‘Wiskunde is als zuurstof. Als het er is merk je het niet. Als het er niet zou zijn, merk je dat je niet zonder kunt’, zegt professor Lex Schrijver, geïnterviewd in ‘Opgelost’ van wetenschapsjournalist Bennie Mols. Een boek over toepassingen van wiskunde en informatica.
‘Opgelost’ verscheen ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van het Centrum voor Wiskunde en Informatica. Maar denk niet dat dit een jubileumuitgave is vol borstklopperij en ijdeltuiterij. De auteur kreeg de vrije hand. Daardoor is ‘Opgelost’ een mooi populair-wetenschappelijk boek geworden, dat laat zien op wat voor verrassende plaatsen wiskunde en informatica een rol spelen.
Mols neemt per hoofdstuk één thema als rode draad en kiest daarbij uiteenlopende onderwerpen, zoals opsporingstechnieken, sport, denkende machines en muziek. Elk hoofdstuk bestaat uit verschillende losse fragmenten: achtergrondinformatie, een interview met een deskundige, een stukje doe-het-zelf en een onopgelost probleem. Het boek is zeldzaam mooi en rijk geïllustreerd met fullcolor-foto’s en tekeningen. Elk hoofdstuk begint met een quote over het onderwerp, waarbij niet de bekende clichés voorbij komen. Het hoofdstuk over optimalisering begint bijvoorbeeld met het Japanse spreekwoord: Als je lang genoeg wacht, komt het mooiste weer.
Door de structuur van losse, korte artikelen, leest ‘Opgelost’ lekker makkelijk weg. Het hoofdstuk over opsporingstechnieken begint bijvoorbeeld met twee pagina’s over hoe Google de juiste internetpagina’s zoekt. Daarna moet de lezer in de ‘doe-het-zelf’ een moordmysterie oplossen. In een volgend achtergrondstukje legt Mols uit hoe mummies tegenwoordig worden doorgelicht, zonder ze kapot te snijden. De deskundige bij dit onderwerp is de van oorsprong Vlaamse professor Ingrid Daubechies, die nu aan Princeton werkt. Zij vertelt in een interview hoe de FBI haar werk gebruikt om vingerafdrukken een stuk efficiënter op te slaan. Het hoofdstuk eindigt met de onopgeloste vraag hoe bewijsmateriaal precies behandeld moet worden.
De wiskunde gaat bijna nergens de diepte in en is voor een geïnteresseerde leek goed te volgen. Alleen in de terugkerende favoriete formule van de deskundigen vliegt de wiskunde soms uit de bocht: onbegrijpelijke regels vol symbolen worden bejubeld. Deze stukjes zijn waarschijnlijk wél leuk voor de medewerkers van het jubilerende instituut, maar andere lezers kunnen ze rustig overslaan.
De deskundigen die geïnterviewd worden, zijn stuk voor stuk interessante persoonlijkheden die levendig over hun vak vertellen. Mols sprak met bekende winnaars van de Spinozapremie als Robbert Dijkgraaf, maar ook met de jonge Amerikaanse professor Manjul Bhargava – die net zo goed is in drummen als in wiskunde. Die laatste legt uit hoe hij met muziek en wiskunde omgaat: “Als ik vast zit in een wiskundig probleem, dan ga ik even tabla spelen. Dat helpt me om weer fris tegen de wiskunde aan te kijken. En als ik bij het drummen worstel om een nieuwe muzikale compositie onder de knie te krijgen, dan ga ik eerst weer een tijd wiskunde doen.” Hij onthult verder dat de reeks van Fibonacci 1,1,2,3,5,8,13, … (ook bekend uit ‘Da Vinci Code’) zeker een halve eeuw eerder ontdekt was door Indiase tablaspelers dan door Europese wiskundigen.
Het minst geslaagd in het boek zijn de stukken over onopgeloste problemen. Als lezer verwacht je daar de grote open problemen waar wiskundigen mee worstelen. Waarschijnlijk was het te lastig om bij elk onderwerp een onopgelost probleem te vinden en bij sommige hoofdstukken staat er onder de kop ‘onopgelost’ iets over recent onderzoek, of algemene achtergrondinformatie. Er is op zich niets mis met deze stukken, maar ze gaan niet over onopgeloste problemen.
‘Opgelost’ laat zien dat wiskunde op de vreemdste plaatsen gebruikt wordt en veel meer is dan het oplossen van sommetjes of het uitvoeren van berekeningen. Het geeft een beeld van de problemen waaraan op dit moment echt gewerkt wordt. Een aanrader voor iedereen die bètawetenschappen een warm hart toedraagt.
Bennie Mols, ‘Opgelost! Toepassingen van wiskunde en informatica’, 182 p, Veen Magazines, 19,95.
‘Opgelost’ verscheen ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van het Centrum voor Wiskunde en Informatica. Maar denk niet dat dit een jubileumuitgave is vol borstklopperij en ijdeltuiterij. De auteur kreeg de vrije hand. Daardoor is ‘Opgelost’ een mooi populair-wetenschappelijk boek geworden, dat laat zien op wat voor verrassende plaatsen wiskunde en informatica een rol spelen.
Mols neemt per hoofdstuk één thema als rode draad en kiest daarbij uiteenlopende onderwerpen, zoals opsporingstechnieken, sport, denkende machines en muziek. Elk hoofdstuk bestaat uit verschillende losse fragmenten: achtergrondinformatie, een interview met een deskundige, een stukje doe-het-zelf en een onopgelost probleem. Het boek is zeldzaam mooi en rijk geïllustreerd met fullcolor-foto’s en tekeningen. Elk hoofdstuk begint met een quote over het onderwerp, waarbij niet de bekende clichés voorbij komen. Het hoofdstuk over optimalisering begint bijvoorbeeld met het Japanse spreekwoord: Als je lang genoeg wacht, komt het mooiste weer.
Door de structuur van losse, korte artikelen, leest ‘Opgelost’ lekker makkelijk weg. Het hoofdstuk over opsporingstechnieken begint bijvoorbeeld met twee pagina’s over hoe Google de juiste internetpagina’s zoekt. Daarna moet de lezer in de ‘doe-het-zelf’ een moordmysterie oplossen. In een volgend achtergrondstukje legt Mols uit hoe mummies tegenwoordig worden doorgelicht, zonder ze kapot te snijden. De deskundige bij dit onderwerp is de van oorsprong Vlaamse professor Ingrid Daubechies, die nu aan Princeton werkt. Zij vertelt in een interview hoe de FBI haar werk gebruikt om vingerafdrukken een stuk efficiënter op te slaan. Het hoofdstuk eindigt met de onopgeloste vraag hoe bewijsmateriaal precies behandeld moet worden.
De wiskunde gaat bijna nergens de diepte in en is voor een geïnteresseerde leek goed te volgen. Alleen in de terugkerende favoriete formule van de deskundigen vliegt de wiskunde soms uit de bocht: onbegrijpelijke regels vol symbolen worden bejubeld. Deze stukjes zijn waarschijnlijk wél leuk voor de medewerkers van het jubilerende instituut, maar andere lezers kunnen ze rustig overslaan.
De deskundigen die geïnterviewd worden, zijn stuk voor stuk interessante persoonlijkheden die levendig over hun vak vertellen. Mols sprak met bekende winnaars van de Spinozapremie als Robbert Dijkgraaf, maar ook met de jonge Amerikaanse professor Manjul Bhargava – die net zo goed is in drummen als in wiskunde. Die laatste legt uit hoe hij met muziek en wiskunde omgaat: “Als ik vast zit in een wiskundig probleem, dan ga ik even tabla spelen. Dat helpt me om weer fris tegen de wiskunde aan te kijken. En als ik bij het drummen worstel om een nieuwe muzikale compositie onder de knie te krijgen, dan ga ik eerst weer een tijd wiskunde doen.” Hij onthult verder dat de reeks van Fibonacci 1,1,2,3,5,8,13, … (ook bekend uit ‘Da Vinci Code’) zeker een halve eeuw eerder ontdekt was door Indiase tablaspelers dan door Europese wiskundigen.
Het minst geslaagd in het boek zijn de stukken over onopgeloste problemen. Als lezer verwacht je daar de grote open problemen waar wiskundigen mee worstelen. Waarschijnlijk was het te lastig om bij elk onderwerp een onopgelost probleem te vinden en bij sommige hoofdstukken staat er onder de kop ‘onopgelost’ iets over recent onderzoek, of algemene achtergrondinformatie. Er is op zich niets mis met deze stukken, maar ze gaan niet over onopgeloste problemen.
‘Opgelost’ laat zien dat wiskunde op de vreemdste plaatsen gebruikt wordt en veel meer is dan het oplossen van sommetjes of het uitvoeren van berekeningen. Het geeft een beeld van de problemen waaraan op dit moment echt gewerkt wordt. Een aanrader voor iedereen die bètawetenschappen een warm hart toedraagt.
Bennie Mols, ‘Opgelost! Toepassingen van wiskunde en informatica’, 182 p, Veen Magazines, 19,95.
Comments are closed.