Campus

‘Welkom bij het eerste college van het jaar’

Chaotische taferelen in de TU-wijk. Na maandenlange rust barst de wijk maandagmorgen vroeg bijna uit zijn voegen. Duizenden studenten krioelen door elkaar, nog wat onwennig op zoek naar de juiste zaal.

Onder hen bevinden zich ruim tweeduizend nieuwelingen, die gespannen uitzien naar hun allereerste college. Een verhaal over nuldejaars die zich vanaf deze dag eerstejaars mogen noemen.


Figuur 1 Het eerste college lijntekenen bij Bouwkunde

Bussen puilen uit. Aaneengesloten stromen fietsers zoeken hun weg door de TU-wijk. Het is maandagmorgen half negen, het academisch jaar begint over een kwartier. ,,De drukte is nu het grootst”, legt de blonde conciërge van het hoofdgebouw uit. ,,De rest van het jaar wordt het geleidelijk rustiger.”

Het meest beruchte vak voor Delftse eerstejaars is ongetwijfeld analyse. Voor bijna iedereen is het verplichte kost. De eerstejaars natuurkunde worden onmiddellijk in het diepe gegooid. Op de eerste twee uur maandagmorgen prijkt de beruchte dr. H. Bavinck op het rooster. Twee uur analyse in zaal D van gebouw 36, beter bekend onder de naam Aula.

Zijn het de zenuwen of is de lichting ’96 niet goed voorgelicht over het academisch kwartiertje? In ieder geval zit zaal D om half negen al bijna helemaal vol. Veel mannen, en slechts een enkele vrouw. Nuchtere types, wat slaperige koppen van KMT-gangers. Gesproken wordt er weinig. Op de uitklapbare tafeltjes ligt hier en daar het groene analyse-boek van Almering. ‘De bijbel’, verklaart de kersverse eerstejaars Henk-Jan Faber plechtig.

Ze zitten met zijn vieren op een rijtje: Gert-Jan Ruis, ene Van der Sluis, Henk-Jan Faber en Frank Zuurbier. Twee paren uit verschillende mentorgroepen, het contact is vanmorgen vroeg in de trein pas tot stand gekomen: ‘Jij doet toch ook natuurkunde?’ Gelaten wachten ze op wat komen gaat. Vooral Faber wekt de indruk dat hij heet noch koud wordt van dit historische eerste uur, het moment waarop de nuldejaars echte studenten worden.
Freud


Figuur 2 Het college van Bavinck

Een man in grijs jasje en dito broek komt binnen: Bavinck. Het halve-maansbrilletje op de top van zijn neus in combinatie met het baardje wekken de suggestie dat we hier te maken hebben met de dr. Freud van de wiskundige analyse. Bavinck loopt wat rond, deelt wat uit, en sluit om kwart voor negen exact de deur. De stilte die volgt doorbreekt de eerbiedwaardige docent met de woorden: ,,Welkom bij het eerste college van het jaar.”

Bavinck schrijft ‘Bavinck’ op het bord, verder zijn telefoon- en kamernummer. Sommigen kijken wat onzeker om zich heen,twijfelend of dergelijke informatie het waard is overgeschreven te worden in schrift of multo-map. ,,Dit boek”, zegt Bavinck, wijzend op ‘Almering’, ,,moet je onmiddellijk gaan kopen. Dat moet je morgen hebben. Nee, dat moet je nu al hebben.”

,,Jullie hebben nu maanden niets gedaan, en daarvoor meestal ook niet veel, want jullie behoorden tot de besten van de klas. Hoe goed je op school ook was, hier ben je middelmaat”, galmt Bavincks stem door de collegezaal. ,,En een gemiddelde student moet er heel hard voor werken om er te komen.” Bavinck begint over tentamenregelingen, en over de eerste toets die de studenten krijgen. ,,Als je acht van de veertien meerkeuze-vragen goed hebt, dan weet je er zes. Zo wordt dat door mij berekend.”

Het is dus menens op de TU, en de eerstejaars kunnen dat maar beter zo snel mogelijk weten. ,,Je bent hier namelijk gekomen om wat te leren. Je hebt het vak zelf gekozen.” Gelukkig heeft Bavinck ook goed nieuws: wie vrijwel alle instructie-uren aanwezig is, kan rekenen op een bonus bij het tentamen. Lijfelijke aanwezigheid is een noodzakelijke, maar zeker geen voldoende voorwaarde. ,,Als ik bij de instructies merk dat iemand er thuis niets aan gedaan heeft, zeg ik: hoor eens, je brengt nu wel ernstig je bonus in gevaar.”
Verboden

Nog één ding wil Bavinck toevoegen de lijst van verboden en geboden. ,,Als ik binnenkom zitten jullie te praten, dat is oké. Ik doe de deur dicht, ik zet mijn bril op: jullie mogen gewoon doorpraten. Maar op het moment dat ik dit licht aandoe…” Bavinck klikt een tl-balkje aan. ,,Dan verwacht ik dat jullie stil zijn. Dit is mijn signaal: ik ben zo ver.”

Het is zestien minuten over negen, Bavinck beëindigt de kennismaking. De echte les kan nu beginnen, en die opent Bavinck met de klassieker: ,,Wat is eigenlijk wiskunde?” In het kwartiertje dat hem rest weet Bavinck een partij wiskunde op het bord te toveren waar het de groene eerstejaars van duizelt: een afleiding van de natuurlijke, negatieve en reële getallen vanuit de grondbegrippen en de axioma’s van de verzamelingenleer.


Figuur 3 Faber, Ruis, Zuurbier en Van der Sluis

De vier heren kijken enigszins beteuterd. Faber schrijft bijna niks op: ,,Op de middelbare school had ik niet de gewoonte iets op te schrijven.” Van der Sluis probeert wel wat op papier te krijgen, maar dat heeft zijn zo redenen: ,,Vanavond moet ik bij Virgiel verplicht mijn aantekeningen laten controleren.” ,,In het tweede uur gaan we verder met de reële getallen die de basis van de analyse vormen”, besluit Bavinck en legt zijn krijtje neer.

,,Ik begrijp het niet, jij?”, reageert Zuurbier net als de meeste anderen. ,,Het gaat wat rapper dan op de middelbare school”, is het commentaar van Faber. Zuurbier heeft behoefte aan een sigaretje, maar daar komt weinig van terecht. Wie wil weten in welke instructiegroep hij is ingedeeld, kan bij Bavinck terecht. De eerstejaars verdringen zich om de meester; de één steekt zijn nek nog verder uit dan de ander om een glimp van de lijsten op te vangen. Buiten de zaal staat één enkele koffie-automaat, zodat de meesten van een oppeppendbakkie verstoken blijven.

In groepjes staan de eerstejaars wat te praten. De strenge doch rechtvaardige heer Bavinck mogen ze wel. De regels zijn ‘normaal’ en de moeilijkheidsgraad: ,,Ach, je weet vantevoren wat je kunt verwachten.” Ruis zegt meer te houden van echte natuurkunde-vakken: ,,Wiskunde is nou eenmaal een noodzakelijk bijvak.” Een zekere passie voor natuurkunde vertellen Ruis, Faber, Van der Sluis en Zuurbier wel te hebben. ,,Ik heb wel getwijfeld tussen theoretische en technische natuurkunde”, vermeldt Zuurbier er bij. Ruis heeft het laatste jaar zijn oog ook wel eens op andere studies laten vallen. Bavinck gebaart weer te willen beginnen, de studenten haasten zich weer naar hun plaats.
Spijt

Kwart voor elf, zaal A bij Scheikunde. Dr. L. Maat heet de nieuwe chemici welkom bij het vak a193: Inleiding tot de practica. De ruim tachtig eerstejaars bieden een andere aanblik dan hun collega’s bij natuurkunde. Dames zijn minder zeldzaam, en sommige heren wat kleurrijker. De groene touwtjes in het haar van één van de mannelijke studenten, concurreren zo nu en dan met het verhaal van de heer Maat wat aandacht betreft.

De studenten hebben hun attributen zorgvuldig geëtaleerd. Zo heeft vrijwel iedereen een etuitje voor zich liggen in een felle kleur. Er liggen wat rekenmachientjes, hier en daar een liniaaltje, pennetjes en potloden. Sommige privé-collecties bevatten ook een agenda. Naast de blauwe universitaire exemplaren ook de schreeuwerige modellen, die associaties oproepen met het middelbare-schoolverleden.

Maat wordt voorafgegaan door practicumbegeleider Baas, die wat algemene zaken uitlegt. Hij wijst erop dat de studenten donderdag en vrijdag twee volle dagen onderwezen zullen worden in veiligheid, gezondheid en milieu. Voor de aansluitende toets moet een voldoende gehaald worden, om verder te mogen. Want: ,,De faculteit wil geen ongelukken.”

Maat neemt het over en begint met een verhaal dat bestaat uit een ratjetoe van onderwerpen als: eindtermen, proeven, rapporteren, literatuurverwijzingen, chemische magazines, slechte journalistiek, octrooi-rechtzaken en laboratorium-journaals. Of het aan de inhoud ligt of de presentatie, het kan de nieuwe lichting niet erg boeien.

,,Een proef is pas klaar als er een verslag is”, staat er te lezen op één van de sheets. ,,Schrijf altijd je naam en de datum boven een verslag”, waarschuwt Maat. ,,Pas sprak ik iemand uit de industrie, die me vertelde: als bij ons iets binnenkomt waar geen naam boven staat, dan verscheuren we het onmiddellijk.” Hier en daar speelt iemand met de drukknopjes die in de tafels zijn verwerkt. Van 0 tot 9 worden ze allemaal ingedrukt, daarna in omgekeerde volgorde. ,,En terecht”, becommentarieert Maat ondertussen het verscheuren van het naamloze verslag.

De meute snakt naar koffie, maar Maat besluit de pauze over te slaan. Om twaalf uur beëindigt hij de zitting met de woorden: ,,Ik hoop dat u mijn goede raad spoedig in praktijk zult brengen.” De meeste eerstejaars is deze inleiding tot de practica maar matig bekomen. ,,Nog net geen spijt”, antwoordteen jongen met een lachje.
Saai


Figuur 4 Eerstejaars bemachtigen TU-sweater

Na het vierde uur stromen de gebouwen leeg, en zien de straten van de TU-wijk opnieuw zwart van de fietsers. Op weg naar huis, de dictatenverkoop, de practicumadministratie of op zoek naar voedsel. De eerstejaars zonder broodtrommel testen in de kantine de kwaliteiten van de TU-lunch. Wie een dictaat wil aanschaffen moet in het hoofdgebouw achter in de rij aansluiten, die vanaf de eerste verdieping via de trap naar beneden loopt. Ondanks de drukte vindt de huismeester van het hoofdgebouw, Van der Stelt, dat de eerstejaars ,,deze keer redelijk goed zijn voorgelicht. Er zijn er een paar die een beetje lopen te zoeken. Andere jaren kwamen hele hordes hetzelfde vragen. Dat valt nu mee.”

In de Aula zit de jongen met de groene touwtjes in het haar achter een kroket, omringd door wat studiegenoten. ,,We zijn allemaal lid van het corps”, lichten ze hun relatie toe. Over het scheikunde-college van daarnet: ,,On-tieg-e-lijk saai. Als het het hele jaar zo blijft, dan skip ik er een paar”, vindt één van de jongens terwijl hij rustig zijn boterham smeert. Er wordt wat gelachen om de eerste kennismaking met het Aula-eten. ,,We zijn allemaal ook nogal moe van de KMT. Toch kon ik het met mijn brakke hoofd allemaal nog wel begrijpen. Het tempo lag niet verbazend hoog.”

De jongen met het groene haar verwerkt de zoveelste frikandel tot broodbeleg. Hij zegt zich te realiseren dat hij in Delft uniek is met zijn haardracht. ,,Ook bij het corps. Er zijn verschillende dreigementen geuit dat het donderdag wordt afgeknipt.” Hij zoekt even in zijn tas en haalt er vervolgens een blaadje uit: het ‘KMT Handelsblad.’ Hij wijst op een foto waarbij een kop soep over zijn hoofd wordt uitgegoten. ,,Dat is natuurlijk een grapje”, legt één van de nieuwe corpsleden uit, bang dat de Delta dit soort rituelen niet begrijpt. ,,We worden klaargestoomd voor alle regels. We leren hoe we ons moeten gedragen. En dat haar, dat blijft wel zo.”

Twee verenigingsgenoten schuiven ondertussen ook aan, eerstejaars werktuigbouw. ,,Redelijk interessant”, vonden zij de eerste vier uur van hun nieuwe leven. ,,Maar wel moeite met opletten”, met een verwijzing naar hun slaperige hoofd. ,,Maandag hebben we al tentamen. Na afloop van de colleges moeten we ons bij het corps melden en verplicht studeren. We worden zelfs geholpen door ouderejaars, de Aanzet.”
Moeder

Voor sommige nieuwe studenten zit de eerste dag er rond het middaguur al op. Anderen kunnen vanaf half vier bij moeder thuis uithuilen. Maar sommige bouko’s, voor wie de studie op dit punt toch al weinig goeds in petto heeft, moeten ook ’s avonds acte de présence geven. Tussen kwart over zes en half zeven druppelen ze de blokhal binnen, herkenbaar aan de rol doorzichtig papier die uit de rugzak steekt.

De beginnende bouwkunde-studenten zijn vandaag aan ‘blok nul’ begonnnen: even proeven aan de verschillende aspecten van de studie, zonder dat het echt telt. Aan de lange rijen tekentafels krijgen ze vanavond eerst een half uur handtekenen, gevolgd door een half uur lijntekenen. Handtekenen is een serieus vak, waar de meesten nog jaren meete maken krijgen. Lijntekenen behoort na blok nul tot het verleden.

Handtekendocent ir. R. Kegel heeft voor vanavond drie opdrachten bedacht met als thema: het trekken van rechte lijnen uit de losse hand. Het op deze wijze verbinden van twee punten blijkt lastig, zeker als de punten ver uit elkaar liggen. Kegel wandelt tussen de tafels door om – waar nodig – bijstand te bieden. ,,Je moet de lijn eerst zien, en dan pas tekenen.”

,,Het is puur een vaardigheid die ze moeten leren. Er zit zeker vooruitgang in. Ze leren kijken, ze leren meten. De ogen moeten getraind worden”, legt hij uit. ,,Probeer geen willekeurige bewegingen te maken”, adviseert hij een studente. ,,Niet gaan duwen.” ,,Dit is gewoon niet te doen”, roept iemand in vertwijfeling bij de zoveelste kromme lijn.

,,Bij het schrijven pakt bijna iedereen de pen dicht bij de punt vast. Bij tekenen moet je ‘m veel verder weg vastpakken”, legt Kegel uit. ,,Sommige dingen moeten echt afgeleerd worden.” Aan het trekken van rechte lijnen blijkt ook een psychologische kant te zitten: ,,Je zit te ver van het papier af. Je moet ontspannen zitten, anders kun je die scharnierbeweging niet maken. Je zit muurvast.” Het trekken van rechte lijnen wordt niet door eenieder als het leukste onderdeel van de studie ervaren. ,,De lezingen vanmorgen waren erg interessant. Maar rechte lijnen zetten hoort er denk ik wel bij”, meent één van de studenten.

Een potlood of een fineliner is het enige wat nodig is voor de kunst van het rechte lijnen tekenen. Maar een drietal heren heeft een zeer uitgebreide tekendoos op tafel uitgestald. ,,We wisten niet wat we nodig hadden, toen hebben we ons deze doos laten aansmeren in de bouwshop. Vijfenvijftig piek, maar ik vind ‘m wel geil, vind je niet?”
Moe

De handtekenles is plotseling afgelopen, de lijntekenles gaat in. ,,Lijnen trekken langs een liniaal”, legt één van de docentes de essentie van het lijntekenen uit. Er worden groepjes gevormd, onder leiding van een docent. De wat jongere docenten beginnen met een kennismakingritueel. Eén groep heeft geen docent, anderen begrijpen niet wat de bedoeling is of hebben weinig zin meer.

,,Het puntje van de elleboog moet net een beetje vrij van het tafelblad zijn”, legt een docent in een andere groep uit. De studenten zijn weer even druk doende om de tekentafels in de voor hun ideale positie te bewegen. Het mechaniek van één van de tafels blijkt niet helemaal goed te functioneren. Na wat krachtsinspanningen staat ook deze tafel in de juiste stand.

,,Heeft iedereen een tekenpakket, pennen en transparant papier?”, vraagt de docent. Nee, dat blijkt lang niet iedereen te hebben. Het gerucht doet de ronde dat het ontbrekende materiaal boven te koop is, en dus sjokt een aantal eerstejaars de trap op. Het is duidelijk: de fut is er een beetje uit.

Terwijl sommigen nog wat zwaaien met de ellebogen, bang dat de tafel toch niet helemaal goed staat. En anderen verveeld spelen met hun haakliniaal of moe voor zich uit kijken, loopt deze eerste collegedag in Delft langzaam ten einde.

Kees Versluis

,,,

Chaotische taferelen in de TU-wijk. Na maandenlange rust barst de wijk maandagmorgen vroeg bijna uit zijn voegen. Duizenden studenten krioelen door elkaar, nog wat onwennig op zoek naar de juiste zaal. Onder hen bevinden zich ruim tweeduizend nieuwelingen, die gespannen uitzien naar hun allereerste college. Een verhaal over nuldejaars die zich vanaf deze dag eerstejaars mogen noemen.


Figuur 1 Het eerste college lijntekenen bij Bouwkunde

Bussen puilen uit. Aaneengesloten stromen fietsers zoeken hun weg door de TU-wijk. Het is maandagmorgen half negen, het academisch jaar begint over een kwartier. ,,De drukte is nu het grootst”, legt de blonde conciërge van het hoofdgebouw uit. ,,De rest van het jaar wordt het geleidelijk rustiger.”

Het meest beruchte vak voor Delftse eerstejaars is ongetwijfeld analyse. Voor bijna iedereen is het verplichte kost. De eerstejaars natuurkunde worden onmiddellijk in het diepe gegooid. Op de eerste twee uur maandagmorgen prijkt de beruchte dr. H. Bavinck op het rooster. Twee uur analyse in zaal D van gebouw 36, beter bekend onder de naam Aula.

Zijn het de zenuwen of is de lichting ’96 niet goed voorgelicht over het academisch kwartiertje? In ieder geval zit zaal D om half negen al bijna helemaal vol. Veel mannen, en slechts een enkele vrouw. Nuchtere types, wat slaperige koppen van KMT-gangers. Gesproken wordt er weinig. Op de uitklapbare tafeltjes ligt hier en daar het groene analyse-boek van Almering. ‘De bijbel’, verklaart de kersverse eerstejaars Henk-Jan Faber plechtig.

Ze zitten met zijn vieren op een rijtje: Gert-Jan Ruis, ene Van der Sluis, Henk-Jan Faber en Frank Zuurbier. Twee paren uit verschillende mentorgroepen, het contact is vanmorgen vroeg in de trein pas tot stand gekomen: ‘Jij doet toch ook natuurkunde?’ Gelaten wachten ze op wat komen gaat. Vooral Faber wekt de indruk dat hij heet noch koud wordt van dit historische eerste uur, het moment waarop de nuldejaars echte studenten worden.
Freud


Figuur 2 Het college van Bavinck

Een man in grijs jasje en dito broek komt binnen: Bavinck. Het halve-maansbrilletje op de top van zijn neus in combinatie met het baardje wekken de suggestie dat we hier te maken hebben met de dr. Freud van de wiskundige analyse. Bavinck loopt wat rond, deelt wat uit, en sluit om kwart voor negen exact de deur. De stilte die volgt doorbreekt de eerbiedwaardige docent met de woorden: ,,Welkom bij het eerste college van het jaar.”

Bavinck schrijft ‘Bavinck’ op het bord, verder zijn telefoon- en kamernummer. Sommigen kijken wat onzeker om zich heen,twijfelend of dergelijke informatie het waard is overgeschreven te worden in schrift of multo-map. ,,Dit boek”, zegt Bavinck, wijzend op ‘Almering’, ,,moet je onmiddellijk gaan kopen. Dat moet je morgen hebben. Nee, dat moet je nu al hebben.”

,,Jullie hebben nu maanden niets gedaan, en daarvoor meestal ook niet veel, want jullie behoorden tot de besten van de klas. Hoe goed je op school ook was, hier ben je middelmaat”, galmt Bavincks stem door de collegezaal. ,,En een gemiddelde student moet er heel hard voor werken om er te komen.” Bavinck begint over tentamenregelingen, en over de eerste toets die de studenten krijgen. ,,Als je acht van de veertien meerkeuze-vragen goed hebt, dan weet je er zes. Zo wordt dat door mij berekend.”

Het is dus menens op de TU, en de eerstejaars kunnen dat maar beter zo snel mogelijk weten. ,,Je bent hier namelijk gekomen om wat te leren. Je hebt het vak zelf gekozen.” Gelukkig heeft Bavinck ook goed nieuws: wie vrijwel alle instructie-uren aanwezig is, kan rekenen op een bonus bij het tentamen. Lijfelijke aanwezigheid is een noodzakelijke, maar zeker geen voldoende voorwaarde. ,,Als ik bij de instructies merk dat iemand er thuis niets aan gedaan heeft, zeg ik: hoor eens, je brengt nu wel ernstig je bonus in gevaar.”
Verboden

Nog één ding wil Bavinck toevoegen de lijst van verboden en geboden. ,,Als ik binnenkom zitten jullie te praten, dat is oké. Ik doe de deur dicht, ik zet mijn bril op: jullie mogen gewoon doorpraten. Maar op het moment dat ik dit licht aandoe…” Bavinck klikt een tl-balkje aan. ,,Dan verwacht ik dat jullie stil zijn. Dit is mijn signaal: ik ben zo ver.”

Het is zestien minuten over negen, Bavinck beëindigt de kennismaking. De echte les kan nu beginnen, en die opent Bavinck met de klassieker: ,,Wat is eigenlijk wiskunde?” In het kwartiertje dat hem rest weet Bavinck een partij wiskunde op het bord te toveren waar het de groene eerstejaars van duizelt: een afleiding van de natuurlijke, negatieve en reële getallen vanuit de grondbegrippen en de axioma’s van de verzamelingenleer.


Figuur 3 Faber, Ruis, Zuurbier en Van der Sluis

De vier heren kijken enigszins beteuterd. Faber schrijft bijna niks op: ,,Op de middelbare school had ik niet de gewoonte iets op te schrijven.” Van der Sluis probeert wel wat op papier te krijgen, maar dat heeft zijn zo redenen: ,,Vanavond moet ik bij Virgiel verplicht mijn aantekeningen laten controleren.” ,,In het tweede uur gaan we verder met de reële getallen die de basis van de analyse vormen”, besluit Bavinck en legt zijn krijtje neer.

,,Ik begrijp het niet, jij?”, reageert Zuurbier net als de meeste anderen. ,,Het gaat wat rapper dan op de middelbare school”, is het commentaar van Faber. Zuurbier heeft behoefte aan een sigaretje, maar daar komt weinig van terecht. Wie wil weten in welke instructiegroep hij is ingedeeld, kan bij Bavinck terecht. De eerstejaars verdringen zich om de meester; de één steekt zijn nek nog verder uit dan de ander om een glimp van de lijsten op te vangen. Buiten de zaal staat één enkele koffie-automaat, zodat de meesten van een oppeppendbakkie verstoken blijven.

In groepjes staan de eerstejaars wat te praten. De strenge doch rechtvaardige heer Bavinck mogen ze wel. De regels zijn ‘normaal’ en de moeilijkheidsgraad: ,,Ach, je weet vantevoren wat je kunt verwachten.” Ruis zegt meer te houden van echte natuurkunde-vakken: ,,Wiskunde is nou eenmaal een noodzakelijk bijvak.” Een zekere passie voor natuurkunde vertellen Ruis, Faber, Van der Sluis en Zuurbier wel te hebben. ,,Ik heb wel getwijfeld tussen theoretische en technische natuurkunde”, vermeldt Zuurbier er bij. Ruis heeft het laatste jaar zijn oog ook wel eens op andere studies laten vallen. Bavinck gebaart weer te willen beginnen, de studenten haasten zich weer naar hun plaats.
Spijt

Kwart voor elf, zaal A bij Scheikunde. Dr. L. Maat heet de nieuwe chemici welkom bij het vak a193: Inleiding tot de practica. De ruim tachtig eerstejaars bieden een andere aanblik dan hun collega’s bij natuurkunde. Dames zijn minder zeldzaam, en sommige heren wat kleurrijker. De groene touwtjes in het haar van één van de mannelijke studenten, concurreren zo nu en dan met het verhaal van de heer Maat wat aandacht betreft.

De studenten hebben hun attributen zorgvuldig geëtaleerd. Zo heeft vrijwel iedereen een etuitje voor zich liggen in een felle kleur. Er liggen wat rekenmachientjes, hier en daar een liniaaltje, pennetjes en potloden. Sommige privé-collecties bevatten ook een agenda. Naast de blauwe universitaire exemplaren ook de schreeuwerige modellen, die associaties oproepen met het middelbare-schoolverleden.

Maat wordt voorafgegaan door practicumbegeleider Baas, die wat algemene zaken uitlegt. Hij wijst erop dat de studenten donderdag en vrijdag twee volle dagen onderwezen zullen worden in veiligheid, gezondheid en milieu. Voor de aansluitende toets moet een voldoende gehaald worden, om verder te mogen. Want: ,,De faculteit wil geen ongelukken.”

Maat neemt het over en begint met een verhaal dat bestaat uit een ratjetoe van onderwerpen als: eindtermen, proeven, rapporteren, literatuurverwijzingen, chemische magazines, slechte journalistiek, octrooi-rechtzaken en laboratorium-journaals. Of het aan de inhoud ligt of de presentatie, het kan de nieuwe lichting niet erg boeien.

,,Een proef is pas klaar als er een verslag is”, staat er te lezen op één van de sheets. ,,Schrijf altijd je naam en de datum boven een verslag”, waarschuwt Maat. ,,Pas sprak ik iemand uit de industrie, die me vertelde: als bij ons iets binnenkomt waar geen naam boven staat, dan verscheuren we het onmiddellijk.” Hier en daar speelt iemand met de drukknopjes die in de tafels zijn verwerkt. Van 0 tot 9 worden ze allemaal ingedrukt, daarna in omgekeerde volgorde. ,,En terecht”, becommentarieert Maat ondertussen het verscheuren van het naamloze verslag.

De meute snakt naar koffie, maar Maat besluit de pauze over te slaan. Om twaalf uur beëindigt hij de zitting met de woorden: ,,Ik hoop dat u mijn goede raad spoedig in praktijk zult brengen.” De meeste eerstejaars is deze inleiding tot de practica maar matig bekomen. ,,Nog net geen spijt”, antwoordteen jongen met een lachje.
Saai


Figuur 4 Eerstejaars bemachtigen TU-sweater

Na het vierde uur stromen de gebouwen leeg, en zien de straten van de TU-wijk opnieuw zwart van de fietsers. Op weg naar huis, de dictatenverkoop, de practicumadministratie of op zoek naar voedsel. De eerstejaars zonder broodtrommel testen in de kantine de kwaliteiten van de TU-lunch. Wie een dictaat wil aanschaffen moet in het hoofdgebouw achter in de rij aansluiten, die vanaf de eerste verdieping via de trap naar beneden loopt. Ondanks de drukte vindt de huismeester van het hoofdgebouw, Van der Stelt, dat de eerstejaars ,,deze keer redelijk goed zijn voorgelicht. Er zijn er een paar die een beetje lopen te zoeken. Andere jaren kwamen hele hordes hetzelfde vragen. Dat valt nu mee.”

In de Aula zit de jongen met de groene touwtjes in het haar achter een kroket, omringd door wat studiegenoten. ,,We zijn allemaal lid van het corps”, lichten ze hun relatie toe. Over het scheikunde-college van daarnet: ,,On-tieg-e-lijk saai. Als het het hele jaar zo blijft, dan skip ik er een paar”, vindt één van de jongens terwijl hij rustig zijn boterham smeert. Er wordt wat gelachen om de eerste kennismaking met het Aula-eten. ,,We zijn allemaal ook nogal moe van de KMT. Toch kon ik het met mijn brakke hoofd allemaal nog wel begrijpen. Het tempo lag niet verbazend hoog.”

De jongen met het groene haar verwerkt de zoveelste frikandel tot broodbeleg. Hij zegt zich te realiseren dat hij in Delft uniek is met zijn haardracht. ,,Ook bij het corps. Er zijn verschillende dreigementen geuit dat het donderdag wordt afgeknipt.” Hij zoekt even in zijn tas en haalt er vervolgens een blaadje uit: het ‘KMT Handelsblad.’ Hij wijst op een foto waarbij een kop soep over zijn hoofd wordt uitgegoten. ,,Dat is natuurlijk een grapje”, legt één van de nieuwe corpsleden uit, bang dat de Delta dit soort rituelen niet begrijpt. ,,We worden klaargestoomd voor alle regels. We leren hoe we ons moeten gedragen. En dat haar, dat blijft wel zo.”

Twee verenigingsgenoten schuiven ondertussen ook aan, eerstejaars werktuigbouw. ,,Redelijk interessant”, vonden zij de eerste vier uur van hun nieuwe leven. ,,Maar wel moeite met opletten”, met een verwijzing naar hun slaperige hoofd. ,,Maandag hebben we al tentamen. Na afloop van de colleges moeten we ons bij het corps melden en verplicht studeren. We worden zelfs geholpen door ouderejaars, de Aanzet.”
Moeder

Voor sommige nieuwe studenten zit de eerste dag er rond het middaguur al op. Anderen kunnen vanaf half vier bij moeder thuis uithuilen. Maar sommige bouko’s, voor wie de studie op dit punt toch al weinig goeds in petto heeft, moeten ook ’s avonds acte de présence geven. Tussen kwart over zes en half zeven druppelen ze de blokhal binnen, herkenbaar aan de rol doorzichtig papier die uit de rugzak steekt.

De beginnende bouwkunde-studenten zijn vandaag aan ‘blok nul’ begonnnen: even proeven aan de verschillende aspecten van de studie, zonder dat het echt telt. Aan de lange rijen tekentafels krijgen ze vanavond eerst een half uur handtekenen, gevolgd door een half uur lijntekenen. Handtekenen is een serieus vak, waar de meesten nog jaren meete maken krijgen. Lijntekenen behoort na blok nul tot het verleden.

Handtekendocent ir. R. Kegel heeft voor vanavond drie opdrachten bedacht met als thema: het trekken van rechte lijnen uit de losse hand. Het op deze wijze verbinden van twee punten blijkt lastig, zeker als de punten ver uit elkaar liggen. Kegel wandelt tussen de tafels door om – waar nodig – bijstand te bieden. ,,Je moet de lijn eerst zien, en dan pas tekenen.”

,,Het is puur een vaardigheid die ze moeten leren. Er zit zeker vooruitgang in. Ze leren kijken, ze leren meten. De ogen moeten getraind worden”, legt hij uit. ,,Probeer geen willekeurige bewegingen te maken”, adviseert hij een studente. ,,Niet gaan duwen.” ,,Dit is gewoon niet te doen”, roept iemand in vertwijfeling bij de zoveelste kromme lijn.

,,Bij het schrijven pakt bijna iedereen de pen dicht bij de punt vast. Bij tekenen moet je ‘m veel verder weg vastpakken”, legt Kegel uit. ,,Sommige dingen moeten echt afgeleerd worden.” Aan het trekken van rechte lijnen blijkt ook een psychologische kant te zitten: ,,Je zit te ver van het papier af. Je moet ontspannen zitten, anders kun je die scharnierbeweging niet maken. Je zit muurvast.” Het trekken van rechte lijnen wordt niet door eenieder als het leukste onderdeel van de studie ervaren. ,,De lezingen vanmorgen waren erg interessant. Maar rechte lijnen zetten hoort er denk ik wel bij”, meent één van de studenten.

Een potlood of een fineliner is het enige wat nodig is voor de kunst van het rechte lijnen tekenen. Maar een drietal heren heeft een zeer uitgebreide tekendoos op tafel uitgestald. ,,We wisten niet wat we nodig hadden, toen hebben we ons deze doos laten aansmeren in de bouwshop. Vijfenvijftig piek, maar ik vind ‘m wel geil, vind je niet?”
Moe

De handtekenles is plotseling afgelopen, de lijntekenles gaat in. ,,Lijnen trekken langs een liniaal”, legt één van de docentes de essentie van het lijntekenen uit. Er worden groepjes gevormd, onder leiding van een docent. De wat jongere docenten beginnen met een kennismakingritueel. Eén groep heeft geen docent, anderen begrijpen niet wat de bedoeling is of hebben weinig zin meer.

,,Het puntje van de elleboog moet net een beetje vrij van het tafelblad zijn”, legt een docent in een andere groep uit. De studenten zijn weer even druk doende om de tekentafels in de voor hun ideale positie te bewegen. Het mechaniek van één van de tafels blijkt niet helemaal goed te functioneren. Na wat krachtsinspanningen staat ook deze tafel in de juiste stand.

,,Heeft iedereen een tekenpakket, pennen en transparant papier?”, vraagt de docent. Nee, dat blijkt lang niet iedereen te hebben. Het gerucht doet de ronde dat het ontbrekende materiaal boven te koop is, en dus sjokt een aantal eerstejaars de trap op. Het is duidelijk: de fut is er een beetje uit.

Terwijl sommigen nog wat zwaaien met de ellebogen, bang dat de tafel toch niet helemaal goed staat. En anderen verveeld spelen met hun haakliniaal of moe voor zich uit kijken, loopt deze eerste collegedag in Delft langzaam ten einde.

Kees Versluis

Chaotische taferelen in de TU-wijk. Na maandenlange rust barst de wijk maandagmorgen vroeg bijna uit zijn voegen. Duizenden studenten krioelen door elkaar, nog wat onwennig op zoek naar de juiste zaal. Onder hen bevinden zich ruim tweeduizend nieuwelingen, die gespannen uitzien naar hun allereerste college. Een verhaal over nuldejaars die zich vanaf deze dag eerstejaars mogen noemen.


Figuur 1 Het eerste college lijntekenen bij Bouwkunde

Bussen puilen uit. Aaneengesloten stromen fietsers zoeken hun weg door de TU-wijk. Het is maandagmorgen half negen, het academisch jaar begint over een kwartier. ,,De drukte is nu het grootst”, legt de blonde conciërge van het hoofdgebouw uit. ,,De rest van het jaar wordt het geleidelijk rustiger.”

Het meest beruchte vak voor Delftse eerstejaars is ongetwijfeld analyse. Voor bijna iedereen is het verplichte kost. De eerstejaars natuurkunde worden onmiddellijk in het diepe gegooid. Op de eerste twee uur maandagmorgen prijkt de beruchte dr. H. Bavinck op het rooster. Twee uur analyse in zaal D van gebouw 36, beter bekend onder de naam Aula.

Zijn het de zenuwen of is de lichting ’96 niet goed voorgelicht over het academisch kwartiertje? In ieder geval zit zaal D om half negen al bijna helemaal vol. Veel mannen, en slechts een enkele vrouw. Nuchtere types, wat slaperige koppen van KMT-gangers. Gesproken wordt er weinig. Op de uitklapbare tafeltjes ligt hier en daar het groene analyse-boek van Almering. ‘De bijbel’, verklaart de kersverse eerstejaars Henk-Jan Faber plechtig.

Ze zitten met zijn vieren op een rijtje: Gert-Jan Ruis, ene Van der Sluis, Henk-Jan Faber en Frank Zuurbier. Twee paren uit verschillende mentorgroepen, het contact is vanmorgen vroeg in de trein pas tot stand gekomen: ‘Jij doet toch ook natuurkunde?’ Gelaten wachten ze op wat komen gaat. Vooral Faber wekt de indruk dat hij heet noch koud wordt van dit historische eerste uur, het moment waarop de nuldejaars echte studenten worden.
Freud


Figuur 2 Het college van Bavinck

Een man in grijs jasje en dito broek komt binnen: Bavinck. Het halve-maansbrilletje op de top van zijn neus in combinatie met het baardje wekken de suggestie dat we hier te maken hebben met de dr. Freud van de wiskundige analyse. Bavinck loopt wat rond, deelt wat uit, en sluit om kwart voor negen exact de deur. De stilte die volgt doorbreekt de eerbiedwaardige docent met de woorden: ,,Welkom bij het eerste college van het jaar.”

Bavinck schrijft ‘Bavinck’ op het bord, verder zijn telefoon- en kamernummer. Sommigen kijken wat onzeker om zich heen,twijfelend of dergelijke informatie het waard is overgeschreven te worden in schrift of multo-map. ,,Dit boek”, zegt Bavinck, wijzend op ‘Almering’, ,,moet je onmiddellijk gaan kopen. Dat moet je morgen hebben. Nee, dat moet je nu al hebben.”

,,Jullie hebben nu maanden niets gedaan, en daarvoor meestal ook niet veel, want jullie behoorden tot de besten van de klas. Hoe goed je op school ook was, hier ben je middelmaat”, galmt Bavincks stem door de collegezaal. ,,En een gemiddelde student moet er heel hard voor werken om er te komen.” Bavinck begint over tentamenregelingen, en over de eerste toets die de studenten krijgen. ,,Als je acht van de veertien meerkeuze-vragen goed hebt, dan weet je er zes. Zo wordt dat door mij berekend.”

Het is dus menens op de TU, en de eerstejaars kunnen dat maar beter zo snel mogelijk weten. ,,Je bent hier namelijk gekomen om wat te leren. Je hebt het vak zelf gekozen.” Gelukkig heeft Bavinck ook goed nieuws: wie vrijwel alle instructie-uren aanwezig is, kan rekenen op een bonus bij het tentamen. Lijfelijke aanwezigheid is een noodzakelijke, maar zeker geen voldoende voorwaarde. ,,Als ik bij de instructies merk dat iemand er thuis niets aan gedaan heeft, zeg ik: hoor eens, je brengt nu wel ernstig je bonus in gevaar.”
Verboden

Nog één ding wil Bavinck toevoegen de lijst van verboden en geboden. ,,Als ik binnenkom zitten jullie te praten, dat is oké. Ik doe de deur dicht, ik zet mijn bril op: jullie mogen gewoon doorpraten. Maar op het moment dat ik dit licht aandoe…” Bavinck klikt een tl-balkje aan. ,,Dan verwacht ik dat jullie stil zijn. Dit is mijn signaal: ik ben zo ver.”

Het is zestien minuten over negen, Bavinck beëindigt de kennismaking. De echte les kan nu beginnen, en die opent Bavinck met de klassieker: ,,Wat is eigenlijk wiskunde?” In het kwartiertje dat hem rest weet Bavinck een partij wiskunde op het bord te toveren waar het de groene eerstejaars van duizelt: een afleiding van de natuurlijke, negatieve en reële getallen vanuit de grondbegrippen en de axioma’s van de verzamelingenleer.


Figuur 3 Faber, Ruis, Zuurbier en Van der Sluis

De vier heren kijken enigszins beteuterd. Faber schrijft bijna niks op: ,,Op de middelbare school had ik niet de gewoonte iets op te schrijven.” Van der Sluis probeert wel wat op papier te krijgen, maar dat heeft zijn zo redenen: ,,Vanavond moet ik bij Virgiel verplicht mijn aantekeningen laten controleren.” ,,In het tweede uur gaan we verder met de reële getallen die de basis van de analyse vormen”, besluit Bavinck en legt zijn krijtje neer.

,,Ik begrijp het niet, jij?”, reageert Zuurbier net als de meeste anderen. ,,Het gaat wat rapper dan op de middelbare school”, is het commentaar van Faber. Zuurbier heeft behoefte aan een sigaretje, maar daar komt weinig van terecht. Wie wil weten in welke instructiegroep hij is ingedeeld, kan bij Bavinck terecht. De eerstejaars verdringen zich om de meester; de één steekt zijn nek nog verder uit dan de ander om een glimp van de lijsten op te vangen. Buiten de zaal staat één enkele koffie-automaat, zodat de meesten van een oppeppendbakkie verstoken blijven.

In groepjes staan de eerstejaars wat te praten. De strenge doch rechtvaardige heer Bavinck mogen ze wel. De regels zijn ‘normaal’ en de moeilijkheidsgraad: ,,Ach, je weet vantevoren wat je kunt verwachten.” Ruis zegt meer te houden van echte natuurkunde-vakken: ,,Wiskunde is nou eenmaal een noodzakelijk bijvak.” Een zekere passie voor natuurkunde vertellen Ruis, Faber, Van der Sluis en Zuurbier wel te hebben. ,,Ik heb wel getwijfeld tussen theoretische en technische natuurkunde”, vermeldt Zuurbier er bij. Ruis heeft het laatste jaar zijn oog ook wel eens op andere studies laten vallen. Bavinck gebaart weer te willen beginnen, de studenten haasten zich weer naar hun plaats.
Spijt

Kwart voor elf, zaal A bij Scheikunde. Dr. L. Maat heet de nieuwe chemici welkom bij het vak a193: Inleiding tot de practica. De ruim tachtig eerstejaars bieden een andere aanblik dan hun collega’s bij natuurkunde. Dames zijn minder zeldzaam, en sommige heren wat kleurrijker. De groene touwtjes in het haar van één van de mannelijke studenten, concurreren zo nu en dan met het verhaal van de heer Maat wat aandacht betreft.

De studenten hebben hun attributen zorgvuldig geëtaleerd. Zo heeft vrijwel iedereen een etuitje voor zich liggen in een felle kleur. Er liggen wat rekenmachientjes, hier en daar een liniaaltje, pennetjes en potloden. Sommige privé-collecties bevatten ook een agenda. Naast de blauwe universitaire exemplaren ook de schreeuwerige modellen, die associaties oproepen met het middelbare-schoolverleden.

Maat wordt voorafgegaan door practicumbegeleider Baas, die wat algemene zaken uitlegt. Hij wijst erop dat de studenten donderdag en vrijdag twee volle dagen onderwezen zullen worden in veiligheid, gezondheid en milieu. Voor de aansluitende toets moet een voldoende gehaald worden, om verder te mogen. Want: ,,De faculteit wil geen ongelukken.”

Maat neemt het over en begint met een verhaal dat bestaat uit een ratjetoe van onderwerpen als: eindtermen, proeven, rapporteren, literatuurverwijzingen, chemische magazines, slechte journalistiek, octrooi-rechtzaken en laboratorium-journaals. Of het aan de inhoud ligt of de presentatie, het kan de nieuwe lichting niet erg boeien.

,,Een proef is pas klaar als er een verslag is”, staat er te lezen op één van de sheets. ,,Schrijf altijd je naam en de datum boven een verslag”, waarschuwt Maat. ,,Pas sprak ik iemand uit de industrie, die me vertelde: als bij ons iets binnenkomt waar geen naam boven staat, dan verscheuren we het onmiddellijk.” Hier en daar speelt iemand met de drukknopjes die in de tafels zijn verwerkt. Van 0 tot 9 worden ze allemaal ingedrukt, daarna in omgekeerde volgorde. ,,En terecht”, becommentarieert Maat ondertussen het verscheuren van het naamloze verslag.

De meute snakt naar koffie, maar Maat besluit de pauze over te slaan. Om twaalf uur beëindigt hij de zitting met de woorden: ,,Ik hoop dat u mijn goede raad spoedig in praktijk zult brengen.” De meeste eerstejaars is deze inleiding tot de practica maar matig bekomen. ,,Nog net geen spijt”, antwoordteen jongen met een lachje.
Saai


Figuur 4 Eerstejaars bemachtigen TU-sweater

Na het vierde uur stromen de gebouwen leeg, en zien de straten van de TU-wijk opnieuw zwart van de fietsers. Op weg naar huis, de dictatenverkoop, de practicumadministratie of op zoek naar voedsel. De eerstejaars zonder broodtrommel testen in de kantine de kwaliteiten van de TU-lunch. Wie een dictaat wil aanschaffen moet in het hoofdgebouw achter in de rij aansluiten, die vanaf de eerste verdieping via de trap naar beneden loopt. Ondanks de drukte vindt de huismeester van het hoofdgebouw, Van der Stelt, dat de eerstejaars ,,deze keer redelijk goed zijn voorgelicht. Er zijn er een paar die een beetje lopen te zoeken. Andere jaren kwamen hele hordes hetzelfde vragen. Dat valt nu mee.”

In de Aula zit de jongen met de groene touwtjes in het haar achter een kroket, omringd door wat studiegenoten. ,,We zijn allemaal lid van het corps”, lichten ze hun relatie toe. Over het scheikunde-college van daarnet: ,,On-tieg-e-lijk saai. Als het het hele jaar zo blijft, dan skip ik er een paar”, vindt één van de jongens terwijl hij rustig zijn boterham smeert. Er wordt wat gelachen om de eerste kennismaking met het Aula-eten. ,,We zijn allemaal ook nogal moe van de KMT. Toch kon ik het met mijn brakke hoofd allemaal nog wel begrijpen. Het tempo lag niet verbazend hoog.”

De jongen met het groene haar verwerkt de zoveelste frikandel tot broodbeleg. Hij zegt zich te realiseren dat hij in Delft uniek is met zijn haardracht. ,,Ook bij het corps. Er zijn verschillende dreigementen geuit dat het donderdag wordt afgeknipt.” Hij zoekt even in zijn tas en haalt er vervolgens een blaadje uit: het ‘KMT Handelsblad.’ Hij wijst op een foto waarbij een kop soep over zijn hoofd wordt uitgegoten. ,,Dat is natuurlijk een grapje”, legt één van de nieuwe corpsleden uit, bang dat de Delta dit soort rituelen niet begrijpt. ,,We worden klaargestoomd voor alle regels. We leren hoe we ons moeten gedragen. En dat haar, dat blijft wel zo.”

Twee verenigingsgenoten schuiven ondertussen ook aan, eerstejaars werktuigbouw. ,,Redelijk interessant”, vonden zij de eerste vier uur van hun nieuwe leven. ,,Maar wel moeite met opletten”, met een verwijzing naar hun slaperige hoofd. ,,Maandag hebben we al tentamen. Na afloop van de colleges moeten we ons bij het corps melden en verplicht studeren. We worden zelfs geholpen door ouderejaars, de Aanzet.”
Moeder

Voor sommige nieuwe studenten zit de eerste dag er rond het middaguur al op. Anderen kunnen vanaf half vier bij moeder thuis uithuilen. Maar sommige bouko’s, voor wie de studie op dit punt toch al weinig goeds in petto heeft, moeten ook ’s avonds acte de présence geven. Tussen kwart over zes en half zeven druppelen ze de blokhal binnen, herkenbaar aan de rol doorzichtig papier die uit de rugzak steekt.

De beginnende bouwkunde-studenten zijn vandaag aan ‘blok nul’ begonnnen: even proeven aan de verschillende aspecten van de studie, zonder dat het echt telt. Aan de lange rijen tekentafels krijgen ze vanavond eerst een half uur handtekenen, gevolgd door een half uur lijntekenen. Handtekenen is een serieus vak, waar de meesten nog jaren meete maken krijgen. Lijntekenen behoort na blok nul tot het verleden.

Handtekendocent ir. R. Kegel heeft voor vanavond drie opdrachten bedacht met als thema: het trekken van rechte lijnen uit de losse hand. Het op deze wijze verbinden van twee punten blijkt lastig, zeker als de punten ver uit elkaar liggen. Kegel wandelt tussen de tafels door om – waar nodig – bijstand te bieden. ,,Je moet de lijn eerst zien, en dan pas tekenen.”

,,Het is puur een vaardigheid die ze moeten leren. Er zit zeker vooruitgang in. Ze leren kijken, ze leren meten. De ogen moeten getraind worden”, legt hij uit. ,,Probeer geen willekeurige bewegingen te maken”, adviseert hij een studente. ,,Niet gaan duwen.” ,,Dit is gewoon niet te doen”, roept iemand in vertwijfeling bij de zoveelste kromme lijn.

,,Bij het schrijven pakt bijna iedereen de pen dicht bij de punt vast. Bij tekenen moet je ‘m veel verder weg vastpakken”, legt Kegel uit. ,,Sommige dingen moeten echt afgeleerd worden.” Aan het trekken van rechte lijnen blijkt ook een psychologische kant te zitten: ,,Je zit te ver van het papier af. Je moet ontspannen zitten, anders kun je die scharnierbeweging niet maken. Je zit muurvast.” Het trekken van rechte lijnen wordt niet door eenieder als het leukste onderdeel van de studie ervaren. ,,De lezingen vanmorgen waren erg interessant. Maar rechte lijnen zetten hoort er denk ik wel bij”, meent één van de studenten.

Een potlood of een fineliner is het enige wat nodig is voor de kunst van het rechte lijnen tekenen. Maar een drietal heren heeft een zeer uitgebreide tekendoos op tafel uitgestald. ,,We wisten niet wat we nodig hadden, toen hebben we ons deze doos laten aansmeren in de bouwshop. Vijfenvijftig piek, maar ik vind ‘m wel geil, vind je niet?”
Moe

De handtekenles is plotseling afgelopen, de lijntekenles gaat in. ,,Lijnen trekken langs een liniaal”, legt één van de docentes de essentie van het lijntekenen uit. Er worden groepjes gevormd, onder leiding van een docent. De wat jongere docenten beginnen met een kennismakingritueel. Eén groep heeft geen docent, anderen begrijpen niet wat de bedoeling is of hebben weinig zin meer.

,,Het puntje van de elleboog moet net een beetje vrij van het tafelblad zijn”, legt een docent in een andere groep uit. De studenten zijn weer even druk doende om de tekentafels in de voor hun ideale positie te bewegen. Het mechaniek van één van de tafels blijkt niet helemaal goed te functioneren. Na wat krachtsinspanningen staat ook deze tafel in de juiste stand.

,,Heeft iedereen een tekenpakket, pennen en transparant papier?”, vraagt de docent. Nee, dat blijkt lang niet iedereen te hebben. Het gerucht doet de ronde dat het ontbrekende materiaal boven te koop is, en dus sjokt een aantal eerstejaars de trap op. Het is duidelijk: de fut is er een beetje uit.

Terwijl sommigen nog wat zwaaien met de ellebogen, bang dat de tafel toch niet helemaal goed staat. En anderen verveeld spelen met hun haakliniaal of moe voor zich uit kijken, loopt deze eerste collegedag in Delft langzaam ten einde.

Kees Versluis