Campus

‘Wat schoon is, moet je toch schoonmaken’

Ritzen zwaait de scepter. En wie als student niet van goede huize komt, heeft dus een bijbaan om de eindjes aan elkaar te knopen.

De meeste Delftse studenten klussen er het hele jaar flink bij, maar het hoogseizoen valt traditioneel in de zomer. Zij houden de stad draaiend, wanneer de Delftenaar aan Costa of Côte vertoeft.
Bijbanen

In augustus is het seizoen bij de Koninklijke Nederlandse Aardewerkfabriek Porceleyne Fles al over zijn hoogtepunt heen. Busladingen met buitenlanders zien ze aan de Rotterdamseweg vooral in het voorjaar. ’s Zomers zijn het meer de ‘losse’ toeristen die op eigen houtje een blik in de Delfts-blauwe keuken komen werpen.

In de winkel naast het fabriekje snuffelen toeristen op deze ochtend naar iets van hun gading tussen het peperdure Delftse aardewerk. Christine Groenewege (19), die het gat tussen haar vorige studie en de komende opvult met een baantje bij de Porceleyne Fles, informeert ondertussen of er interesse is voor een rondleiding.

Rond de twintig personen verzamelen zich, voornamelijk Amerikanen van boven de dertig met hier en daar een kid; baseballpetjes en dikke camera’s. Groenewege informeert welke talen er gesproken worden: een meevaller, iedereen blijkt met Engels tevreden.

Via de tuin wandelen we van vertrek naar vertrek. Groenewege vertelt haar verhaal, en loopt door naar de volgende zaal. Het duurt even voor het gezelschap haar volgt. ,,Als mensen niet bij elkaar horen, dan volgen ze nooit”, legt Groenewege uit, die na vijf maanden een scherp oog ontwikkeld heeft voor de gewoonten van de ons omringende culturen. ,,Japanners hollen overal naartoe, maar zijn wel groepvast en volgzaam. Nederlanders zijn vooral geïnteresseerd in hoe dingen gemaakt worden, maar niet in het product zelf.” De groep van vandaag is nogal zwijgzaam – ook onderling beperken ze hun conversatie tot gefluister. Maar dat is normaal bij groepen die uit los zand bestaan, vertelt Groenewege die inmiddels in het volgende vertrek opnieuw haar gevolg opwacht. ,,Soms heb je groepen die helemaal niet geïnteresseerd zijn, schoolkinderen bijvoorbeeld.” Twee heren aan een tafel beschilderen een bord: ,,Carolien heette je, hè? O Christien.”

De rondleiding eindigt in het heilige der heiligen: the factory. Tussen het drogend aardewerk sluit Groenewege haar verhaal af met een verzoek tot vragen. Die zijn er niet, en met een meerstemmig ‘thank you‘ stromen de Amerikanen door naar de winkel.

,,De eerste keer dat ik een rondleiding gaf, stond ik te trillen op mijn benen met een papiertje erbij”, vertelt Groenewege. ,,Maar op een gegeven moment ontwikkel je je eigen verhaal.” De studenten die bij de Porceleyne Fles werken moeten beschikken over een goede talenkennis. ,,Maar bijvragen in het Frans sta ik soms wel eens met een mond vol tanden”, bekent Groenewege.

Groenewege spoedt zich naar de winkel waar ze meehelpt tot een volgende rondleiding zich aandient. Ook in de winkel toont ieder volk zijn eigen aard (en draagkracht). Het zijn voornamelijk de Japanners die het Delfts Blauw financieel een warm hart toe dragen. Groenewege: ,,Geen Nederlander koopt een bord van tweeduizend gulden. Nederlanders kopen een ansicht-kaart, een kopje koffie en zijn weer weg.”
Kalfjeslaan

,,Ik vermaak me hier zeer”, aldus Raymond Hofman (25, laatste jaar informatica). Hofman is een van de weinige studenten die een bijbaan heeft die in het verlengde ligt van zijn studie. Hij ontwikkelt software bij OGD (Operator Groep Delft).

OGD is een detacheringsbureau voor informatietechnologen. De de helft van de medewerkers is student. Studenten van vrijwel alle technische studies zijn bij OGD welkom, als ze maar ‘een hele goede basiskennis van computers’ hebben. Studenten die zich aanmelden moeten hun kunsten eerst bewijzen. Negen van de tien nieuwe medewerkers krijgt vervolgens eerst een korte interne opleiding.

De meeste studentmedewerkers worden uitgezonden voor netwerkbeheer of helpdesk-werk bij automatiseringsafdelingen van grote bedrijven in de regio. Slechts een klein deel van hen werkt in het Tanthofse hoofdkantoor van OGD, waar zij ‘maatsoftware voor bedrijven’ ontwikkelen. Hofman is een van hen.

Rond een uur of tien komt Hofman binnen, gehuld in korte broek. Twee voordelen die een interne medewerker heeft boven een gedetacheerde collega. Met een kop koffie gaat hij zitten en doet het carrièreverloop van een software-ontwikkelaar uit de doeken. ,,In het begin houd je je alleen bezig met het implementeren van software”, vertelt hij. ,,Het is van tevoren duidelijk wat je moet doen. Je sleutelt aan programma’s.” Nu houdt Hofman zich voornamelijk bezig met het ontwerpen van software, waar veel meer bij komt kijken. ,,Voor overleg ga ik bij klanten langs. Ik probeer erachter te komen wat de klant precies wil. Ze hebben er vaak wel een beetje over nagedacht, maar niet over de details.” Als Hofman de wensen van de opdrachtgever op een rijtje heeft, maakt hij een ontwerp dat hij vervolgens weer aan de klant voorlegt. Wanneer deze zijn handtekening plaatst, kan het schrijven van het programma beginnen.

Al bijna twee jaar verdient Hofman bij OGD zijn brood; studiefinanciering ontvangt hij niet meer. Hoewel Hofman een nuluren-contract heeft, eist het bedrijf van zijn studenten dat ze minimaal twee dagen per week beschikbaar zijn. ,,Maar als ik tentamens heb, kan ik gewoon zeggen: nu even niet.” Daar staat tegenover dat Hofman gemiddeld zo’n dertig uur per week aan de Kalfjeslaan te vinden is, nu in de zomer nog vaker. ,,Het is zo druk, dat ik hier altijd wel terecht kan.” In zijn dagindeling laat het bedrijf hem tamelijk vrij. ,,Maar ik moet wel de deadlines halen. Dingen moeten af, dat is mijn eigen verantwoordelijkheid.”

Overschaduwt zijn bijbaan zijn studie niet? ,,Nee, mijn studie staat op de eerste plaats. Maar ik ben niet zo’n heel ergfanatieke student. Ik heb nooit veel colleges gevolgd, ben altijd autodidact geweest.” Eén dag in de week keihard studeren en wat avonduren zijn volgens hem voldoende om zijn studieritme vast te houden. ,,De studie informatica is erg theoretisch. Het leuke is dat ik door deze baan de wisselwerking tussen theorie en praktijk goed leer kennen.”
Hongerwinter

Bejaarden en soms gehandicapten: thuishulp Joris Schuurmans (23, scheikunde) doet voor hen de huishoudelijke dingen die ze zelf niet meer kunnen. ,,Schoonmaken, afwassen, stofzuigen, boodschappen doen, de planten watergeven”, somt Schuurmans op.

,,Voor de zomer wist ik niet eens dat dit werk bestond. Van een meisje hoorde ik dat ze veel mensen nodig hebben.” Schuurmans is een van de vele studenten die deze zomer bij de Stichting Maatzorg als thuishulp in Delft aan het werk zijn. ,,Ik koos er onder meer voor omdat je goed kunt aangeven wanneer en hoe lang je wilt werken. Ik heb vijftien garantie-uren per week, maar in de praktijk is het altijd meer.”

Voor een student is de hygiëne van de burgerbevolking ‘een beetje wennen’, maar het werk is volgens Schuurmans niet erg moeilijk. ,,Dingen die schoon lijken moet je toch schoonmaken.” Ook moet Schuurmans het studentikoze radicalisme af en toe bedwingen: ,,Als we thuis aan de Jacoba van Beierenlaan schoonmaken, zetten we alles aan de kant en rossen we er in één keer doorheen. Die neiging heb ik op mijn werk ook wel eens.”

Schuurmans’ superieuren maakten hem, toen hij begon, duidelijk dat de thuishulp ook een sociale taak heeft. Schuurmans: ,,Het is vakantie, de kinderen zijn weg en de bejaarden zijn vaak helemaal alleen. In het begin drink je net zo lang koffie als je werkt. Dat is bijna even belangrijk als het goed schoonhouden van de koelkast.” Dat resulteert in veel ‘interessante verhalen’ bij ‘heel gezellige’ oude dames, die hem regelmatig vol stoppen met koek en zoetigheid. ,,Ze vertellen vaak hun hele levensverhaal. Het valt me op hoe vaak ze het over de hongerwinter hebben. Als thuishulp heb je ook een signalerende taak. Bij een mevrouw merkte ik dat ze vergeetachtig werd. Dat geef ik door, en dan gaat er eens iemand langs om een praatje met haar te maken.”

,,Het leuke van dit werk is dat je bij heel verschillende mensen over de vloer komt. Sommigen moeten soms wennen aan een mannelijke thuishulp. Maar dat draait snel bij. Er zijn ook mensen die geen student willen. Dat is volgens mij iets dat je nergens anders vindt dan in Delft.”

,,Bij dit werk zie je een kant van de samenleving die je normaal nooit ziet. In Delft zijn studenten voornamelijk gericht op het verdienen van veel geld in de toekomst. Ik doe dit werk niet uit idealisme, maar het opbouwen van een relatie met mensen geeft me meer voldoening dan bijvoorbeeld het tellen van auto’s langs de snelweg, ook al verdient dat meer.”
Creatief

‘Wilt u uw kinderen uit het kinderparadijs halen en uw bagageuit de kluizen?’, galmt het ’s avonds kwart voor negen door de Delftse Ikea-vestiging. Het loopt tegen sluitingstijd en voor Jan van Riel (21, bouwkunde) is de grootste drukte voorbij. Van Riel is een van de tientallen studenten die gehuld in geel poloshirt of overhemd en blauwe Ikea-broek vrijwel alle afdelingen bevolken.

Sinds september vorig jaar is Van Riel op de keukenafdeling te vinden. Op koopavonden en op zaterdag, in de vakantie vaker. Het zijn de centen die hem drijven, niet een voorliefde voor keukens of woninginrichting. ,,Hiervoor had ik een schoonmaakbaantje. Het leuke van het werk op de keukenafdeling is het intensieve contact met klanten.”

Bij het verkopen van een keuken komt meer kijken dan bij lollies of wc-papier. De klant gaat niet over één nacht ijs en wil graag maatwerk. Medewerkers op de keukenafdeling krijgen daarom eerst een algemene keukenopleiding van een paar dagen. Van Riel: ,,Scharnieren, maten, etcetera. Je moet het allemaal weten.”

Klanten maken eerst telefonisch een afspraak. Van Riel heet ze vervolgens welkom, maakt een schetsje van hun beschikbare ruimte en probeert de gewenste keukenelementen in te passen. ,,We verkopen allemaal standaardelementen die je kunt variëren. In het begin moet je dat leren”, vertelt Van Riel. ,,Wanneer je dingen vertelt die de klant niet weet, win je zijn vertrouwen.”

Wanneer ze eruit zijn, drinken meneer en mevrouw een kopje koffie of maken een Ikea-wandeling. Van Riel zet zijn handmatige schets ondertussen om in een presentatietekening op de computer en maakt een offerte met daarop alle keukenaccessoires. De klant neemt tekening en offerte mee naar huis om er wat nachtjes over te slapen. Meestal besluit hij pas een maand later of hij de keuken inderdaad aanschaft.

Voor het werk is volgens Van Riel creativiteit vereist. ,,Het creatieve ligt in het op een effectieve manier indelen van een kleine ruimte.” Bij grote keukens bestaat meer speelruimte en kan Van Riel voorbijgaan aan het zuivere functionalisme. ,,Waar ík in zo’n geval op let is onder meer symmetrie. Maar anderen hebben weer andere uitgangspunten.” Voor een bouko is de praktijk wel even wennen: ,,De bouwkunde-studie is heel vrij, je houdt bijna geen rekening met de klant. Hier moet je juist heel klantgericht werken.”
Mooiweer-kracht

Het terras van Kobus Kuch aan de Beestenmarkt zit deze middag vol. Twee vrouwen turen in het rond of er ergens nog een plaatsje te vinden is, en nemen uiteindelijk maar genoegen met een tafeltje op het terras ernaast. Wat is het geheim van Kobus, waardoor andere terrassen op de Beestenmarkt pas klanten kunnen verwachten wanneer het terras van Kobus verzadigd is? Serveerster Wendy Scherpenisse (21, bouwkunde) voert de appeltaart als verklaring aan, en de gunstige ligging bij de belangrijkste toegangsweg tot de Beestenmarkt.

Werken bij het meest geliefde terras van Delft is volgens Scherpenisse ‘heel leuk’, vooral vanwege de leuke collega’s. Maar er is een keerzijde: ,,Je weet zeker dat het altijd druk is.” Maar een vol terras betekent niet automatisch dat de serveersters moeten pezen. De bestelsnelheid kan sterkverschillen. ,,Nu bestellen ze niet zo veel”, vertelt Scherpenisse. ,,Het hangt er ook van af wat ze bestellen. Bier is veel gemakkelijker dan koffie of appeltaart.”

Het Kobus-publiek is ‘heel wisselend’. Van hippie tot huisvrouw schijnt zich er thuis te voelen. Donderdag en zaterdag is er veel marktpubliek dat een ‘snel kopje koffie’ komt halen. Toeristen komen er nog weinig, omdat hun gids nog altijd de Markt aangeeft als the place to be.

Een speelman parkeert zijn draaiorgel pal voor het terras, en het spreken wordt moeilijk. Scherpenisse legt uit dat hij op de openbare weg staat, en niemand hem dus wat kan verbieden. Maar met een bakje over het terras durft de man niet te gaan. De grijze baard van het Leger des Heils heeft het wat dat betreft makkelijker. ,,Hem laten we wel altijd toe”, vertelt Scherpenisse.

Scherpenisse werkt zes uur per dag bij Kobus Kuch, zodat de zomer niet helemaal aan haar voorbijgaat. Terrasbediening is slechts één van de onderdelen van haar werk. Ze bakt tevens appeltaart, maakt lasagna en broodjes in de keuken, wast af en staat binnen af en toe achter de bar om de bestellingen te verzorgen. De computer op het terras waarover het bedienend personeel sinds kort beschikt, betekent volgens Scherpenisse een flinke tijdsbesparing. ,,Je tikt de bestelling in. Dan wordt het binnen gelijk klaargemaakt.”

Vorig jaar zomer begon ze, en ook in de winter draaide Scherpenisse een à twee keer in de week mee. ,,Ik geef mijn rooster door en dan delen ze me in.” Tot eind augustus werkt ze dit jaar vast en niet als mooiweer-oproepkracht, een voorrecht voor het personeel dat het langst bij Kobus werkt.

,,Ik wilde in de horeca werken, en ben vorig jaar gewoon bij Kobus langsgegaan. Ik moest een briefje invullen met wat gegevens. Na een hele tijd mocht ik langskomen voor een sollicitatiegesprek.” In het begin is het horecawerk volgens Scherpenisse ‘heel zwaar’. ,,Je moet tegen stress kunnen. Maar door ervaring krijg je langzaam overzicht.”

Ritzen zwaait de scepter. En wie als student niet van goede huize komt, heeft dus een bijbaan om de eindjes aan elkaar te knopen. De meeste Delftse studenten klussen er het hele jaar flink bij, maar het hoogseizoen valt traditioneel in de zomer. Zij houden de stad draaiend, wanneer de Delftenaar aan Costa of Côte vertoeft.
Bijbanen

In augustus is het seizoen bij de Koninklijke Nederlandse Aardewerkfabriek Porceleyne Fles al over zijn hoogtepunt heen. Busladingen met buitenlanders zien ze aan de Rotterdamseweg vooral in het voorjaar. ’s Zomers zijn het meer de ‘losse’ toeristen die op eigen houtje een blik in de Delfts-blauwe keuken komen werpen.

In de winkel naast het fabriekje snuffelen toeristen op deze ochtend naar iets van hun gading tussen het peperdure Delftse aardewerk. Christine Groenewege (19), die het gat tussen haar vorige studie en de komende opvult met een baantje bij de Porceleyne Fles, informeert ondertussen of er interesse is voor een rondleiding.

Rond de twintig personen verzamelen zich, voornamelijk Amerikanen van boven de dertig met hier en daar een kid; baseballpetjes en dikke camera’s. Groenewege informeert welke talen er gesproken worden: een meevaller, iedereen blijkt met Engels tevreden.

Via de tuin wandelen we van vertrek naar vertrek. Groenewege vertelt haar verhaal, en loopt door naar de volgende zaal. Het duurt even voor het gezelschap haar volgt. ,,Als mensen niet bij elkaar horen, dan volgen ze nooit”, legt Groenewege uit, die na vijf maanden een scherp oog ontwikkeld heeft voor de gewoonten van de ons omringende culturen. ,,Japanners hollen overal naartoe, maar zijn wel groepvast en volgzaam. Nederlanders zijn vooral geïnteresseerd in hoe dingen gemaakt worden, maar niet in het product zelf.” De groep van vandaag is nogal zwijgzaam – ook onderling beperken ze hun conversatie tot gefluister. Maar dat is normaal bij groepen die uit los zand bestaan, vertelt Groenewege die inmiddels in het volgende vertrek opnieuw haar gevolg opwacht. ,,Soms heb je groepen die helemaal niet geïnteresseerd zijn, schoolkinderen bijvoorbeeld.” Twee heren aan een tafel beschilderen een bord: ,,Carolien heette je, hè? O Christien.”

De rondleiding eindigt in het heilige der heiligen: the factory. Tussen het drogend aardewerk sluit Groenewege haar verhaal af met een verzoek tot vragen. Die zijn er niet, en met een meerstemmig ‘thank you‘ stromen de Amerikanen door naar de winkel.

,,De eerste keer dat ik een rondleiding gaf, stond ik te trillen op mijn benen met een papiertje erbij”, vertelt Groenewege. ,,Maar op een gegeven moment ontwikkel je je eigen verhaal.” De studenten die bij de Porceleyne Fles werken moeten beschikken over een goede talenkennis. ,,Maar bijvragen in het Frans sta ik soms wel eens met een mond vol tanden”, bekent Groenewege.

Groenewege spoedt zich naar de winkel waar ze meehelpt tot een volgende rondleiding zich aandient. Ook in de winkel toont ieder volk zijn eigen aard (en draagkracht). Het zijn voornamelijk de Japanners die het Delfts Blauw financieel een warm hart toe dragen. Groenewege: ,,Geen Nederlander koopt een bord van tweeduizend gulden. Nederlanders kopen een ansicht-kaart, een kopje koffie en zijn weer weg.”
Kalfjeslaan

,,Ik vermaak me hier zeer”, aldus Raymond Hofman (25, laatste jaar informatica). Hofman is een van de weinige studenten die een bijbaan heeft die in het verlengde ligt van zijn studie. Hij ontwikkelt software bij OGD (Operator Groep Delft).

OGD is een detacheringsbureau voor informatietechnologen. De de helft van de medewerkers is student. Studenten van vrijwel alle technische studies zijn bij OGD welkom, als ze maar ‘een hele goede basiskennis van computers’ hebben. Studenten die zich aanmelden moeten hun kunsten eerst bewijzen. Negen van de tien nieuwe medewerkers krijgt vervolgens eerst een korte interne opleiding.

De meeste studentmedewerkers worden uitgezonden voor netwerkbeheer of helpdesk-werk bij automatiseringsafdelingen van grote bedrijven in de regio. Slechts een klein deel van hen werkt in het Tanthofse hoofdkantoor van OGD, waar zij ‘maatsoftware voor bedrijven’ ontwikkelen. Hofman is een van hen.

Rond een uur of tien komt Hofman binnen, gehuld in korte broek. Twee voordelen die een interne medewerker heeft boven een gedetacheerde collega. Met een kop koffie gaat hij zitten en doet het carrièreverloop van een software-ontwikkelaar uit de doeken. ,,In het begin houd je je alleen bezig met het implementeren van software”, vertelt hij. ,,Het is van tevoren duidelijk wat je moet doen. Je sleutelt aan programma’s.” Nu houdt Hofman zich voornamelijk bezig met het ontwerpen van software, waar veel meer bij komt kijken. ,,Voor overleg ga ik bij klanten langs. Ik probeer erachter te komen wat de klant precies wil. Ze hebben er vaak wel een beetje over nagedacht, maar niet over de details.” Als Hofman de wensen van de opdrachtgever op een rijtje heeft, maakt hij een ontwerp dat hij vervolgens weer aan de klant voorlegt. Wanneer deze zijn handtekening plaatst, kan het schrijven van het programma beginnen.

Al bijna twee jaar verdient Hofman bij OGD zijn brood; studiefinanciering ontvangt hij niet meer. Hoewel Hofman een nuluren-contract heeft, eist het bedrijf van zijn studenten dat ze minimaal twee dagen per week beschikbaar zijn. ,,Maar als ik tentamens heb, kan ik gewoon zeggen: nu even niet.” Daar staat tegenover dat Hofman gemiddeld zo’n dertig uur per week aan de Kalfjeslaan te vinden is, nu in de zomer nog vaker. ,,Het is zo druk, dat ik hier altijd wel terecht kan.” In zijn dagindeling laat het bedrijf hem tamelijk vrij. ,,Maar ik moet wel de deadlines halen. Dingen moeten af, dat is mijn eigen verantwoordelijkheid.”

Overschaduwt zijn bijbaan zijn studie niet? ,,Nee, mijn studie staat op de eerste plaats. Maar ik ben niet zo’n heel ergfanatieke student. Ik heb nooit veel colleges gevolgd, ben altijd autodidact geweest.” Eén dag in de week keihard studeren en wat avonduren zijn volgens hem voldoende om zijn studieritme vast te houden. ,,De studie informatica is erg theoretisch. Het leuke is dat ik door deze baan de wisselwerking tussen theorie en praktijk goed leer kennen.”
Hongerwinter

Bejaarden en soms gehandicapten: thuishulp Joris Schuurmans (23, scheikunde) doet voor hen de huishoudelijke dingen die ze zelf niet meer kunnen. ,,Schoonmaken, afwassen, stofzuigen, boodschappen doen, de planten watergeven”, somt Schuurmans op.

,,Voor de zomer wist ik niet eens dat dit werk bestond. Van een meisje hoorde ik dat ze veel mensen nodig hebben.” Schuurmans is een van de vele studenten die deze zomer bij de Stichting Maatzorg als thuishulp in Delft aan het werk zijn. ,,Ik koos er onder meer voor omdat je goed kunt aangeven wanneer en hoe lang je wilt werken. Ik heb vijftien garantie-uren per week, maar in de praktijk is het altijd meer.”

Voor een student is de hygiëne van de burgerbevolking ‘een beetje wennen’, maar het werk is volgens Schuurmans niet erg moeilijk. ,,Dingen die schoon lijken moet je toch schoonmaken.” Ook moet Schuurmans het studentikoze radicalisme af en toe bedwingen: ,,Als we thuis aan de Jacoba van Beierenlaan schoonmaken, zetten we alles aan de kant en rossen we er in één keer doorheen. Die neiging heb ik op mijn werk ook wel eens.”

Schuurmans’ superieuren maakten hem, toen hij begon, duidelijk dat de thuishulp ook een sociale taak heeft. Schuurmans: ,,Het is vakantie, de kinderen zijn weg en de bejaarden zijn vaak helemaal alleen. In het begin drink je net zo lang koffie als je werkt. Dat is bijna even belangrijk als het goed schoonhouden van de koelkast.” Dat resulteert in veel ‘interessante verhalen’ bij ‘heel gezellige’ oude dames, die hem regelmatig vol stoppen met koek en zoetigheid. ,,Ze vertellen vaak hun hele levensverhaal. Het valt me op hoe vaak ze het over de hongerwinter hebben. Als thuishulp heb je ook een signalerende taak. Bij een mevrouw merkte ik dat ze vergeetachtig werd. Dat geef ik door, en dan gaat er eens iemand langs om een praatje met haar te maken.”

,,Het leuke van dit werk is dat je bij heel verschillende mensen over de vloer komt. Sommigen moeten soms wennen aan een mannelijke thuishulp. Maar dat draait snel bij. Er zijn ook mensen die geen student willen. Dat is volgens mij iets dat je nergens anders vindt dan in Delft.”

,,Bij dit werk zie je een kant van de samenleving die je normaal nooit ziet. In Delft zijn studenten voornamelijk gericht op het verdienen van veel geld in de toekomst. Ik doe dit werk niet uit idealisme, maar het opbouwen van een relatie met mensen geeft me meer voldoening dan bijvoorbeeld het tellen van auto’s langs de snelweg, ook al verdient dat meer.”
Creatief

‘Wilt u uw kinderen uit het kinderparadijs halen en uw bagageuit de kluizen?’, galmt het ’s avonds kwart voor negen door de Delftse Ikea-vestiging. Het loopt tegen sluitingstijd en voor Jan van Riel (21, bouwkunde) is de grootste drukte voorbij. Van Riel is een van de tientallen studenten die gehuld in geel poloshirt of overhemd en blauwe Ikea-broek vrijwel alle afdelingen bevolken.

Sinds september vorig jaar is Van Riel op de keukenafdeling te vinden. Op koopavonden en op zaterdag, in de vakantie vaker. Het zijn de centen die hem drijven, niet een voorliefde voor keukens of woninginrichting. ,,Hiervoor had ik een schoonmaakbaantje. Het leuke van het werk op de keukenafdeling is het intensieve contact met klanten.”

Bij het verkopen van een keuken komt meer kijken dan bij lollies of wc-papier. De klant gaat niet over één nacht ijs en wil graag maatwerk. Medewerkers op de keukenafdeling krijgen daarom eerst een algemene keukenopleiding van een paar dagen. Van Riel: ,,Scharnieren, maten, etcetera. Je moet het allemaal weten.”

Klanten maken eerst telefonisch een afspraak. Van Riel heet ze vervolgens welkom, maakt een schetsje van hun beschikbare ruimte en probeert de gewenste keukenelementen in te passen. ,,We verkopen allemaal standaardelementen die je kunt variëren. In het begin moet je dat leren”, vertelt Van Riel. ,,Wanneer je dingen vertelt die de klant niet weet, win je zijn vertrouwen.”

Wanneer ze eruit zijn, drinken meneer en mevrouw een kopje koffie of maken een Ikea-wandeling. Van Riel zet zijn handmatige schets ondertussen om in een presentatietekening op de computer en maakt een offerte met daarop alle keukenaccessoires. De klant neemt tekening en offerte mee naar huis om er wat nachtjes over te slapen. Meestal besluit hij pas een maand later of hij de keuken inderdaad aanschaft.

Voor het werk is volgens Van Riel creativiteit vereist. ,,Het creatieve ligt in het op een effectieve manier indelen van een kleine ruimte.” Bij grote keukens bestaat meer speelruimte en kan Van Riel voorbijgaan aan het zuivere functionalisme. ,,Waar ík in zo’n geval op let is onder meer symmetrie. Maar anderen hebben weer andere uitgangspunten.” Voor een bouko is de praktijk wel even wennen: ,,De bouwkunde-studie is heel vrij, je houdt bijna geen rekening met de klant. Hier moet je juist heel klantgericht werken.”
Mooiweer-kracht

Het terras van Kobus Kuch aan de Beestenmarkt zit deze middag vol. Twee vrouwen turen in het rond of er ergens nog een plaatsje te vinden is, en nemen uiteindelijk maar genoegen met een tafeltje op het terras ernaast. Wat is het geheim van Kobus, waardoor andere terrassen op de Beestenmarkt pas klanten kunnen verwachten wanneer het terras van Kobus verzadigd is? Serveerster Wendy Scherpenisse (21, bouwkunde) voert de appeltaart als verklaring aan, en de gunstige ligging bij de belangrijkste toegangsweg tot de Beestenmarkt.

Werken bij het meest geliefde terras van Delft is volgens Scherpenisse ‘heel leuk’, vooral vanwege de leuke collega’s. Maar er is een keerzijde: ,,Je weet zeker dat het altijd druk is.” Maar een vol terras betekent niet automatisch dat de serveersters moeten pezen. De bestelsnelheid kan sterkverschillen. ,,Nu bestellen ze niet zo veel”, vertelt Scherpenisse. ,,Het hangt er ook van af wat ze bestellen. Bier is veel gemakkelijker dan koffie of appeltaart.”

Het Kobus-publiek is ‘heel wisselend’. Van hippie tot huisvrouw schijnt zich er thuis te voelen. Donderdag en zaterdag is er veel marktpubliek dat een ‘snel kopje koffie’ komt halen. Toeristen komen er nog weinig, omdat hun gids nog altijd de Markt aangeeft als the place to be.

Een speelman parkeert zijn draaiorgel pal voor het terras, en het spreken wordt moeilijk. Scherpenisse legt uit dat hij op de openbare weg staat, en niemand hem dus wat kan verbieden. Maar met een bakje over het terras durft de man niet te gaan. De grijze baard van het Leger des Heils heeft het wat dat betreft makkelijker. ,,Hem laten we wel altijd toe”, vertelt Scherpenisse.

Scherpenisse werkt zes uur per dag bij Kobus Kuch, zodat de zomer niet helemaal aan haar voorbijgaat. Terrasbediening is slechts één van de onderdelen van haar werk. Ze bakt tevens appeltaart, maakt lasagna en broodjes in de keuken, wast af en staat binnen af en toe achter de bar om de bestellingen te verzorgen. De computer op het terras waarover het bedienend personeel sinds kort beschikt, betekent volgens Scherpenisse een flinke tijdsbesparing. ,,Je tikt de bestelling in. Dan wordt het binnen gelijk klaargemaakt.”

Vorig jaar zomer begon ze, en ook in de winter draaide Scherpenisse een à twee keer in de week mee. ,,Ik geef mijn rooster door en dan delen ze me in.” Tot eind augustus werkt ze dit jaar vast en niet als mooiweer-oproepkracht, een voorrecht voor het personeel dat het langst bij Kobus werkt.

,,Ik wilde in de horeca werken, en ben vorig jaar gewoon bij Kobus langsgegaan. Ik moest een briefje invullen met wat gegevens. Na een hele tijd mocht ik langskomen voor een sollicitatiegesprek.” In het begin is het horecawerk volgens Scherpenisse ‘heel zwaar’. ,,Je moet tegen stress kunnen. Maar door ervaring krijg je langzaam overzicht.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.