Opinie

Wees

‘Ik vind jullie toch wel lief want jullie worden heus niet zo gauw kwaad. En als we straf hebben wordt het soms wel een beetje kwijt gescheld’. Dat schreef ik op 3 april 1971 .

ik was toen 10 jaar oud . in een opstel getiteld ‘Hoe ik het thuis vind’. Ik vond dat opstel toen ik op zoek was naar de begrafenispolis van mijn moeder. Vorige week overleed ze op een bijzonder onplezierige manier. De ongelooflijke perversiteit om naast iemand te zitten die letterlijk aan het stikken is, en dat al urenlang volhoudt met de laatste krachten die ze uit haar uitgemergelde lijf perst, is moeilijk te beschrijven. Ik zag de doodsangst in haar oververmoeide wijdopengesperde ogen, en tegelijkertijd zag ik de koele zakelijkheid van de verpleging. Dat had iets surrealistisch, alsof de verpleging in een andere film figureerde dan ik. En misschien was dat ook zo. Haar dood was daarom vooral een opluchting, het einde van een onnodig lange lijdensweg. Mijn vader is al twintig jaar dood. Ik ben nu een wees.

Dat opstel schreef ik niet voor mijn plezier. Het was strafwerk dat mijn vader mij had opgedragen. Vreselijk vond ik dat. Veel liever had ik gewoon een pak slaag gehad. Lang geleden verdrongen gevoelens komen plotseling weer boven bij het zien van een opstel dat ik een dag later schreef. Het heeft precies dezelfde titel. Daar konden destijds twee redenen voor zijn: het eerste opstel was te kort, of het was te slordig geschreven. De sanctie op beide vergrijpen was: opnieuw doen. In dit geval was het ongetwijfeld de lengte, want het opstel van 3 april telt 201 woorden, dat van 4 april heeft er 508. Op 4 april schreef ik nóg een opstel, ‘Wat ik graag in mijn vakantie doe’. Op 6 april volgt daarvan een tweede, nettere versie. En wederom nóg een opstel, getiteld ‘Paase’. Dat zijn vijf opstellen in vier dagen tijd. In mijn herinnering speelde ik vaak buiten, maar ik vraag me af wanneer ik daar tijd voor had. In ‘Wat ik graag in mijn vakantie doe’ noem ik in elk geval uitsluitend buitenactiviteiten. Schrijven was een straf, dus dat doe je niet voor je lol.

Dit is nog maar het topje van de ijsberg. Mijn moeder kennende . die gooide nooit iets weg, en dus bestaat mijn erfenis uit driehonderd kubieke meter bewaarneurose . heeft ze ieder snippertje papier bewaard. Binnenkort kan mijn uitgever de eerste drie delen publiceren van mijn Volledige Werken. Net als bij W.F. Hermans zal het gaan om een luxe in linnen gebonden editie (in beperkte oplage) én een in papier gebonden publiekseditie. Mijn verzamelde Delta-columns komen in deel 17, dat in het najaar van 2023 zal verschijnen.

Dap Hartmann is astronoom. Hij is werkzaam als docent bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

‘Ik vind jullie toch wel lief want jullie worden heus niet zo gauw kwaad. En als we straf hebben wordt het soms wel een beetje kwijt gescheld’. Dat schreef ik op 3 april 1971 . ik was toen 10 jaar oud . in een opstel getiteld ‘Hoe ik het thuis vind’. Ik vond dat opstel toen ik op zoek was naar de begrafenispolis van mijn moeder. Vorige week overleed ze op een bijzonder onplezierige manier. De ongelooflijke perversiteit om naast iemand te zitten die letterlijk aan het stikken is, en dat al urenlang volhoudt met de laatste krachten die ze uit haar uitgemergelde lijf perst, is moeilijk te beschrijven. Ik zag de doodsangst in haar oververmoeide wijdopengesperde ogen, en tegelijkertijd zag ik de koele zakelijkheid van de verpleging. Dat had iets surrealistisch, alsof de verpleging in een andere film figureerde dan ik. En misschien was dat ook zo. Haar dood was daarom vooral een opluchting, het einde van een onnodig lange lijdensweg. Mijn vader is al twintig jaar dood. Ik ben nu een wees.

Dat opstel schreef ik niet voor mijn plezier. Het was strafwerk dat mijn vader mij had opgedragen. Vreselijk vond ik dat. Veel liever had ik gewoon een pak slaag gehad. Lang geleden verdrongen gevoelens komen plotseling weer boven bij het zien van een opstel dat ik een dag later schreef. Het heeft precies dezelfde titel. Daar konden destijds twee redenen voor zijn: het eerste opstel was te kort, of het was te slordig geschreven. De sanctie op beide vergrijpen was: opnieuw doen. In dit geval was het ongetwijfeld de lengte, want het opstel van 3 april telt 201 woorden, dat van 4 april heeft er 508. Op 4 april schreef ik nóg een opstel, ‘Wat ik graag in mijn vakantie doe’. Op 6 april volgt daarvan een tweede, nettere versie. En wederom nóg een opstel, getiteld ‘Paase’. Dat zijn vijf opstellen in vier dagen tijd. In mijn herinnering speelde ik vaak buiten, maar ik vraag me af wanneer ik daar tijd voor had. In ‘Wat ik graag in mijn vakantie doe’ noem ik in elk geval uitsluitend buitenactiviteiten. Schrijven was een straf, dus dat doe je niet voor je lol.

Dit is nog maar het topje van de ijsberg. Mijn moeder kennende . die gooide nooit iets weg, en dus bestaat mijn erfenis uit driehonderd kubieke meter bewaarneurose . heeft ze ieder snippertje papier bewaard. Binnenkort kan mijn uitgever de eerste drie delen publiceren van mijn Volledige Werken. Net als bij W.F. Hermans zal het gaan om een luxe in linnen gebonden editie (in beperkte oplage) én een in papier gebonden publiekseditie. Mijn verzamelde Delta-columns komen in deel 17, dat in het najaar van 2023 zal verschijnen.

Dap Hartmann is astronoom. Hij is werkzaam als docent bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.