Campus

‘Waarom wil ze me niet?’

,,Niet zo’n goede methode geloof ik om eerst de college-aantekeningen in het klad op te schrijven en dan pas in het net”, vertrouwt een eerstejaars haar dagboek toe.

Om vervolgens te besluiten er toch maar mee door te gaan. Dit soort herkenbare of juist onbegrijpelijke overpeinzingen zijn te vinden in het pas verschenen boekje ‘Je bent hier zeker voor het eerst’, dat dagboekfragmenten bevat van eerstejaars studenten aan de TU Eindhoven.

Zestien studenten schreven, speciaal voor dit Studium Generale-project, van september tot en met december 1993 over hun belevenissen. Daarna heeft een ‘dagboekcommissie’ fragmenten uit de verschillende dagboeken ingedeeld naar thema. Achtereenvolgens komen aan de orde: studie, op kamers wonen, vrije tijd, vriendschap en de zin van het leven.

Voor eerstejaars op zoek naar herkenning is de gekozen indeling storend, omdat het moeilijk is een beeld te krijgen van de verschillende dagboekschrijvers. Slechts degenen die voldoen aan een bepaald clichébeeld komen in die paar dagboekfragmenten tot leven.

Een voorbeeld hiervan is Philip, een eerstejaars informatica. Hij blijkt in hoofdstuk drie niet van feesten te houden, maar wel verslaafd te zijn aan studeren. Het resultaat: ,,Een week of drie geleden heb ik de eerste tentamenperiode met succes afgesloten; een 9 gemiddeld over 5 vakken plus een tweedejaarsvak …” In de daaropvolgende hoofdstukken wordt het beeld van ‘de nerd‘ vervolmaakt: Philip woont bij een hospita in Veldhoven, voor wie hij een sinterklaasgedicht schrijft. Hij stuurt liefdesbrieven aan meisjes die niets van hem willen weten om vervolgens te verzuchten: ,,Waarom wil ze me niet? Zo erg ben ik toch ook niet? Wel?”

Een tweede nadeel van de structuur van het boek is dat het de lezer onmogelijk maakt verbanden te leggen tussen verschillende onderwerpen. Hebben de thuiswonende studenten minder problemen met zelfdiscipline dan de uitwonenden? Leiden degenen die lid zijn van sport- of muziekverenigingen een bruisend sociaal leven? Vragen die met name eerstejaars wellicht graag beantwoord zien, maar die in het boek niet opgehelderd worden.

Delftse studenten blijven waarschijnlijk met nog meer vragen zitten, omdat een aantal Eindhovense begrippen niet wordt uitgelegd. Daarnaast komen studentenverenigingen, die in Delft zo’n grote rol spelen, niet aan de orde. En misschien is de mentaliteit in Delft inderdaad wel heel anders dan in Eindhoven, zoals ene Serge in zijn dagboek beweert: ,,In Delft hangt de corpssfeer van ‘ik studeer, dus ik ben (heel wat)’. Je van een kwetsbare kant laten zien is er funest. Ik zou er finaal afgemaakt zijn.”
Rapport

De verschillende thema’s worden steeds door de samenstellers van wetenschappelijk commentaar voorzien. Hiervoor hebben zij gebruik gemaakt van een indrukwekkende hoeveelheid literatuur.De resultaten zijn echter minder indrukwekkend. Zo wordt een rapport van het ministerie van onderwijs aangehaald om aan te tonen dat de belangrijkste reden om een bepaalde studie te kiezen is dat studenten ‘het onderwerp van de studie interessant vinden’. Een Engels werk over psychoanalyse is geraadpleegd om tot de conclusie te komen dat ‘het bijhouden van een dagboek compensatie kan bieden voor het verlies van vertrouwde relaties.’

Het lezen van een boek als ‘Je bent hier zeker voor het eerst’ zou ook steun kunnen bieden in zo’n geval. Maar alleen als de aandacht ook echt uit zou gaan naar de ervaringen van de eerstejaars, in plaats van naar het intrappen van open deuren door commentatoren.

Het boek is voor vijftien gulden te koop bij Studium Generale Delft, gevestigd in het WTM-gebouw aan de Kanaalweg. (S.G.)

Saskia Giebels

,,Niet zo’n goede methode geloof ik om eerst de college-aantekeningen in het klad op te schrijven en dan pas in het net”, vertrouwt een eerstejaars haar dagboek toe. Om vervolgens te besluiten er toch maar mee door te gaan. Dit soort herkenbare of juist onbegrijpelijke overpeinzingen zijn te vinden in het pas verschenen boekje ‘Je bent hier zeker voor het eerst’, dat dagboekfragmenten bevat van eerstejaars studenten aan de TU Eindhoven.

Zestien studenten schreven, speciaal voor dit Studium Generale-project, van september tot en met december 1993 over hun belevenissen. Daarna heeft een ‘dagboekcommissie’ fragmenten uit de verschillende dagboeken ingedeeld naar thema. Achtereenvolgens komen aan de orde: studie, op kamers wonen, vrije tijd, vriendschap en de zin van het leven.

Voor eerstejaars op zoek naar herkenning is de gekozen indeling storend, omdat het moeilijk is een beeld te krijgen van de verschillende dagboekschrijvers. Slechts degenen die voldoen aan een bepaald clichébeeld komen in die paar dagboekfragmenten tot leven.

Een voorbeeld hiervan is Philip, een eerstejaars informatica. Hij blijkt in hoofdstuk drie niet van feesten te houden, maar wel verslaafd te zijn aan studeren. Het resultaat: ,,Een week of drie geleden heb ik de eerste tentamenperiode met succes afgesloten; een 9 gemiddeld over 5 vakken plus een tweedejaarsvak …” In de daaropvolgende hoofdstukken wordt het beeld van ‘de nerd‘ vervolmaakt: Philip woont bij een hospita in Veldhoven, voor wie hij een sinterklaasgedicht schrijft. Hij stuurt liefdesbrieven aan meisjes die niets van hem willen weten om vervolgens te verzuchten: ,,Waarom wil ze me niet? Zo erg ben ik toch ook niet? Wel?”

Een tweede nadeel van de structuur van het boek is dat het de lezer onmogelijk maakt verbanden te leggen tussen verschillende onderwerpen. Hebben de thuiswonende studenten minder problemen met zelfdiscipline dan de uitwonenden? Leiden degenen die lid zijn van sport- of muziekverenigingen een bruisend sociaal leven? Vragen die met name eerstejaars wellicht graag beantwoord zien, maar die in het boek niet opgehelderd worden.

Delftse studenten blijven waarschijnlijk met nog meer vragen zitten, omdat een aantal Eindhovense begrippen niet wordt uitgelegd. Daarnaast komen studentenverenigingen, die in Delft zo’n grote rol spelen, niet aan de orde. En misschien is de mentaliteit in Delft inderdaad wel heel anders dan in Eindhoven, zoals ene Serge in zijn dagboek beweert: ,,In Delft hangt de corpssfeer van ‘ik studeer, dus ik ben (heel wat)’. Je van een kwetsbare kant laten zien is er funest. Ik zou er finaal afgemaakt zijn.”
Rapport

De verschillende thema’s worden steeds door de samenstellers van wetenschappelijk commentaar voorzien. Hiervoor hebben zij gebruik gemaakt van een indrukwekkende hoeveelheid literatuur.De resultaten zijn echter minder indrukwekkend. Zo wordt een rapport van het ministerie van onderwijs aangehaald om aan te tonen dat de belangrijkste reden om een bepaalde studie te kiezen is dat studenten ‘het onderwerp van de studie interessant vinden’. Een Engels werk over psychoanalyse is geraadpleegd om tot de conclusie te komen dat ‘het bijhouden van een dagboek compensatie kan bieden voor het verlies van vertrouwde relaties.’

Het lezen van een boek als ‘Je bent hier zeker voor het eerst’ zou ook steun kunnen bieden in zo’n geval. Maar alleen als de aandacht ook echt uit zou gaan naar de ervaringen van de eerstejaars, in plaats van naar het intrappen van open deuren door commentatoren.

Het boek is voor vijftien gulden te koop bij Studium Generale Delft, gevestigd in het WTM-gebouw aan de Kanaalweg. (S.G.)

Saskia Giebels

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.