering, vermindering van de CO2-uitstoot en een gunstige energieprijs. Zo’n transitie gaat gepaard met conflicterende belangen en onzekerheden; conflicten tussen aardgasproducenten aan de ene kant en milieubewegingen en de overheid die zich gebonden weet aan afspraken over duurzame energie aan de andere kant. Onzekerheden zijn er volop: beschikbaarheid van aardgas en biomassa, technische ontwikkelingen en vraag naar gas. Maar ook prijsveranderingen en het gedrag van producenten. Eker wil met haar proefschrift beleidsaanbevelingen geven aan de Nederlandse overheid. Ze analyseerde daarvoor de effectiviteit van maatregelen in een breed scala van belangentegenstellingen en onzekerheden.
Voor subsidie
Dr.ir. Sibel Eker (29), na haar promotie in Delft werkzaam als onderzoeker aan de Bartlett School of Environment, Energy and Resources van het University College London, is voorstander van langetermijnsubsidie om biomethaan van de grond te krijgen. In haar proefschrift bepleit ze een subsidie die het verschil overbrugt tussen de productiekosten en de marktprijs.
Voor dit proefschrift rekende ze een groot aantal verschillende toekomstscenario’s door met bijbehorende subsidieregelingen. Ze hield drie doelen in het oog: stimuleren van de productie van biomethaan, beperken van de kosten van de subsidieregeling en een reductie in CO2-uitstoot. De twee beleidsvariabelen die ze bestudeerde waren de duur van de subsidieregeling en de totale hoeveelheid subsidie die aan producenten werd uitgekeerd.
Uit de veelheid van analyses bleek dat zonder subsidieregeling biomethaanproductie nauwelijks van de grond zou komen en dat er ook geen enkel voordeel behaald werd in termen van CO2-reductie of verduurzaming van energiebronnen. Eker concludeerde daaruit dat subsidiering cruciaal is om biomethaanproductie te ontwikkelen.
Blijft over de vraag: hoe? Volgens Eker is lange termijn het toverwoord. Niet alleen moet de subsidie gegarandeerd worden over een periode van 20 tot 25 jaar; ook moet de subsidie over lange termijn bereikbaar blijven voor aanvragen.
Voor de stimulering duurzame energieproductie (SDE) was de aanvraagtermijn nog al eens het probleem. Niet zelden was kort na openstelling het plafond van de regeling alweer bereikt waarna latere aanvragen geen kans meer maakten.
Afgezien daarvan vindt Eker de nieuwe versie SDE+ een goede regeling die meerdere doelen dient waaronder een beperking van de kosten. De Duitse regeling EEG (Erneuerbare Energien Gesetz), die duurzame energie een vaste hoge prijs biedt, heeft een grote stimulerende werking op duurzame energie, maar tegen hogere kosten.
Eker zegt over de telefoon: “Mijn conclusie is dat een subsidieregeling voor biomethaan een maatregel is die onder verschillende scenario’s en op verschillende fronten goed presteert. Ik heb onder meer gelet op de inkomsten voor de producenten van biomethaan, op het aandeel van duurzame energie en op de importafhankelijkheid. Een langetermijn subsidieregeling voor biomethaan biedt een goede kans op verbetering in economisch, sociaal én milieu-opzicht.”
Tegen subsidie
Dr. Aad Correljé (56) is universitair hoofddocent economie van infrastructuren bij TBM en verbonden aan het Clingendael International Energy Programme. Hij heeft bezwaren tegen een subsidieregeling.
“Mijn fundamentele bezwaar tegen het hanteren van langdurige subsidies is dat die per definitie onbetrouwbaar zijn. Een subsidie is iets dat door een overheid toegezegd wordt, maar overheden kunnen hun beleid veranderen. Een regering neemt een besluit voor een subsidie, en dat besluit kan een nakomende regering weer terugdraaien.”
Bij het huidige Energieakkoord is dat volgens hem ondervangen door de subsidie voor offshore wind direct aan het begin uit te keren. Daarna is er geen risico meer dat de regering zijn subsidiebeleid gaat veranderen. “Als je een startsubsidie instelt om biogasinstallaties neer te zetten, creëert dat geloofwaardigheid”, zegt Correljé. “Maar iedere subsidie die zich uitstrekt over een periode van verschillende regeringen onder verschillende gesternten, en andere overheidsfinanciën, loopt een groot risico dat er aan gemorreld wordt.”
Investeerders weten dat ook, stelt hij, en die zullen dat risico incalculeren in hun besluit al dan niet te investeren. “Investeerders zullen hun twijfel hebben ten aanzien van wat wij kennen als regulatory risk, de betrouwbaarheid van de overheid in het blijven verstrekken van subsidies over termijnen van decennia. Neem bijvoorbeeld Spanje, waar de overheid een langdurige subsidie had ingesteld op zonne-energie. Tijdens de crisis werden de kosten daarvan te hoog, waarop de subsidie is teruggedraaid.” De vorm van subsidie die Sibel Eker voorstelt – Correljé noemt dat contracting for differences – introduceert volgens hem nog een extra reden waarom de overheid af zou kunnen haken. “Dat is wanneer de stroomprijs, of de gasprijs, heel laag blijft, zoals momenteel aan de hand is. Daardoor wordt het gat dat de subsidie moet overbruggen erg groot, en mogelijk te groot. Op Nederlands niveau kan het lijken alsof het gas opraakt, maar op wereldniveau is er een enorm aanbod van gas uit omringende landen en via LNG-import. Een stijgende gasprijs zit er daarom voorlopig niet in.”
Correljé ziet daarom de noodzaak van een gastransitie niet in. Het enige voordeel van de overstap naar biomethaan zou volgens hem de verminderde CO2-uitstoot zijn. “Maar daar zijn wel andere manieren voor te bedenken. In eerste instantie zou je het gebruik van kolen moeten verminderen (die voor dezelfde verbrandingswarmte bijna twee maal meer CO2 uitstoten, red.). Daarnaast heb je het gebruik van olieproducten in de transportsector die een vrij forse bijdrage leveren. Je moet je afvragen of de subsidie die je uitgeeft aan het verminderen van gasgebruik niet effectiever en efficiënter kunt uitgeven aan andere maatregelen die meer CO2-uitstoot reduceren.
Correljé noemt hierbij het sluiten van kolencentrales en het ontwikkelen van alternatieve brandstoffen voor het transport. Hij vraagt zich af of je zo zwaar op biogas wilt inzetten, “want de hoeveelheid beschikbare biomassa is relatief beperkt. Volgens de laatste schatting die ik heb gehoord kan biogas slechts in vijf procent van de Nederlandse gasconsumptie voorzien, gebaseerd op de hoeveelheid beschikbare mest en resten uit de voedselindustrie. Dat blijft een vrij marginaal aandeel.”
(*) Sibel Eker, ‘Dealing with Uncertainties in the Dutch Gas Sector, An Exploratory Modelling and Analysis Approach’, 10 maart 2016, promotor prof.dr.ir. Wil Thissen, hoogleraar beleidsanalyse bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM).
Comments are closed.