Twee TU-onderzoekers vermoeden een verband tussen lage luchtvochtigheid binnenshuis en een hoger aantal besmettingen. Als dat klopt nemen de besmettingen af in de lente.
Ze zochten afgelopen maanden contact met de pers, want ze hadden een urgente boodschap over coronabesmettingen. Hun boodschap was kristalhelder, namelijk dat droge binnenlucht covid-19-besmettingen in de hand werkt. Regionale pers en de Telegraaf gaven gehoor aan de ‘noodkreet’. Na de aerosolen-campagne van Maurice de Hond en de roep om meer ventilatie in klaslokalen klonk de waarschuwing voor het binnenklimaat bekend. Toch ligt hun verhaal weer anders.
Want dr.ir. Geert Keetels van deeltjestransport bij de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen (3mE) en prof.dr.ir. Bas van de Wiel (atmosferische fysica bij Civiele Techniek en Geowetenschappen) leggen naast ventileren de nadruk op luchtbevochtiging. Droge lucht geeft virussen een voordeel. Ventilatie met koude buitenlucht maakt de lucht binnen droger, en droge lucht verhoogt het risico op besmettingen. De Telegraaf raadde al aan om wasgoed binnen uit te hangen. De volgende dag raakten overal de luchtbevochtigers uitverkocht.
(Illustratie: Keetels en Van de Wiel)
Een intrigerende grafiek vormde het begin van hun campagne. De bovenste lijn toont het aantal covid-19-sterfgevallen per dag en de onderste de luchtvochtigheid binnenshuis. De lijnen lijken elkaars spiegelbeeld. Bij een luchtvochtigheid binnen van 40 procent of meer smelt het aantal besmettingen weg, bij een lagere luchtvochtigheid nemen ze juist toe.
Droge dreiging
Wat is er aan de hand? Naarmate het kwik zakt, bevat de buitenlucht minder vocht en wordt de lucht bij verwarming dus droger. Uitgeademde aerosolen (zwevende vochtdeeltjes) krimpen binnen als gevolg van verdamping in de droge omgeving, ze zweven langer rond en komen dieper in de longen terecht. Daarnaast staat het afweersysteem van de mens in de winter vaak onder druk door irritaties en uitdroging.
Een eerdere Amerikaanse studie naar het effect van luchtbevochtiging in scholen en het aantal griepbesmettingen liet een reductie van 30 tot 50 procent zien in het aantal virussen en het aantal besmettingen. Luchtbevochtiging was volgens de studie mogelijk ‘een belangrijke niet-farmaceutische interventie’.
De kritische grens lijkt te liggen op een relatieve vochtigheid binnenshuis van 40 procent. Bij een binnentemperatuur van 20 graden Celsius betekent dat voor de buitenlucht een ‘dauwpunt’ van 6 graden Celsius of meer. Het dauwpunt is de temperatuur waarbij de relatieve luchtvochtigheid 100 procent is.
Testen
Hoe valt de veronderstelde relatie tussen luchtvochtigheid en besmettingen te bewijzen? Een mogelijkheid is een retrospectieve studie die Keetels en Van de Wiel door een afstudeerder willen laten uitvoeren: heeft het wel of geen gebruik van luchtbevochtiging invloed op het aantal ziekmeldingen in vergelijkbare instellingen? Heeft luchtbevochtiging in verpleeghuizen invloed op het aantal covid-19 of griepinfecties? Dat moet uit vergelijkende studies blijken.
Het andere experiment gaat zeker plaatsvinden: naarmate de buitentemperatuur stijgt neemt ook de relatieve vochtigheid binnenshuis weer toe. Vanaf een graad of 12 buiten blijft de luchtvochtigheid binnen boven de kritische grens van 40 procent. Volgens de hypothese van Keetels en Van de Wiel zal dan het aantal besmettingen dalen. Laat de lente maar komen.
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
j.w.wassink@tudelft.nl
Comments are closed.