Onderwijs

‘Zwakke promovendi in Nederland kunnen slagen’

Als je als onderzoeker geld hebt gekregen waarmee je een
vierjarig promotietraject kunt financieren, wil je dat er na afloop
een proefschrift klaarligt.

Dat lukt niet altijd. Wanneer keur je iets af en hoe ga je om met sociale druk en financiële belangen? Onderzoekers over de spagaat tussen promotiekwaliteit en doorstroming.

Wanneer is het werk van een promovendus goed genoeg? Hoogleraar biomechanica Jenny Dankelman hanteert een paar vuistregels: heeft het onderzoek een rode draad? Heeft de promovendus zelfstandig initiatieven genomen? En heeft hij het onderzoek zelf uitgezet, gedaan, geanalyseerd en opgeschreven? Belangrijk bewijs daarvan bestaat uit publicaties in peer reviewed tijdschriften, vindt Dankelman.

Er is ook een relatie met de geldverstrekker, zegt hoogleraar scheepsontwerp Hans Hopman. ”We hebben hier nogal wat Chinese promovendi met een beurs van de Chinese overheid. Bij een no go moeten die promovendi het geld waarschijnlijk terugbetalen.” Dat kan pijnlijk zijn, maar toch moet je een streep trekken als de indruk bestaat dat het niets wordt, vindt Hopman.

Geld speelt ook op een andere manier een rol, schetst Frank Miedema. Hij is decaan van het UMC Utrecht en een van de initiatiefnemers van de academische actiegroep Science in Transition. Die kwam een jaar geleden met een position paper getiteld ‘Waarom de wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daar aan te doen is’.

Miedema vertelt dat in het UMC Utrecht zo’n tweehonderd promoties per jaar zijn, die in totaal grofweg twintig miljoen euro opleveren. Dat geld slaat voor een deel neer in de afdelingen die deze promoties realiseren. “Dus er is naast wetenschappelijk prestige ook financiële druk om promoties te laten doorgaan en om veel promovendi te hebben”, zegt Miedema. “Iedereen kan bedenken welk ongewenst gedrag dat uitlokt.”

TU Delft-conrector Peter Wieringa herkent het geschetste mechanisme. “Zodra je aan aantallen – of dat nou promoties zijn of diploma’s – financiën koppelt, gaat iedereen zitten rekenen.” Hoogleraar waterbouwkunde Bas Jonkman zag het aantal promovendi tussen 2005 en 2010 een enorme vlucht nemen door het verdienmodel van de TU.

Faculteiten kregen in die tijd negentigduizend euro per promotie. “Opeens zag je dat sommige vakgroepen naar twintig á dertig promovendi groeiden”, zegt Jonkman. “Veelal door mensen met een beurs uit bijvoorbeeld China aan te trekken. Al die mensen kunnen natuurlijk minder goed begeleid worden.” Sinds vorig jaar verdeelt de TU het geld echter anders. Promoties tellen voor een kleiner deel mee in het totale budget van faculteiten. Zij kunnen zelf bepalen wat daarvan naar de afdeling gaat.

Afwijzingen
Rest de vraag hoe vaak proefschriften beneden de maat zijn en worden afgewezen. Dankelmans ervaring is dat dit maar weinig gebeurt. “Ik denk dat de promotiecommissies zoals Delft die hanteert daar een goede rol in spelen.”

De commissies komen in beeld zodra de promotor het concept proefschrift heeft goedgekeurd en de promovendus een promotiedatum heeft. “Essentieel is dat die promotiecommissies echt onafhankelijk zijn”, zegt Dankelman. “Natuurlijk kun je met het kiezen van de commissie rekening houden met wat je aan reacties hoopt te krijgen. Daar moet je kritisch op zijn. Het college voor promoties heeft daar een belangrijke rol in.”

Dat college – bestaande uit de rector, de conrector en alle decanen – ziet toe op wie in de promotiecommissie komt en stelt het promotiereglement op. In het nieuwe reglement, dat per 1 januari ingaat, staat dat proefschriften door de plagiaatscanner moeten en wordt de rol van de onafhankelijke leden in de promotiecommissie versterkt. “Zodra twee mensen melden dat er tekortkomingen zijn, vragen we de promotor om een reactie en zullen we vaker de promotiedatum uitstellen”, zegt conrector Wieringa.

Dat laatste zat al in het reglement verstopt, maar wordt nu nadrukkelijker voor het voetlicht gebracht. Jonkman merkt het nu al. “Laatst zat ik in een promotiecommissie en maakte ik bezwaar. De promovendus moest extra werken aan zijn proefschrift en zijn promotie is met een half jaar uitgesteld.”

Wieringa ziet steeds vaker dat commissieleden serieus opmerkingen hebben, waar dat voorheen zelden voorkwam. Zijn ze kritischer of gaat de kwaliteit omlaag? Wieringa vindt het een moeilijke vraag. “Ik geloof niet dat de kwaliteit omlaag gaat, maar ik heb daar geen bewijs voor. Leg proefschriften van tien jaar geleden naast die van nu en ik zie geen achteruitgang.” Dat mensen expliciet met kritiek komen, noemt hij een vooruitgang van het systeem.

Goed lezen
Commissies zouden wel hun werk soms beter kunnen doen, merkt Dankelman op. “Ik denk dat veel commissieleden het erg druk hebben. Als ik zelf in een commissie zit, hoef ik niet alles te lezen. Bij artikelen die in goede tijdschriften zijn gepubliceerd, zijn er al peer reviews geweest. Dat neem ik mee om te kunnen beoordelen of een proefschrift aan de maat is. Wat dat betreft is publiceren wel een belangrijk aspect.”

Hopman zegt dat de commissie nu vaak per mail werkt en vraagt zich af of dat niet beter in een zitting kan plaatsvinden. “Ik heb dat in België en Engeland meegemaakt. In Engeland had je vooraf een soort examenzitting die uren kon duren. Zo lang als nodig was. Alleen daarom al moest je het proefschrift als commissielid ontzettend goed gelezen hebben.”

In Frankrijk is de ceremonie vergelijkbaar met een afstudeersessie. “Minder theater, minder ceremonieel”, zegt Dankelman. “Na afloop kan gevraagd worden om verbeteringen door te voeren.”

Zelf is Dankelman gecharmeerd van het Noorse systeem. Daarin krijgt een promovendus van de promotiecommissie twee weken van tevoren een opdracht of onderwerp waarover hij een voordracht moet houden van een uur. Daarna volgt de gewone verdediging waarin twee externe commissieleden allebei een uur mogen opponeren. Voor de rest lijkt het op de ceremonie in Delft. Daarin opponeren alle leden gezamenlijk binnen een uur.

Nu, zo vindt Hopman, is het voortraject op die Delftse ceremonie een ‘administratieve afhandeling’. “Je moet ergens wat kruisjes zetten.” Wieringa deelt die mening niet, maar sluit ook niet uit dat het gebeurt. “Ik hoor wel eens de opmerking dat commissieleden eerst het kruisje hebben gezet en dan in het vliegtuig op weg naar de zitting het proefschrift lezen. Nou… als we daar achter komen, wordt er wel wat van gezegd.”

Zou het niet beter zijn als de promotie een examen was? Promovendi kunnen immers niet ‘zakken’. Als het boekje er eenmaal ligt, is de promovendus gepromoveerd. “Het is waar dat zwakke promovendi in Nederland kunnen slagen”, zegt hoogleraar micro-elektronica Paddy French. “Maar hoe zou het anders moeten?”

Huiverig
French is huiverig voor meer bureaucratie. “In België is er een soort dubbelverdediging met eerst een besloten examen”, zegt hij. “Later is de openbare verdediging. Een tweetrapsraket. Daar is wat voor te zeggen, maar het vergt veel tijd. Commissieleden moeten twee keer op komen draven. Als ze uit het buitenland komen, vraag je echt wel wat van ze.” Wieringa ziet die praktische problemen ook. “We zien op dit moment niet echt de noodzaak dit te doen, maar er wordt wel eens over gesproken of het niet beter is dat anders te doen.”

Dankelman vindt de ceremonie een moment waarop de promovendus kan laten zien wat hij heeft gedaan en dat kan verdedigen. “Dat uur krijgt de promovendus als waardering voor het werk. Het is de kers op de taart voor de promovendus. Je kunt je afvragen of we dat allemaal zo moeten optuigen. Ik noem het een stukje theater. Voor een deel ook waardevol naar de promotor en co-promotor. Een mooie afsluiting.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.