Aan de uitnodiging voor de Town Hall Meetings lag het niet: ‘Tijdens deze bijeenkomst willen wij u informeren over het proces om te komen tot een breed gedragen toekomstvisie die zal leiden tot de Strategische Roadmap TU Delft 2020’.
En: ‘Ook nodigen we u uitdrukkelijk uit uw mening te laten horen over onderwerpen die u van belang acht voor onze langetermijnstrategie, zoals selectie van studenten of verdergaande samenwerking met Leiden en Rotterdam.’
‘Mening laten horen’. ‘Breed gedragen toekomstvisie’. Dat klinkt goed. Het college van bestuur wil de hele organisatie bij het proces betrekken. Anderhalf uur wordt er per bijeenkomst voor uitgetrokken. Elke faculteit komt aan bod. Zo ook de universiteitsdienst.
Inmiddels heeft het college een tour gemaakt langs vijf faculteiten en kan gezegd worden dat er sprake is van een regelrecht fiasco. Bij Technische Natuurwetenschappen leidde decaan Tim van der Hagen de bijeenkomst in met termen als ‘gezamenlijk nadenken’. Collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg drukte het de aanwezigen nog eens op het hart: “Niet allemaal goed luisteren omdat ‘ik het weet’, nee: andersom.”
Wat volgde? Drie kwartier lang schetste Van den Berg een beeld van de TU en haar buitenwacht. Vervolgens: een verhaal over hoe daar op in te spelen met onder meer getalenteerde studenten, een breed portfolio met strategische allianties en gekwalificeerde onderzoekers en docenten. En dan, aan het eind van een lang verhaal: “Wie heeft er nog vragen?”
En inderdaad: dan komen er vragen. Vragen over het wegsturen van niet functionerende studenten, vragen over hoe de universiteit ondernemender kan zijn, vragen over de negen topsectoren van het kabinet-Rutte, vragen over overheadkosten van de TU, vragen over fuseren en het behoud van de naam Delft.
Maar ‘meningen’? Nauwelijks. Een ‘breed gedragen toekomstvisie’? Dat al helemaal niet. Nee: vragen. Vragen – af en toe kritisch – naar de mening van het college of naar simpelweg meer informatie. Met deze opzet is ook bijna niet anders te verwachten.
Beter werkte het ‘strategiespel’ dat met onder andere studenten is gespeeld. Aan de hand van kaartjes met stellingen werden ze bijna vanzelf gedwongen na te denken over wat zij in 2020 nodig hebben en welke reputatie de TU dan zou moeten hebben.
Meningen volgden volop: studenten willen liever niet heen en weer reizen tussen Leiden, Delft en Rotterdam. Selectie aan de poort is een optie. Fusie is een eng woord. Keuzevrijheid en een breed aanbod zijn belangrijk. Belangrijkste conclusie van de studenten: de studentencultuur is helemaal vergeten in de discussienota over de TU in 2020.
Natuurlijk is zo’n spel niet met honderd man tegelijk te spelen, maar tot nu toe werd door alle vragen niet eens toegekomen aan stellingen of discussie. Er zijn nog drie faculteiten en een universiteitsdienst te gaan.
Toen Langendijk een artikel las over de uit composiet gebouwde elektrische gitaren en basgitaren van Aristides Instruments was hij meteen verkocht. “Vanaf het eerste moment dacht ik: wat een gaaf merk.” Wat hem fascineerde was de combinatie van het futuristische en luxueuze uiterlijk met de hoge kwaliteit. Het paste wonderwel bij zijn visie op de ideale gitaar: “Een soort luxe sportwagen die iedereen graag zou willen hebben, maar die niet iedereen kan betalen.”
Hij was verguld toen hij zijn afstudeeropdracht bij het Amsterdamse bedrijf kon vervullen. Prachtig dat hij zijn twee passies, bassen en ontwerpen, kon combineren. “Ze waren niet tevreden over de brug van het model O5O, een vijfsnarige basgitaar. Het stelbereik van de brug was te klein en het design paste niet bij het model.” Langendijk ging aan de slag en constateerde dat de gangbare bruggen voor basgitaren vooral functionalistisch zijn. “De brug van Fender-gitaren ziet er nog steeds zo uit als vijftig jaar geleden. Voor mij was vormgeving ook heel belangrijk. Dat is het mooie van een IO-studie, dat je toegepaste techniek en vormgeving kunt combineren.”
Een grondige analyse leidde tot drie concepten, waarvan hij de commercieel meest interessante uitwerkte. Het werd een ontwerp waar geen inbussleutel aan te pas zou komen. “Wereldwijd worden uiteenlopende inbussleutels gebruikt die nodig zijn voor het afstellen van de snaren. Een steller heeft een hele doos vol inbussleutels. Die moet eerst een kwartier naar de goede zoeken. Die stelsleutels wilde ik vermijden.”
Het leidde tot een ontwerp dat per snaareenheid bestaat uit slechts vijf onderdelen: de naar zijn gestroomlijnde vorm genoemde torpedo, de ondersteuningsstaaf, de bus die door de body heengaat en twee schroeven waarvoor geen inbussleutel nodig is. Met het oog op de vormgeving onttrok hij de schroeven aan het zicht.
Overwegingen over materiaalkeuze kwamen voort uit een analyse van de optredende spanningen in de onderdelen. “Bij de meeste onderdelen heb ik voor roestvrij staal gekozen. De gitaar moet tenslotte dertig jaar meegaan. De bus is van aluminium, dat is gewichts- en kostenbesparend. Voor de torpedo koos ik voor titanium, sterk genoeg om alle krachten te verwerken. ‘Torpedo Titanium’ bekt ook heel lekker. Mensen associëren dat met high tech, met technisch vernuft. Dat past heel erg bij AI.” Door de simpele productsamenstelling is de assemblage een fluitje van een cent, zegt hij. Net als snaren verwisselen en finetuning.
Uit onderzoek onder negen basgitaristen naar de esthetische uitstraling bleek dat de O5O ook na Langendijks vernieuwing geassocieerd werd met termen als snel, raceauto’s, vliegtuigen, onderscheidend, futuristisch. “Een van de bevindingen is dat hij qua uitstraling de meeste aantrekkingskracht uitoefent op bassisten uit de hardrock- en heavy metalhoek. Daar val ik zelf ook onder. Hij werd ook vaak geassocieerd met de virtuozen onder de basgitaristen.”
Of het model met zijn brug in productie wordt genomen is nog onzeker. “Als dat gebeurt, zal ik hem zelf zeker aanschaffen.”
Comments are closed.