Campus

Wetenschap in Amerika

De Verenigde Staten vormen het meest krachtige wetenschappelijke land op aarde, maar de status van wetenschap is tot een absoluut dieptepunt gedaald. Waarom?


De intellectuele kaalslag is wijdverspreid in de Verenigde Staten. Negenenzestig van de honderd recent benoemde Republikeinse volksvertegenwoordigers in het Congres ontkennen klimaatverandering of hebben aangegeven zich te zullen verzetten tegen maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Afgelopen juli voerden de raadsleden van de regio San Francisco – allemaal Democraten – een regel in die verkopers van mobiele telefoons verplicht om hun klanten te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen van mobiel telefoneren, zoals het krijgen van hersentumoren. En dit terwijl er geen wetenschappelijk bewijs voor is. Elders intimideren gekozen leiders wetenschappers met wie ze het oneens zijn, nemen ze resoluties aan die stellen dat de aarde afkoelt en instrueren ze leraren om hun studenten te doceren dat het weer wordt bepaald door astrologie.


Absurde beweringen zijn nu niet alleen politiek geaccepteerd maar worden juist met veel gejuich ontvangen. Wat is er toch aan de hand?



De komende veertig jaar zal de wetenschap meer kennis genereren dan de mensheid in haar hele geschiedenis heeft vergaard. Maar ook komen gevolgen van voorgaande technologische ontwikkelingen nu als een boemerang terug: klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, vervuiling, overbevissing, ga zo maar door. Meer dan ooit zijn we afhankelijk van de wetenschap om manieren te vinden om onze leefomgeving te beschermen. Maar beleidsmakers slaan wetenschappelijke inzichten in de wind of doen net alsof de problemen niet bestaan.

De winter begon vroeg dit jaar. Een goede reden om  snowboards, sleeën en schaatsen van zolder te halen. Het dak van de bibliotheek was ook nu weer de ideale ondergrond voor een perfecte afdaling. 


Kennis is macht

De aanname van Thomas Jefferson (opsteller van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring in 1776) dat het volk niet heel hoog opgeleid hoeft te zijn om goed geïnformeerd te zijn, blijkt problematisch. Kan democratie nog wel floreren in een wereld waarin wetenschap zo’n grote rol speelt?

Afgaande op het Congres misschien niet. Minder dan twee procent van de 535 Congresleden heeft een wetenschappelijke achtergrond. Onder de leden zitten 222 advocaten, juristen die – althans zo lijkt het wel – de vakken over natuurwetenschappen zoveel mogelijk hebben gemeden toen ze op de middelbare school zaten.



Advocaten zijn getraind om discussies te winnen door selectief met feiten om te gaan. Het gaat hen niet om de waarheid. Het is daarom niet verwonderlijk dat ideologie en retoriek zo overheersend zijn geworden in de politieke arena. De discussies hebben vaak maar weinig te maken met de feitelijke realiteit.

Om de slechte band tussen de wetenschap in de VS en de politiek te begrijpen moeten we in de geschiedenis van het land duiken.



In tegenstelling tot wat recentelijk wordt beweerd, werden de Verenigde Staten niet gesticht als een christelijke natie. De eerste kolonisten waren puriteinen die aan het juk van het autoritaire christendom wilden ontsnappen.



Puriteinen bestudeerden zowel de bijbel als de natuur. Ze wilden de wetten van God waarnemen, door een proces dat we nu ‘wetenschap’ noemen. In 1663 was 62 procent van de Royal Society (de Britse academie voor wetenschappen) puritein, onder wie ook Isaac Newton.



De geschriften van Newton, Francis Bacon, John Locke en David Hume hebben grote invloed gehad op Jefferson toen hij de Onafhankelijkheidsverklaring schreef. Newton maakte onderscheid tussen geloof en kennis. Bacon gaf aan hoe men kennis kon opbouwen door middel van inductief redeneren. Locke onderbouwde waarom kennis superieur is aan geloof of opinie. Hume definieerde vrijheid als de mogelijkheid om te kiezen om iets wel of niet te doen.



Jefferson verwerkte al deze ideeën in de onafhankelijkheidsverklaring. Ze vormen de filosofische en juridische fundamenten van de VS. Als iedereen in staat was om door middel van wetenschap kennis op te bouwen over de realiteit en de waarheid, dan zou er geen koning of paus meer zijn die meer autoriteit kon claimen dan een doodgewone burger. Dit rechtvaardigde een seculiere overheid die religie respecteerde en tolereerde, maar die haar autoriteit niet baseerde op religie, maar op vrijheid, redenatie en wetenschap.



Deze manier van denken werkte lange tijd erg goed in de VS. Maar na ongeveer tweehonderd jaar veranderde dit.



Het zou te makkelijk zijn om de gelovigen in het rechter politieke spectrum als schuldigen aan te wijzen. De oorzaak moet gezocht worden aan beide kanten van het politieke spectrum en ook in de wetenschappelijke en in de niet wetenschappelijke hoek.



Een goed punt om te beginnen is de Tweede Wereldoorlog. Deze oorlog veranderde de wetenschap van een zoektocht in de natuur in een wapen. Radar en de atoombom, maar ook sonar, synthetisch rubber en tal van andere innovaties, hadden een grote impact op de uitkomst van de oorlog.



In 1945 overhandigde Vannevar Bush, de coördinator van de Office of Scientific Research and Development (de overkoepelende organisatie voor de wetenschappelijke inspanningen voor de oorlog) het document ‘Science, the Endless Frontier’ aan president Harry Truman. In dit document brak Bush een lans voor een permanente overheidsfinanciering van onderzoek.



Wetenschappers hoefden hun werk nu niet meer te promoten bij filantropen. Ze keerden in zichzelf en raakten minder maatschappelijk betrokken. Er ontstonden carrièreprogramma’s aan universiteiten waarbij wetenschappers werden beloond voor hun publicaties en niet voor hun maatschappelijk werk. Wetenschappers die wel maatschappelijk betrokken waren werden vaak slecht beoordeeld door hun collega’s. En politiek werd gezien als iets wat objectiviteit in de weg stond.  


Wetenschap is politiek

Maar het is fundamenteel verkeerd om wetenschap te zien als iets apolitieks. Wetenschap is altijd politiek aangezien onze moraal en ethiek aangepast dienen te worden door nieuwe inzichten die wetenschap oplevert en omdat wetenschap bestaande belangen kan ondermijnen.



Terwijl wetenschappers zich in hun laboratoria terugtrokken, overpeinsde Amerika de schaduwzijde van kennis. De atoombom had geleid tot meer bewustwording bij het volk. De bom riep dubbele gevoelens op. Men was bang voor een totale nucleaire vernietiging. Men werd zich ook bewust van vervuiling van het milieu. Chemisch afval, gevaarlijke medische apparaten; al dit soort zaken zorgden bij babyboomers voor een groot wantrouwen tegenover politiek en wetenschap.

Intussen organiseerde religie zich. De kerken, die worstelden om nieuwe leden aan te trekken, profiteerden ervan dat de morele aspecten van de wetenschap steeds ingewikkelder werden. Met de televisie werd de stem van het protestantisme meer evangelisch, boos, anti-wetenschap en meer politiek geladen.



Hoewel de kritiek op wetenschap toenam, genoot de wetenschap van toenemende financiering en prestige op universiteiten en verdrong zij de geesteswetenschappen. De geesteswetenschappen sloegen echter terug. Postmodernisme stak de kop op. Men beriep zich op culturele antropologie en relativiteit om te beargumenteren dat er niet zoiets bestond als ‘de objectieve waarheid’. Wetenschap was slechts de culturele uiting van blanke westerse mannen. Vrouwen en minderheden mochten met net zoveel legitimiteit hun ‘waarheden’ claimen. Deze gedachte sloot goed aan bij burgerrechtenbewegingen en zij gaf de geesteswetenschappen ook weer een prominentere rol. In de popcultuur uitte dit alles zich in een seculier religieuze beweging – New Age – die predikte dat men zijn eigen realiteit moest creëren.



Het postmodernisme heeft tot veel positieve dingen geleid, maar het idee dat er geen objectieve waarheid bestaat, is simpelweg onzin. Toch leerde een generatie Amerikanen dit verkeerde idee. En dit heeft nu zijn weerslag in het denken over waarheid en wetenschap in de politiek, de industrie en de media. Zonder objectieve waarheid veranderen alle argumenten in retoriek. We raken verlamd in eindeloze debatten en zoeken onze toevlucht in brute autoriteit. Dit is de afgrond waar de VS nu voor staan.


Nieuw slag

De situatie werd erger in 1987 toen de Federal Communications Commission (het Amerikaanse overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor telecommunicatie) een voorschrift, de zogenaamde fairness doctrine, afschafte. Tot die tijd moesten omroepen die gebruikmaakten van publieke zenders controversiële onderwerpen op een eerlijke manier over het voetlicht brengen. Nadat dit grondbeginsel opzij was geschoven, dook er een nieuw slag nieuwslezers op. Mensen zoals Rush Limbaugh scoorden enorm met hun woedende politieke commentaren.



De komst van kabeltelevisie en het internet zorgden ook nog eens voor veel alternatieve nieuwsplatformen. Actualiteitenprogramma’s moesten concurreren met amusement en gingen zich daarom ook meer richten op emoties en opinies. Een generatie journalisten met een postmoderne opleiding besloot dat ‘objectieve verslaggeving’ niets anders inhield dan uiteenlopende meningen verzamelen, in plaats van een standpunt in te nemen dat volgens hen de waarheid het beste weergaf. Toen George W. Bush heel slecht had gemotiveerd waarom de VS Irak binnenvielen, werd Witte Huis correspondent David Gregory gevraagd waarom hij Bush niet het vuur aan de schenen had gelegd. “Dat is niet onze rol”, had Gregory geantwoord.



Dit probleem, false balance geheten, leidt ertoe dat extreme visies onterecht veel media-aandacht krijgen. Ook het feit dat onderzoeks- en wetenschapsjournalisten ondervertegenwoordigd zijn bij nieuwsbureaus heeft aan deze situatie bijgedragen.

En dan is er ten slotte de invloed van de gevestigde belangen. Zo heeft de energie-industrie tussen januari 2009 en juni 2010 een half miljard dollar besteed aan een lobby tegen klimaatwetgeving. En de industrie heeft tussen januari en oktober 2010 ook nog eens naar schatting 73 miljoen dollar uitgegeven aan anti-schone-energie-commercials. Veel van de inspanning was erop gericht om twijfel te zaaien over de ontdekkingen van klimaatwetenschappers of om de reputaties van de wetenschappers te schaden. En het werkte, vooral doordat de media dit toelieten.



Al deze factoren samen hebben geleid tot een aanslag op de wetenschap die nog niet eerder is voorgekomen in de Amerikaanse geschiedenis. Het maatschappelijke debat is losgekoppeld van de objectieve waarheid. Wetten worden aangenomen na bruut machtsvertoon en tegen de wil in van de tegenstanders. Data doen er niet toe. Het is precies deze situatie die Locke and Jefferson wilden vermijden.  


Lessen

Antiwetenschap-ideologieën hebben zich al eerder gemanifesteerd. Ze zijn niet helemaal hetzelfde, maar toch kunnen we lessen uit de geschiedenis trekken.

De situatie was vergelijkbaar toen de Sovjet-Unie de ideologie van het lysenkoisme aanhing, ondanks waarschuwingen van genetici. De genetici werden door Trofim Lysenko afgeschilderd als ‘een klasse van ivoren toren priesters van de burgerlijke pseudowetenschap’. Deze uitspraak heeft wel wat weg van Sarah Palins beschrijving van klimaatverandering; ‘doomsday scare tactics pushed by an environmental priesthood’. Door het lysenkoisme werd de landbouw in de Sovjet-Unie veertig jaar terug in de tijd gezet.



De politieke rechterflank van de Weimar republiek noemde Einsteins relativiteitstheorie een ‘hoax’ en zei dat Einstein uit was op geldelijk gewin. Klimaatontkenners gebruiken vandaag de dag ongeveer dezelfde retoriek.

Tijdens de processen van Neurenberg, sprak Hitlers minister van krijgstoerusting, Albert Speer, over het gebruik van nieuwe technologie om een uniforme ideologische boodschap over te brengen: “Door technische apparaten als radio en luidsprekers werden tachtig miljoen mensen beroofd van onafhankelijke gedachten.” Het doet denken aan wat de huidige nieuwsshows doen.



Bij zijn Grote Sprong Voorwaarts zette Mao een plan in werking dat China in vijftien jaar tijd moest transformeren in een moderne maatschappij. Wetenschappers die tegen zijn ideeën waren, werden bedreigd of gevangen gezet. Het beleid van Mao leidde tot de grootste hongersnood in de geschiedenis. Meer dan veertig miljoen mensen kwamen om.



De toestand in de VS is niet zo dramatisch als de hierboven geschetste situaties. Maar met elke stap waarmee het land zich verwijdert van verstand en zich meer richting ideologie begeeft, zet het een stap in de richting van een tirannieke staat waarin het beleid niet gebaseerd is op kennis, maar op de luidste stem.



Oplossingen zijn even veelzijdig als het probleem. In de eerste plaats moeten wetenschappers opnieuw meedoen aan maatschappelijke debatten en verstandige politici zouden hun opponenten moeten uitdagen voor debatten die om wetenschap draaien.



Ik doe mee aan twee projecten die dat ten doel hebben. Een ervan is de American Science Pledge, die kandidaten oproept om te onderschrijven dat zij opkomen voor de wetenschap en hun beleid baseren op data.



Het andere project is ScienceDebate2012.com, een grassroots campagne (een door burgers geïnitieerde campagne) voor een presidentieel debat over wetenschap, technologie, gezondheid, geneeskunde en milieu. In 2008 haalden we Barack Obama en John McCain over om mee te doen aan zo’n debat. Science Debate 2008 was het grootste politieke initiatief in de geschiedenis van de Amerikaanse wetenschap. Wetenschappers zouden er, zeker vandaag de dag, goed aan doen om dergelijke inspanningen te ondersteunen. Volgens politiek filosoof Alexis de Tocqueville “krijgt in een democratie ieder volk de regering die het verdient.” 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.