Ik ben een man van de toekomst. Maar deze zomer word ik veertig en ik betrap mezelf er op dat soms, in onbewaakte ogenblikken, mijn gedachten zich buigen over alles wat is geweest.
Dinsdag: 7.35 uur. Gewapend met een grote boodschappentas loopt surveillant Rij Speelman (62) door een uitgestorven Bouwkunde. Hij is op zoek naar geheime tentamenopgaven. Op de afgesproken plek krijgt hij een grote doos met inhoud. Ziezo, dit loopt gesmeerd.
Speelman zet de boodschappentas met tentamens achter in zijn wagen en zet koers naar het sportcentrum. Hoewel het startschot daar pas om 9.00 uur klinkt, moet hij er met twee anderen al om 8.00 uur zijn om alles klaar te zetten.
In het sportcentrum treft hij zijn oud-collega Peter van Croonenburg (64) en Dick Huisman (64) naast een tweede doos tentamens. Zij zijn vandaag de drie ‘oppers’, zoals dat in surveillancetermen heet. Zij zijn verantwoordelijk voor een goed verloop van het tentamen architectuur-, kunst- en stedenbouwgeschiedenis. Dit werk vinden ze vooral leuk omdat ze elkaar weer zien en ‘onder jongelui’ zijn.
Tot drie jaar geleden waren het vooral studenten die surveilleerden, maar dat beviel niet. “Studenten hadden minder overwicht en zaten rustig te lezen”, zegt coördinator Marjolein Gunkel van OTTSnl. “Het gebeurde zelfs dat studenten zaten te breien.”
De TU vroeg Gunkel een proef te beginnen bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde & Informatica. Gunkel zette een pool op van 57-plussers en buitenlanders die hun examen Nederlands hebben behaald, vaak buitenlandse echtgenotes van Nederlandse mannen.
In het begin waren docenten sceptisch. Gunkel: “Ik hoorde docenten zeggen: ‘helemaal niet nodig’ en ‘ik regel het zelf wel’.” Na een jaar kon Gunkel haar dienstverlening uitbreiden naar bouwkunde. Sinds kort kunnen faculteiten die meer dan honderd studenten bij een tentamen verwachten en meer dan twee zalen per tentamen nodig hebben ook gebruikmaken van Gunkels pool. Mogelijk verruimt de TU deze norm in september.
8.00 uur. Studenten zetten de laatste tafels en stoelen in de tentamenopstelling. Een stuk of 350. Keurig op afstand, om spieken te bemoeilijken. Van Croonenburg deelt twee vel kladpapier per tafel uit, de anderen leggen blanco tentamenpapier neer. Omdat het vandaag een bouwkundetentamen betreft, volgt ook een briefje dat als bewijs voor deelname dient.
Bouwkundedocenten kunnen vaak niet bij het tentamen zijn. Daarom halen de oppers de tentamens zelf op en hebben zij telefoonnummers voor eventuele vragen van studenten of fouten in het tentamen.
Aspirant-surveillanten moeten volgens coördinator Gunkel
excelsheets met roosters kunnen openen en een dosis gezond verstand hebben. “Vooral niet in paniek raken. Er gebeuren altijd rare dingen. Bij elke tentamenperiode. Neem zaalwijzigingen op het laatste moment. In het begin hadden we een tentamen voor 300 studenten in het sportcentrum. Kwamen we daar, wist het centrum van niks. Geen stoelen, geen tafels. Wij bellen. Uiteindelijk stuurden we die 300 studenten op hun fietsjes naar het hoofdgebouw en propten ze in kleine zaaltjes.”
Soms is een docent en dus een tentamen zoek. Gunkel: “Het is wel eens voorgekomen dat een docent op Schiphol stond. Als je niet stressbestendig en praktisch bent, ben je niet geschikt voor surveillance.”
8.16 uur. Shaista Afzal (52) komt als laatste surveillant binnen. Een kwartier voordat zij als ‘gewone’ surveillant aanwezig hoeft te zijn. De voormalige biologielerares uit Pakistan woont sinds 1998 bij haar man in Nederland en vindt het hartstikke leuk om te surveilleren. “Ik heb vertrouwen in studenten, maar je moet ze wel controleren.”
Als opper Speelman de doos met opgaven opent, stuit hij op een aantal tentamens op A3-formaat. Die zijn voor studenten met dyslexie. Zij krijgen tien minuutjes extra voor elk uur tentamentijd. Vandaag dus tien minuten. Ze moeten daarvoor wel een dyslexieverklaring op hun tafeltje leggen.
De tentamens bestaan uit fotootjes met vragen als: hoe heet dit gebouw, waar staat het en wie is de architect? “Rietveld halen we er wel eens uit”, zegt vutter Huisman bladerend. Ook studenten raken bekend als zij keer op keer het tentamen doen. “Dan denk je: waarom doe je dit jezelf aan? Het lijkt soms wel een dwangneurose”, zegt Van Croonenburg.
Even later meldt de eerste student zich. Pleuni van der Lem komt met de trein uit Castricum en nam het zekere voor het onzekere. “Ik doe dit tentamen al voor de tweede keer. De eerste keer had ik er echt niks aan gedaan. Geen tijd. Als het weer niet gaat, doe ik het gewoon nog een keer.”
Ze duikt het toilet in. “In principe mag er tijdens het tentamen eentje per keer naar het toilet. Als er al iemand zit, moet een student even wachten”, zegt opper Huisman. Als surveillanten zelf moeten, waarschuwen ze elkaar.
8.44 uur. Studenten mogen plaatsnemen. De meesten zoeken een plekje aan de rand van de tribune. De een kijkt relaxt naar het plafond, de ander bladert gespannen in aantekeningen.
Docent Hans van Dijk meldt zich. “De stof is het boek. In mijn tijd is door collega studentactivisten bevochten dat je een tentamen moest kunnen doen zonder colleges te volgen. Frustrerend? Nee, er komt veel publiek naar mijn colleges. Jongerejaars vinden het raar een boek te moeten lezen. Dan denk ik: verdomme, zit jij nu op een universiteit? Er zijn er ook die vragen of het een ‘openboektentamen’ is. Ik zeg: wat? Als je dit tijdens je master niet weet, sta je voor gek!”
9.00 uur. Rij spreekt de amper half gevulde zaal toe. “Goedemorgen allemaal. We gaan beginnen. Jullie mogen geen hulpmiddelen gebruiken en moeten je boek in je tas stoppen. Hetzelfde geldt voor mobieltjes. Jullie hebben één uur de tijd en voor de snellen onder jullie: jullie mogen de zaal niet verlaten voor half tien. Let op de instructies op het voorblad.”
Binnen een minuut hebben de oppers de tentamens uitgedeeld. Er zijn wel eens te weinig exemplaren. “Dan bellen we het secretariaat en komen ze keurig op fietsjes opgaven brengen”, zegt Speelman. “In dat geval krijgen studenten meer tijd. Als het om een paar velletjes gaat, proberen we die hier te kopiëren.”
Shaista Afzal heeft met een pakket tentamens onder haar arm een strategische positie ingenomen bij de ingang van de zaal. Zij dirigeert laatkomers – die tot een half uur na aanvang mogen arriveren – naar een plekje achter in de zaal.
Het is muisstil. Speelman loopt langzaam tussen twee rijen. Van Croonenburg neemt de andere helft van de zaal onder zijn hoede. Geconcentreerd kijken ze naar links en naar rechts. Preventief streng kijkend en gespitst op antwoorden die nogal richting buurman liggen. Collega Huisman overziet de zaal vanachter een tafeltje.
Speelman pakt een i-pod van tafel: “Wegstoppen”. De betreffende student kwakt het ding gestrest in zijn tas. Een ander heeft aantekeningen onleesbaar naast zich op de grond liggen. “In je tas”, sist Speelman. “Ik heb geen tas”, fluistert de student. Hij propt het bundeltje in zijn jaszak.
Een enkeling peinst. Anderen schrijven er op los. Verhitte blikken. Speelman heeft zijn positie voor de zaal weer ingenomen. Van Croonenburg ziet een woordenboek liggen. Even bladeren: geen spiekbriefjes. “Ik ben er niet zo voor om als een Feldwebel rond te lopen”, verklaart hij. “Je moet een beetje soepel zijn.”
Speelman heeft wel eens studenten betrapt op spieken. “Soms gebruiken ze spullen die ze niet mogen gebruiken. Als ik dat in het begin merk, hebben ze er nog geen voordeel van gehad. Dan zeg ik á la. En anders geven we het door aan de docent. Die moet oordelen.”
9.19 uur. Na wat rust is de opstelling van de surveillanten gewijzigd. Hoewel Huisman nog linksvoor aan zijn tafeltje zit, staat Van Croonenburg inmiddels rechtsvoor. Afzal schuift door naar linksachter en Speelman naar rechtsachter. Ze bespelen het hele veld. In het middenveld zwoegen zo’n 180 van de 246 verwachte studenten.
9.28 uur. De docent verlaat de zaal. Een handdoek aan de klinken voorkomt dat de deur hard dichtvalt. De eerste studenten pakken hun boeltje. Ze moeten allemaal met hun antwoorden, hun tentamenbriefjes en hun collegekaarten langs tafeltjes met oppers. “Zou je je naam er niet opzetten?”, fluistert Speelman af en toe. “Pasje”, sist Van Croonenburg.
De verwachte rijvorming voor de tafeltjes blijft uit en dus ook de mogelijke uitwisseling van antwoorden. Dat gebeurt wel op de gang. “Niet zo heel moeilijk, maar ik had er weer eens te weinig tijd in gestopt”, concludeert zesdejaars student Robert de Kort.
Studiegenoot Jeroen Hofstra klaagt over de verhouding lesstof/studiepunten. “Je moet tweederde van het boek kennen en krijgt maar 1,3 studiepunten. Redelijk bizar. Vraag 10 was Rockefeller Centre hè?” De Kort: “O, dat is bij mij winkelcentrum Lutjebroek geworden. Ik hoop dat ik er nog wat voor krijg. Morgen heb ik een vak van vier studiepunten. Dat vind ik belangrijker.”
10.00 uur. Het eindsignaal klinkt: “Mensen, het is tien uur. We stoppen ermee”, zegt Speelman. Een enkeling treuzelt. Een meisje wil meer tijd vanwege dyslexie. “Ik heb er wel recht op, maar het niet aangevraagd.” Speelman is onverbiddelijk. “Anders is het niet eerlijk tegenover anderen.”
Een studente vraagt of ze het tentamen mag meenemen. Van Croonenburg: “Nee, ook niet tegen betaling.” Huisman komt naar hem toe. “Het zijn net kleine kinderen hè? Als je het van pa niet krijgt, ga je het aan moe vragen: ze was ook al bij mij geweest.”
10.15 uur. De laatste studenten zijn weg. De oppers gooien achtergebleven velletjes papier weg en stoppen de dozen met antwoorden weer in hun boodschappentassen. Terug naar de geheime plek van vanochtend. En dan: gezellig bijpraten en lunchen in de aula.
Men zegt wel dat het leven begint bij veertig, maar vooralsnog heeft dit vooruitzicht op mij hetzelfde effect als dat wat iemand overkomt als hij in doodsangst is: je hele leven trekt in één seconde aan je voorbij. Goed, bij mij duurt deze seconde langer, en het komt op willekeurige momenten voor, maar de contemplatie is er niet minder om.
Gelukkig veroorzaakt het ‘terugmijmeren’ bij mij geen valse nostalgische gevoelens. Vroeger was alles beslist niet beter, al hoeft het daarnaar terugverlangen daarmee niet minder te worden. De huidige crisis leert ons dat de vooruitgang ook niet alles is, en eenvoud en armoede hebben ook hun charmes.
In 2001 ging ik bij TBM werken en veel mensen zijn inmiddels de revue gepasseerd. Zoals een voormalige promotor die op een goede dag niet meer kwam opdagen en als straf zijn jaarlijkse bonus gehalveerd zag worden door de toenmalige decaan. Hij werd toch nog hoogleraar ondernemerschap, om niet veel later het gebouw weer te moeten verlaten.
Een collega die op een verloren vrijdagmiddag mijn kamer binnenkwam en glunderend vertelde dat hij een artikel had gepubliceerd in een tijdschrift met een impactscore hoger dan drie. Na mijn oprechte felicitaties en de nuttige suggestie om het artikel te verspreiden binnen de sectie, zei hij dat het nog niet helemaal zo ver was. Hij zou naar een conferentie in Palermo gaan alwaar de redacteuren van dat tijdschrift zich ook zouden bevinden. En die zouden hem ongetwijfeld na afloop van zijn presentatie vragen om iets in hun tijdschrift te schrijven.
Een vaste aanstelling aan een universiteit in combinatie met een doctorstitel is dus beslist geen garantie voor het voorkomen van pathologisch leugenaarschap. En dan een oudere collega die twee decennia lang processen tegen de TU voerde omdat hij zijn functieomschrijving niet vond passen bij het zelfgecreëerde beeld van zijn status. Uiteindelijk won hij, waarna onze sectie alsnog de pensioenpremies moest ophoesten, hoewel onze toenmalige sectieleider de(zelfde) decaan hartstochtelijk had geadviseerd de goede man niet in de sectie toe te laten. Over doorzettingsvermogen had de oude baas dus niet te klagen. Zelfs een hartaanval voorkwam niet dat hij naast zijn ziekmelding op de TU in staat was om voor zijn eigen bedrijfje bij te klussen. Maar er is ook goed nieuws. Er kwam een astronoom die bijna eigenhandig het ondernemerschapsonderwijs op de TU Delft opzette, mij enige goede smaak voor taal en boeken bijbracht, en met zijn maandelijkse columns in de Delta laat zien dat hij in de top-5 van Nederlandse columnisten staat. En er was een geofysicus die mij leerde cyclisch te denken, niet wegliep tijdens mijn promotieonderzoek, en een werk- en denktempo heeft dat mij doet duizelen en inspireren tegelijkertijd. En, tot slot, was daar een vrouw, ondersteunend op het werk, maar nog liever en mooier daarbuiten.
Wat brengen de komende tien jaren? Ik maak me zorgen. Gelukkig schrijft Max Pam in ‘Het Bijenspook’: ‘Een zorgloos mens wordt niet gehinderd door heimwee naar het verleden, noch door angst voor een toekomstige dood. Een zorgeloos mens leeft alleen in het heden’. Ik bedoel maar.
Patrick van der Duin is toekomstonderzoeker bij de sectie technology, strategy and entrepeneurship van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.
Comments are closed.