Studenten wiskunde, informatica en natuurkunde uit heel Nederland maken zich grote zorgen over de kwaliteit van het wiskunde-onderwijs op de middelbare scholen. Ook in Delft beginnen veel eerstejaars met een enorme achterstand aan hun studie.
Op de middelbare school was Ellen Heyns een uitblinker in de exacte vakken. Ze haalde hoge cijfers en dacht dat ze ‘redelijk wat wiskunde had gehad’ toen ze dit studiejaar met natuurkunde begon aan de TU Delft. Dat dat geen garantie was voor succes werd al snel duidelijk, of zoals Heyns het zelf zegt: “Je komt hier en dan blijkt dat je helemaal niets kunt. In een paar weken moest ik een hoeveelheid wiskunde leren waar ik op de middelbare school twee jaar over zou doen.”
Toch kon Heyns op de middelbare school wel degelijk iets. Iets dat op de universiteit, bij haar opleiding, niet erg hoog wordt aangeslagen, iets waar ze zelfs weinig aan heeft aan de TU: de studente kon omgaan met de rekenmachine en met formulekaarten. Alleen, in Delft werd ze niet geacht die te gebruiken en kon de rekenmachine vaak niet eens uitvoeren wat Heyns wilde.
Daar zat ze dus bij haar tentamens physics 1 en analyse 1, niet behept met de instrumenten die ze nodig had om de problemen die voor haar lagen op te lossen. Ze hoorde bij de 30 procent eerstejaars natuurkundestudenten die voor deze twee vakken samen minder dan een acht haalden. Dat verplichtte haar min of meer tot het volgen van tutorlessen, die ervoor gezorgd hebben dat ze nu weer zelfvertrouwen heeft en tentamens haalt, weliswaar met werkdagen van tien uur.
Veel eerstejaars studenten zouden blij zijn met zo’n verhaal, want Heyns zag flink wat medestudenten afvallen of kiezen voor studievertraging. Maar waarom kunnen zij niet meekomen op de universiteit, terwijl ze op de middelbare school nog de slimste jongetjes of meisjes van de klas waren?
De achttien studentenverenigingen, waaronder twee Delftse, die vorige week een brandbrief stuurden naar onderwijsminister Maria van der Hoeven denken het antwoord te weten. De boosdoener is de zogeheten ’tweede fase’ op de middelbare scholen. ‘Sinds 2002 komen tweede fasestudenten aan op de universiteiten’, schrijven zij. ‘Inmiddels is gebleken dat de wiskundekennis bij deze studenten minder is dan voorheen. Na drie jaar kunnen we concluderen dat dit geen opstartproblemen zijn.’
Directe aanleiding van het schrijven was het Kamerdebat afgelopen dinsdag, waarin gesproken werd over de door het ministerie van onderwijs voorgestelde wijzigingen binnen de profielen op havo en vwo. De studenten vreesden dat de invoering van die plannen zou leiden tot een nog lager wiskundeniveau bij scholieren, omdat het aantal studielasturen voor wiskunde B in het natuur-en-techniekprofiel afneemt en daarvoor in de plaats een niet verplicht wiskunde D wordt geïntroduceerd.
Hoewel het Kamerdebat nog niet is afgerond, is al wel duidelijk dat een Kamermeerderheid niet wil dat het aantal uren wiskunde daalt.
Toch blijft commissaris onderwijs van de natuurkunde-studievereniging VvTP Sander den Hoedt ongerust over de toekomst. De student was nauw betrokken bij het opstellen en het verspreiden van de brief aan Van der Hoeven, die meteen op grote bijval kon rekenen van de kant van docenten, ook van de TU Delft. Maar zelfs met brede steun, ook in de Kamer, is het wiskundeonderwijs nog niet gered, vreest hij. “Er moet een constante druk blijven op het ministerie, anders wordt het niet beter.”
Volgens de student moet wiskunde op school anders gegeven worden dan nu. “Scholieren moeten geen sommetjes oplossen, dat verwacht hier ook niemand van ze. Ze moeten sommetjes kunnen bedenken.” Het liefst zou Den Hoedt meer bèta’s zien in de nationale politiek, mensen die weten waar ze het over hebben.
Den Hoedts opleidingsdirecteur Eric Lagendijk ziet daar ook wel wat in. Als hij minister van onderwijs zou zijn, zou hij eerst af willen van het zesjarige vwo. “Maak het vijf jaar en gebruik het zesde jaar als brugjaar, waarin scholieren heel gericht ingaan op een paar vakken.” Alleen dat kan Nederland volgens hem redden, want het vwo is in zijn ogen ‘gedoemd te mislukken’.
Lagendijk is realistisch genoeg om in te zien dat dit plan voorlopig niet doorgevoerd zal worden, al heeft hij er vertrouwen in dat de politiek beter zal luisteren nu naast docenten studenten aan de alarmbel trekken over het wiskundeonderwijs in de tweede fase.
De opleidingsdirecteur, die het wiskundeniveau van zijn eerstejaars steeds een beetje verder ziet dalen, weet waar het probleem zit in die tweede fase. “Men is vergeten dat wiskunde een abstracte wetenschap is, een spel met afgesproken regels”, zegt hij. “Wiskunde wordt in de tweede fase als natuurkunde onderwezen, als iets grijpbaars. Maar scholieren moeten rond hun vijftiende juist overstappen van concreet naar abstract, ze moeten zich realiseren dat wiskunde niets te maken heeft met alledaagse dingen, maar een spel is van de geest.”
Ellen Heyns begint dat nu langzaam door te krijgen, door heel hard werken. De studententijd had ze zich iets meer ontspannen voorgesteld, maar spijt heeft ze niet van haar keuze. “Als iets lukt wat ik eerst niet kon, is dat een enorme overwinning. Maar ik moet ’s avonds vroeg naar bed, want anders red ik het allemaal niet.”
Waarom kunnen veel studenten niet meekomen op de universiteit, terwijl ze op de middelbare school nog de slimste jongetjes of meisjes van de klas waren? (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)
Op de middelbare school was Ellen Heyns een uitblinker in de exacte vakken. Ze haalde hoge cijfers en dacht dat ze ‘redelijk wat wiskunde had gehad’ toen ze dit studiejaar met natuurkunde begon aan de TU Delft. Dat dat geen garantie was voor succes werd al snel duidelijk, of zoals Heyns het zelf zegt: “Je komt hier en dan blijkt dat je helemaal niets kunt. In een paar weken moest ik een hoeveelheid wiskunde leren waar ik op de middelbare school twee jaar over zou doen.”
Toch kon Heyns op de middelbare school wel degelijk iets. Iets dat op de universiteit, bij haar opleiding, niet erg hoog wordt aangeslagen, iets waar ze zelfs weinig aan heeft aan de TU: de studente kon omgaan met de rekenmachine en met formulekaarten. Alleen, in Delft werd ze niet geacht die te gebruiken en kon de rekenmachine vaak niet eens uitvoeren wat Heyns wilde.
Daar zat ze dus bij haar tentamens physics 1 en analyse 1, niet behept met de instrumenten die ze nodig had om de problemen die voor haar lagen op te lossen. Ze hoorde bij de 30 procent eerstejaars natuurkundestudenten die voor deze twee vakken samen minder dan een acht haalden. Dat verplichtte haar min of meer tot het volgen van tutorlessen, die ervoor gezorgd hebben dat ze nu weer zelfvertrouwen heeft en tentamens haalt, weliswaar met werkdagen van tien uur.
Veel eerstejaars studenten zouden blij zijn met zo’n verhaal, want Heyns zag flink wat medestudenten afvallen of kiezen voor studievertraging. Maar waarom kunnen zij niet meekomen op de universiteit, terwijl ze op de middelbare school nog de slimste jongetjes of meisjes van de klas waren?
De achttien studentenverenigingen, waaronder twee Delftse, die vorige week een brandbrief stuurden naar onderwijsminister Maria van der Hoeven denken het antwoord te weten. De boosdoener is de zogeheten ’tweede fase’ op de middelbare scholen. ‘Sinds 2002 komen tweede fasestudenten aan op de universiteiten’, schrijven zij. ‘Inmiddels is gebleken dat de wiskundekennis bij deze studenten minder is dan voorheen. Na drie jaar kunnen we concluderen dat dit geen opstartproblemen zijn.’
Directe aanleiding van het schrijven was het Kamerdebat afgelopen dinsdag, waarin gesproken werd over de door het ministerie van onderwijs voorgestelde wijzigingen binnen de profielen op havo en vwo. De studenten vreesden dat de invoering van die plannen zou leiden tot een nog lager wiskundeniveau bij scholieren, omdat het aantal studielasturen voor wiskunde B in het natuur-en-techniekprofiel afneemt en daarvoor in de plaats een niet verplicht wiskunde D wordt geïntroduceerd.
Hoewel het Kamerdebat nog niet is afgerond, is al wel duidelijk dat een Kamermeerderheid niet wil dat het aantal uren wiskunde daalt.
Toch blijft commissaris onderwijs van de natuurkunde-studievereniging VvTP Sander den Hoedt ongerust over de toekomst. De student was nauw betrokken bij het opstellen en het verspreiden van de brief aan Van der Hoeven, die meteen op grote bijval kon rekenen van de kant van docenten, ook van de TU Delft. Maar zelfs met brede steun, ook in de Kamer, is het wiskundeonderwijs nog niet gered, vreest hij. “Er moet een constante druk blijven op het ministerie, anders wordt het niet beter.”
Volgens de student moet wiskunde op school anders gegeven worden dan nu. “Scholieren moeten geen sommetjes oplossen, dat verwacht hier ook niemand van ze. Ze moeten sommetjes kunnen bedenken.” Het liefst zou Den Hoedt meer bèta’s zien in de nationale politiek, mensen die weten waar ze het over hebben.
Den Hoedts opleidingsdirecteur Eric Lagendijk ziet daar ook wel wat in. Als hij minister van onderwijs zou zijn, zou hij eerst af willen van het zesjarige vwo. “Maak het vijf jaar en gebruik het zesde jaar als brugjaar, waarin scholieren heel gericht ingaan op een paar vakken.” Alleen dat kan Nederland volgens hem redden, want het vwo is in zijn ogen ‘gedoemd te mislukken’.
Lagendijk is realistisch genoeg om in te zien dat dit plan voorlopig niet doorgevoerd zal worden, al heeft hij er vertrouwen in dat de politiek beter zal luisteren nu naast docenten studenten aan de alarmbel trekken over het wiskundeonderwijs in de tweede fase.
De opleidingsdirecteur, die het wiskundeniveau van zijn eerstejaars steeds een beetje verder ziet dalen, weet waar het probleem zit in die tweede fase. “Men is vergeten dat wiskunde een abstracte wetenschap is, een spel met afgesproken regels”, zegt hij. “Wiskunde wordt in de tweede fase als natuurkunde onderwezen, als iets grijpbaars. Maar scholieren moeten rond hun vijftiende juist overstappen van concreet naar abstract, ze moeten zich realiseren dat wiskunde niets te maken heeft met alledaagse dingen, maar een spel is van de geest.”
Ellen Heyns begint dat nu langzaam door te krijgen, door heel hard werken. De studententijd had ze zich iets meer ontspannen voorgesteld, maar spijt heeft ze niet van haar keuze. “Als iets lukt wat ik eerst niet kon, is dat een enorme overwinning. Maar ik moet ’s avonds vroeg naar bed, want anders red ik het allemaal niet.”
Waarom kunnen veel studenten niet meekomen op de universiteit, terwijl ze op de middelbare school nog de slimste jongetjes of meisjes van de klas waren? (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)
Comments are closed.