Campus

Fax van Verre

Half Delft skiet deze week. Zo ook correspondent Tom Köhler. Afdalen van ijsplaten. Beneden wacht de Hermes House Band.Het is de collegeweek na de vakken.

En dat betekent dat een wilde horde studenten, onder andere uit Delft, de Alpen heeft bestormd. En dan voornamelijk de Franse Alpen met goedkope appartementen die als kippenhok ook niet zouden misstaan. Wij zijn met ons groepje van zes mannen en vijf vrouwen in Serre Chevalier beland. Niet ver van Briançon, een naam die een Tour de France-kenner bekend in de oren moet klinken. De stad fungeert geregeld als finishplaats in een bergetappe en onderweg naar Serre Chevalier kwamen we namen tegen als de Galibier en Alpe d’Huez.

In tegenstelling tot een voorgaand jaar gingen we dit keer met eigen auto’s. Dit om een bus vol zuipende, lallende en kotsende studenten te ontlopen. Wij zijn niet de enigen die niet met de alom bekende studenten-skireisorganisatie, waarvan de naam met een S begint, reizen. Ook papen en corpspikken doen dat, maar die lijken wel, zodra ze de landsgrens passeren, alle benul van beschaving te verliezen en in de bus aan niets anders te kunnen denken dan zo snel mogelijk een fles sterke drank wegklakken. Om direct daarna de reisleider te smeken om een plaspauze.

Dus met eigen vervoer. Het mag een wonder heten dat we onze bestemming gehaald hebben. De Volvo 245 uit 1979, ooit gekocht voor vijfhonderd gulden, hoefde slechts drie maal de vluchtstrook op, waarvan een keer omdat de deur niet goed dichtzat en twee maal omdat de motorkap over de voorruit dreigde te waaien.

We kwamen hier om te skiën en daarbij laten we ons door niets en niemand afschrikken. De rijen voor de liften zijn slechts in het begin lastig, omdat je dan nog naïef in het midden van de trechtervormige mensen massa gaat staan. Langzamerhand ontdek je dat je de flanken moet benutten; daar kan veel beter voorgedrongen worden.

Dat de pistes keihard zijn en hier en daar een blauwe gloed hebben vanwege de ijsplaten, maakt ons ook niet uit. Het komt door het weer. Gisteren leek het wel Nederland in Serre Chevalier. De temperatuur steeg op 1400 meter, bij een bewolkte hemel, tot zo’n zes graden boven nul. De sneeuw smelt dan en vriest ’s nachts weer op, met als gevolg een keiharde piste.

De herrie tijdens het skiëen is werkelijk oorverdovend. Alleen boven de 2500 meter is de sneeuw nog van een beetje kwaliteit, maar daar waait je muts van je hoofd. De ansichtkaart-beelden kunnen we wel vergeten. Geen onder sneeuw bedolven bomen, geen pittoresk besneeuwde daken en geen maagdelijke sporen in vers gevallen sneeuw.

De après ski is natuurlijk altijd beschikbaar. Voor de echte harde bikkels dan. Een weekje skiëen is al een hele prestatie voor iemand die voor de rest van het jaar op z’n reet zit, maar om dan ook nog iedere avond stevig door te hakken in de plaatselijke kroeg, en de volgende ochtend weer messcherp op de piste te staan, is een onderscheiding waard.

Onze plaatselijke kroeg is de Yeti-bar. Strategisch gelegen onderaan de piste waar iedereen uitkomt bij de laatste afdaling van de dag. Vanavond treedt er de Hermes House Band op. Van dat plaatje dat zo grijs gedraaid is dat de bandleden er ook zelf kotsmisselijk van zijn geworden. Mensen vragen zich misschien af wat de Hermes House Band in Serre Chevalier doet. Nou, dat doen wij ook. (T.K.)

Tom Köhler

Half Delft skiet deze week. Zo ook correspondent Tom Köhler. Afdalen van ijsplaten. Beneden wacht de Hermes House Band.

Het is de collegeweek na de vakken. En dat betekent dat een wilde horde studenten, onder andere uit Delft, de Alpen heeft bestormd. En dan voornamelijk de Franse Alpen met goedkope appartementen die als kippenhok ook niet zouden misstaan. Wij zijn met ons groepje van zes mannen en vijf vrouwen in Serre Chevalier beland. Niet ver van Briançon, een naam die een Tour de France-kenner bekend in de oren moet klinken. De stad fungeert geregeld als finishplaats in een bergetappe en onderweg naar Serre Chevalier kwamen we namen tegen als de Galibier en Alpe d’Huez.

In tegenstelling tot een voorgaand jaar gingen we dit keer met eigen auto’s. Dit om een bus vol zuipende, lallende en kotsende studenten te ontlopen. Wij zijn niet de enigen die niet met de alom bekende studenten-skireisorganisatie, waarvan de naam met een S begint, reizen. Ook papen en corpspikken doen dat, maar die lijken wel, zodra ze de landsgrens passeren, alle benul van beschaving te verliezen en in de bus aan niets anders te kunnen denken dan zo snel mogelijk een fles sterke drank wegklakken. Om direct daarna de reisleider te smeken om een plaspauze.

Dus met eigen vervoer. Het mag een wonder heten dat we onze bestemming gehaald hebben. De Volvo 245 uit 1979, ooit gekocht voor vijfhonderd gulden, hoefde slechts drie maal de vluchtstrook op, waarvan een keer omdat de deur niet goed dichtzat en twee maal omdat de motorkap over de voorruit dreigde te waaien.

We kwamen hier om te skiën en daarbij laten we ons door niets en niemand afschrikken. De rijen voor de liften zijn slechts in het begin lastig, omdat je dan nog naïef in het midden van de trechtervormige mensen massa gaat staan. Langzamerhand ontdek je dat je de flanken moet benutten; daar kan veel beter voorgedrongen worden.

Dat de pistes keihard zijn en hier en daar een blauwe gloed hebben vanwege de ijsplaten, maakt ons ook niet uit. Het komt door het weer. Gisteren leek het wel Nederland in Serre Chevalier. De temperatuur steeg op 1400 meter, bij een bewolkte hemel, tot zo’n zes graden boven nul. De sneeuw smelt dan en vriest ’s nachts weer op, met als gevolg een keiharde piste.

De herrie tijdens het skiëen is werkelijk oorverdovend. Alleen boven de 2500 meter is de sneeuw nog van een beetje kwaliteit, maar daar waait je muts van je hoofd. De ansichtkaart-beelden kunnen we wel vergeten. Geen onder sneeuw bedolven bomen, geen pittoresk besneeuwde daken en geen maagdelijke sporen in vers gevallen sneeuw.

De après ski is natuurlijk altijd beschikbaar. Voor de echte harde bikkels dan. Een weekje skiëen is al een hele prestatie voor iemand die voor de rest van het jaar op z’n reet zit, maar om dan ook nog iedere avond stevig door te hakken in de plaatselijke kroeg, en de volgende ochtend weer messcherp op de piste te staan, is een onderscheiding waard.

Onze plaatselijke kroeg is de Yeti-bar. Strategisch gelegen onderaan de piste waar iedereen uitkomt bij de laatste afdaling van de dag. Vanavond treedt er de Hermes House Band op. Van dat plaatje dat zo grijs gedraaid is dat de bandleden er ook zelf kotsmisselijk van zijn geworden. Mensen vragen zich misschien af wat de Hermes House Band in Serre Chevalier doet. Nou, dat doen wij ook. (T.K.)

Tom Köhler

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.