Nederland balanceert langzamerhand op het randje van de imbeciliteit. Uit het recent verschenen rapport van het Programme for International Student Assessment (Pisa) – een internationale vergelijking tussen 15-jarige scholieren – blijkt dat Nederland er met een knappe tiende plaats in is geslaagd om Estland nipt voor te blijven in de ranglijst van leesvaardigheid.
Studenten die hun studie in 2008 beëindigden, hadden een gemiddelde studieschuld van ruim 12.500 euro, inclusief rente. Vier jaar eerder was dat nog geen 10.000 euro, aldus de Dienst Uitvoering Onderwijs, voorheen de IB-Groep. Uit eigen onderzoek onder ruim tweeduizend studenten concludeert het nationaal Instituut voor budgetvoorlichting Nibud dat deze stijging zich voortzet: de schuld van de huidige eerstejaars studenten zal straks minimaal 15.360 euro bedragen. De rente over dit bedrag komt daar dan nog bij.
De belangrijkste redenen die studenten noemen om te lenen is dat hun ouders hen financieel niet of te weinig ondersteunen (52 procent) en omdat ze “gewoon geld tekort komen” (42 procent). 38 Procent leent om niet of minder te hoeven werken naast de studie, terwijl ruim een kwart de studietijd “relaxed” wil doorkomen.
Zestien procent van de studenten heeft ook nog andere leningen uitstaan. Van alle ondervraagden staat negentien procent regelmatig of altijd rood, met een gemiddeld bedrag van 652 euro. Zeventien procent is in het bezit van een creditcard.
Veel studenten zijn slecht op de hoogte van de studieleenvoorwaarden van DUO, voorheen de IB-Groep. Slechts 45 procent weet dat zij ook tijdens hun studie al rente betalen. Een kwart heeft geen idee hoe hoog de rente is (in 2009 3,58 procent) en zeven procent denkt zelfs dat de lening rentevrij is.
Het Nibud stelt dat een studielening geen probleem hoeft te zijn, maar dat “relaxed kunnen studeren” het verkeerde uitgangspunt is. Studenten zouden vaak te makkelijk denken over de schuld die ze opbouwen. Om hen meer bewust te maken van de consequenties van hun leengedrag, heeft het Nibud de Studieleenwijzer ontwikkeld. Die helpt studenten uit te rekenen hoeveel zij straks per maand moeten gaan aflossen en hoeveel ze van een denkbeeldig startsalaris overhouden.
In natuurwetenschappen bezet Nederland een prachtige elfde plek, vlak achter Estland, en met een fantastische elfde plaats in wiskunde zijn we weer net iets beter dan Estland. Van Trinidad en Tobago hebben we voorlopig weinig te duchten.
Het kabinet wil dat Nederland zich vestigt in de top vijf van de kenniseconomieën. Voor een dergelijke ambitie zijn twee dingen nodig: een doeltreffende strategie en veel geld. Die strategie ontbreekt vooralsnog, en dat geld komt er niet. Marja van Bijsterveldt zat in de adviesgroep onderwijs die tijdens de kabinetsformatie adviseerde dat er vijf miljard euro extra nodig is om het Nederlandse onderwijs op te stuwen naar de wereldtop. Nu is Marja minister van onderwijs en krijgt ze te maken met forse bezuinigingen op onderwijs. Is dat niet vreemd? In het radioprogramma Tros Kamerbreed legt de kersverse minister uit hoe dat zit: “Of ik al dan niet iets geschreven heb, samen met anderen of noem maar op, daar ga ik natuurlijk gewoon niet op in. […] In zo’n formatieproces wordt enorm veel geschreven en gedaan. Het is een proces waarin allerlei zaken op het tapijt komen, dus ik ga niet in op vragen of al of niet iets beschreven is of niet.” Gelukkig blijft de ambitie om tot de wereldtop te behoren fier overeind: “Die ambitie die streef ik ten volle na, en nieuwe lijnen die zet ik in en daar waar ik zie dat het beter kan […] zal ik ook schakels omzetten en ermee aan de slag gaan.” Kortom, dat komt wel goed met het onderwijs in Nederland. Over een paar jaar laten we Estland vér achter ons.
Waarom zou je eigenlijk je best doen op school, je bekwamen in wiskunde en natuurwetenschappen, een universitaire bètastudie volgen, daarna promoveren en vervolgens als universitair docent nieuwe studenten opleiden voor de kenniseconomie? Terwijl je met slechts een Verpleegkunde-A diploma op zak minister van onderwijs kan worden en meer dan tweemaal zoveel verdient. Niet zo vreemd dus dat zo’n minister weinig affiniteit heeft met studenten die biofysica of nanotechnologie studeren en daar iets langer over doen dan studenten theaterwetenschappen of geschiedenis. Geschiedenis studeren – en dan bij voorkeur in Leiden – biedt verreweg de beste garantie op een verantwoordelijke en goedbetaalde baan. Koningin Beatrix en Willem-Alexander deden het, en ook premier Mark Rutte (1984-1992) en vicepremier Maxime Verhagen (1975-1986) legden daarmee het fundament voor hun carrière. In het geval van Verhagen is het bijna geschiedenis schrijven in plaats van studeren. Maar na elf jaar is er natuurlijk zoveel nieuwe geschiedenis bijgekomen dat zo’n studie eigenlijk nooit eindigt – het alfa-equivalent van Zeno’s paradox. Gelukkig realiseren Rutte en Verhagen zich terdege dat het misdadig is om zo lang over je studie te doen, en daarom hebben ze dure sancties afgekondigd.
Geen van de leden van het nieuwe kabinet heeft een bétastudie gedaan. Daarmee is de kenniseconomie in goede handen. Connaissance, c’est les autres.
Dap Hartmann is astronoom. Hij werkt als onderzoeker bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.
Comments are closed.