Het gaat niet snel genoeg met de toename van het aantal vrouwen aan de top van de wetenschap. Dat staat in de nieuwe Monitor Vrouwelijke Hoogleraren, die op donderdag 8 december is gepresenteerd.
In 2021 nam het aandeel vrouwelijke hoogleraren met 1 procent toe. Dat is de kleinste groei in de afgelopen vijf jaar, onderstreept het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH). Het zal nog tot 2041 duren voordat er onder hoogleraren een evenredige man-vrouwverdeling zal zijn bereikt. Aan de TU Delft is het aantal vrouwelijke hoogleraren zelfs gedaald: van 17,9 procent in 2020 tot 17,7 procent vorig jaar.
Verder blijken vrouwen lager ingeschaald dan hun mannelijke collega’s: ze krijgen dus minder loon. Onder hoogleraren is dat verschil toegenomen. Vrouwelijke wetenschappers hebben bovendien vaker een tijdelijk contract dan hun mannelijke collega’s. Bij de universitair docenten is dat verschil het grootst: 4,4 procentpunt.
Een glazen plafond is er ook nog steeds. Met name de stap van universitair docent naar hoofddocent lijkt moeilijker voor vrouwen dan voor mannen. Het LNVH pleit voor nieuwe impulsprogramma’s en het “herpakken van de focus op de doorstroom van vrouwen”, staat in hun persbericht.
Overigens zijn er ook een paar lichtpuntjes. Zo nam het percentage vrouwelijke universitair hoofddocenten aanzienlijk toe, aldus de monitor, en er zijn ook meer vrouwen in het academisch management.
Op de iets langere termijn lijkt het juist sneller te gaan met de toename van het aandeel vrouwelijke hoogleraren. De laatste tien jaar is het percentage vrouwelijke hoogleraren met 12 procentpunt toegenomen. In de tien jaar ervoor was dat 8 procentpunt. (HOP, BB)
Een vrouwelijke hoogleraar aan de TU Delft. (Foto: Sam Rentmeester)
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.