Al maanden vroegen collega’s en familieleden niet meer naar mijn dagelijkse werk, maar alleen nog naar De Roman. Het schrijven van een ongepubliceerd boek is kennelijk vele malen sexier dan welke andere bezigheid of prestatie ook.
En nu is het boek er: Mea. Het gaat over het leven en werken aan de universiteit. Anders dan mijn artikelen en hoofdstukken over mijn vakgebied, laat iedereen die de debuutroman heeft gelezen meteen weten wat hij ervan vindt. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik een sms of email ontvang met een beschouwing of compliment, met kritiek of een aanwijzing van technische aard (die flash back had je anders moeten aanpakken). Vrienden en familie zeggen vooral aardige dingen. Daar zijn ze ten slotte familie voor. Recensenten houden zich minder aan die regel. En dat is nóg een verschil met wetenschappelijk werk: er is geen methode of onderzoek waarachter ik me kan verschuilen. Alles is mijn eigen keuze, mijn schepping en mijn eigen verantwoordelijkheid. Alle kritiek is daardoor ook persoonlijk.
Opeens heb ik een nieuwe taak. Ik geef interviews. Ha! De volgende vragen komen tot nu toe terug:
- Het gaat over een zure, incompetente vrouwelijke UHD die met procedureel gedram haar positie heeft verkregen. Is het autobiografisch? (Ja, maar niet op de manier zoals bedoeld door de vragensteller.)
- Wie is die ijdele hoogleraar die al dertig jaar lang zijn proefschrift aan het recyclen is? (De auteur geeft nooit de sleutel van de sleutelroman prijs.)
- Is het echt zo erg op de universiteit? (Ja en nee.)
- Wil je nog wel werken aan de universiteit? (Ja, graag.)
- Hoe zit het nu met die seks op wetenschappelijke congressen? (Waarom wil je dat weten?.)
Nu ga ik weer verder met mijn wetenschappelijke artikel. Investeren in infrastructuren. Oók sexy, al ziet niet iedereen dat.
Het was het thema van het Kivi-Niria-jaarcongres 2008 en het wordt een nieuwe masterstudie aan de TU: deltatechnologie. Dat meldde rector Fokkema tijdens datzelfde congres. De kortste definitie van deltatechnologie luidt: de samenhangende kennis en kunde, die nodig is om laaggelegen deltagebieden leefbaar en bewoonbaar te maken en te houden. Vooralsnog wil de rector er weinig over kwijt, maar in het oktobernummer van GEO techniek zegt hij: ‘Deltatechnologie bestaat nu nog uit vele mandjes, maar het moet er één worden. Een aantal hoogleraren bij Techniek, Bestuur en Management heeft te maken met deltatechnologieprocessen, de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen is er natuurlijk ook bij betrokken.’ Fokkema wil de zaak niet overhaasten. Studenten kunnen de deskundigheid nu al verwerven via deelvakken. De eerste mastertitels deltatechnologie hoopt hij over vijf jaar tegemoet te zien.
Comments are closed.