Er breekt een rel uit als Nederlandse schrijvers een weekje naar China gaan en daar niet hardop over mensenrechten praten. Intussen werken universiteiten volop samen met Chinese instellingen en kraait er geen haan naar. Ten onrechte, vindt Amnesty International.
Tot een paar jaar geleden was Dirk Jan van den Berg de Nederlandse ambassadeur in China; nu staat hij aan het hoofd van de TU Delft. Zijn universiteit heeft in mei een dependance in China geopend. Daar gaan Chinese en Nederlandse wetenschappers samen led-verlichting onderzoeken.
Maakt de TU zich druk over de mensenrechten? Wat te doen als een betrokken wetenschapper wordt vastgezet wegens staatsondermijnende activiteiten? “We reageren niet op als-dan-vragen”, zegt een woordvoerder. Gesprekken over mensenrechten laat de universiteit, dat is niet nieuw, aan de Nederlandse regering over. “We weten dat dat soort dingen spelen, maar daar kunnen we alleen op reageren als de situatie zich aandient.” Een soortgelijk geluid liet Van den Berg zelf eerder ook al horen.
Lang die lijn denkt ook de Rijksuniversiteit Groningen. Zij opent een onderzoekscentrum in de Chinese hoofdstad Beijing. Studenten internationale betrekkingen uit China zullen er onderwijs volgen over Europa en onderzoek verrichten naar de relatie tussen China en de Europese Unie.
“Mensenrechten komen niet aan de orde bij de besprekingen over samenwerking, maar ik ben wel vrij dit thema aan de orde te stellen in mijn colleges voor Chinese studenten”, verzekert hoogleraar Jan van der Harst. Wat hij zou doen als een collega werd opgepakt? “Dat is gelukkig niet voorgekomen.”
Staatssecretaris Zijlstra plaatst er geen kanttekeningen bij. “Deze samenwerking is een schoolvoorbeeld van de warme banden tussen onderzoekers en studenten die al een jaar of dertig bestaan tussen China en Nederland”, zei hij bij de opening van het academisch jaar. De bewindsman voorziet “wederzijds begrip, dat vervolgens weer de verhouding tussen onze landen versterkt”.
Toen een veertigtal schrijvers onlangs naar een boekenbeurs in Peking ging, vroeg Amnesty International hun om de detentie van Chinese schrijvers onder de aandacht te brengen door een speldje te dragen: een lege stoel, als symbool voor Liu Xiaobo, die de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, maar nog altijd gevangen zit. Ze kregen ook een speldje om weg te geven. De schrijvers weigerden en kregen – terecht of niet – felle kritiek van enkele collega’s.
“De parallel tussen wetenschappers en schrijvers gaat zeker op”, zegt Nicole Sprokel van Amnesty International. “Amnesty heeft geen mening over de samenwerking van Nederlandse universiteiten en hogescholen met het Chinese hoger onderwijs en onderzoek. Maar als zij daartoe besluiten, raden wij hun aan zich vooraf te bezinnen op de mensenrechtensituatie en de mogelijke impact van hun eigen handelen en dat van hun Chinese partners. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met kritische studenten en medewerkers? Zij lopen het risico geïntimideerd of ontslagen te worden. Het zou heel vreemd zijn als Nederlandse instellingen hun invloed niet zouden aanwenden om dit te voorkomen.”
Onderzoeksfinancier NWO werkt al enkele jaren tot volle tevredenheid met China samen. De komende drie jaar trekt Nederland daar bijna vijf miljoen euro voor uit. “Wij ervaren binnen de wetenschap geen beperking van Chinese zijde”, zegt een woordvoerder. “De thema’s waarop we samenwerken worden in onderling overleg bepaald. Een van de seminars die onlangs financiering hebben gekregen gaat ook over mensenrechten. De wetenschap in China is heel open aan het worden, en door met China samen te werken kunnen we dat proces versnellen en ook leren van de kennis die China in huis heeft.”
Sprokel van Amnesty International hoort het met enige scepsis aan. “Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo was als docent literatuur verbonden aan de Beijing Normal University. Buiten China was hij werkzaam aan verscheidene universiteiten, onder meer in Oslo, Hawaï en New York. Nu zit hij in de gevangenis. Jiao Guobiao was docent aan Beijings Universiteit voor Journalistiek en Communicatie. In 2004 werd hij ontslagen vanwege zijn kritiek. Hij verbleef geruime tijd als onderzoeker in Engeland, Duitsland en de Verenigde Staten. Hij is daarna veelvuldig onder huisarrest gezet of anderszins lastiggevallen door de autoriteiten.” En zo kan ze nog wel wat voorbeelden noemen.
Overigens schreef dichter des vaderlands Ramsey Nasr met verbazing in de Volkskrant over de speldjesrel. “Want ja, wij hébben veelvuldig contact gehad met dissidenten en andersdenkenden, kunstenaars en uitgevers in grote problemen. Wij hebben dat niet aan de grote klok gehangen om redenen die Amnesty bekend zijn – Amnesty zelf hielp deze ontmoetingen organiseren.”
Hij liet zich dus niet inpakken door de dictatuur, wilde hij maar zeggen. Maar kan de wetenschap hetzelfde beweren? “Die vraag wordt steeds prangender nu de wetenschappelijke wereld internationaler wordt”, meent Sprokel. “Ik hoop maar dat de academische wereld dit thema niet zal verwaarlozen.”
Lees ook: ‘TU’ers positief over Chinese afdeling’
De klezmer- en balkanband L’Chaim speelt op grote festivals, maar ook op bruiloften en begrafenissen. “En we spelen regelmatig op straat”, vertelt bandlid en bouwkundig ingenieur Pepijn Noordhuizen. “Gaan we met de pet langs, hartstikke leuk.” Ze zingen in zes, zeven verschillende talen, als Russisch, Slavisch en Roma. ‘Gojim’ zijn ze: niet-joodse muzikanten die (onder meer) joodse muziek spelen. De naam L’Chaim is Jiddisch voor een toast op het leven. “Dat past wel bij ons.” Lol maken en feest creëren, dat willen ze en dat dragen ze uit op het podium. “Het is moeilijk om stil te blijven staan, het is heel aanstekelijke muziek. Van 8 tot 88, iedereen beweegt. Laatst zag ik een opa in het publiek dansen. Ik dacht: o jee, als zijn pacemaker het maar houdt.”
Het begon in 2006. Een aantal bewoners van een studentenhuis aan de Bagijnhof had de Amsterdam Klezmer Band zien optreden. “Daar waren ze ontzettend enthousiast over. Ik kende een meisje uit die band. Zij speelde viool, ik accordeon. We begonnen daar een keer met zijn tweeën een klezmerliedje te spelen, en iedereen haalde er al snel een instrument bij: een bouzouki, een gitaar, een saxofoon, weer iemand anders kon zingen. Na een halfuurtje spelen besloten we een klezmerband te beginnen. We hebben nog een paar mensen gebeld en klaar waren we.”
Het eerste optreden was op St. Jansbrug. “We stonden nog vanaf bladmuziek te spelen. Het was eigenlijk onze derde oefensessie, maar er werd heel enthousiast gereageerd. We hebben daarna nooit om optredens verlegen gezeten.”
Ze begonnen met traditionals, inmiddels zijn ze druk bezig met het schrijven van eigen nummers. Het achttal, merendeels intussen afgestudeerd, wil een cd uitbrengen met eigen werk. “Maar we zijn absoluut niet commercieel ingesteld. Als we de onkosten er maar uithalen.”
Comments are closed.