Campus

Voorbereid op een calamiteit

Een baan bij de brandweer – dat moet haast ieder dag spanning en sensatie zijn. Alumna Lieke, afgestudeerd bij technische bestuurskunde, is na een kort uitstapje naar DSM terechtgekomen bij de regionale brandweer Zaanstreek-Waterland.

En ze maakt het allebei mee. Vanachter haar bureau welteverstaan: voorbereidingen op eventuele calamiteiten zijn haar werkterrein.

“Mensen denken altijd dat mijn werk hartstikke spannend is, maar ik heb een gewone kantoorbaan.” Alumna Lieke wil de verwachtingen over haar werk graag wat temperen. Maar ze kan niet ontkennen dat de spanning dagelijks voelbaar is. “Als de pieper gaat rennen mijn collega’s wel weg. En nee, ze glijden niet meer langs zo’n paal naar beneden; dat mag niet meer van de Arbo-inspectie.”

Alleen in het geval van heel grote calamiteiten, en als drie mensen voor haar niet ter plaatse kunnen zijn, moet Lieke uitrukken naar het regionaal coördinatiecentrum waar belangrijke beleidsbeslissingen worden genomen. Verder laat ze de repressie, het blussen van branden en de bevrijding van mensen uit autowrakken, aan de mannen en vrouwen in uniform over. Zij houdt zich bezig met wat daaraan vooraf gaat: de preparatie.

En dan draait het niet om kleine keukenbrandjes, maar om grootscheepse calamiteiten. Daarvoor heeft ze veel te maken met de richtlijnen die vanuit het ministerie van binnenlandse zaken komen. Zo is laatst de wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding aangenomen, waarin wordt gesteld dat de politie, brandweer en ambulancediensten beter en transparanter moeten samenwerken. Lieke moet de verschillende richtlijnen vertalen naar concrete beleidsvoorstellen voor de regio Zaanstreek-Waterland, waar onder andere de gemeenten Zaanstad, Purmerend en Edam-Volendam onder vallen. De bestuurders kunnen dan de risico’s afwegen en een goede beslissing nemen.

Dat de voorbereiding op een ramp nog niet optimaal is bleek afgelopen september, toen alle negen gemeentelijke korpsen in de regio zijn getoetst aan de richtlijnen van het rijk. “Met de uitvoering, het blussen zelf, hebben we geen enkel probleem. Waar we niet goed op scoren is de beleidsvoorbereiding”, bekent Lieke. En dat is nu precies haar werkterrein. Ze is ervan overtuigd dat er een belangrijke taak voor haar is weggelegd. “Je moet kunnen aantonen dat je goed bent voorbereid op eventuele calamiteiten. Als er een incident is, zoals bijvoorbeeld de vuurwerkramp in Enschede, wordt achteraf de vraag gesteld of je aan de voorschriften hebt voldaan, en zo niet, waarom.” Bij de bestuurders stuit dit nog wel eens op weerstand; ze vinden het onnodige bureaucratie. “Ze vragen zich af of je hiermee niet een papieren tijger creëert.” Lieke vindt die bezwaren onterecht. “Voorschriften zijn er niet voor niets. Het is belangrijk om vast te leggen welke opleiding een brandweerman moet hebben en welke spullen hij gebruikt.”
Bijlmerramp

De laatste paar jaar is er, naar aanleiding van diverse grote rampen, veel te doen geweest over het functioneren van de hulpdiensten. Lieke benadrukt dat het onmogelijk is om dit soort gebeurtenissen in de toekomst te voorkomen. “Je kunt niet alle risico’s afdekken. Tot een paar jaar geleden bestond het beeld dat de hulpdiensten overal perfect op waren voorbereid. Met deBijlmerramp ging het mis. We blijken niet alles aan te kunnen. Dat moet duidelijk worden gemaakt aan de burger. Als er een Boeing 747 neerstort hebben we gewoonweg niet genoeg mensen om iedereen te redden.”

Door continu met dit soort vraagstukken bezig te zijn, is Lieke zich zeer bewust geworden van de brandgevaren die op de loer liggen. “Je gaat er ook beter opletten. Als ik uitga, kijk ik toch altijd even waar de nooduitgangen zijn.” Toch neemt ze haar werk duidelijk niet mee naar huis: tot haar schaamte heeft ze nog geen rookmelder geïnstalleerd. “Dat kan ik eigenlijk niet maken, nu ik weet hoe snel het fout kan gaan. Als je wakker wordt met je kamer onder de rook, dan kun je het vergeten. Een rookmelder kost een klein beetje, maar kan heel veel ellende schelen.”

Naast de kennis die de technisch bestuurskundige opdoet over brandtechnische zaken, leert ze veel van het werken in een bestuurlijke omgeving. “Als ik een plan indien, vind ik dat misschien wel het beste, maar de gemeentepolitiek moet uiteindelijk de keuze maken. Misschien geeft ze het geld liever uit aan schoolzwemmen. Daardoor krijg je gevoel voor politieke afwegingen. Je leert goed te netwerken en op die manier draagvlak te verwerven.”

En dat is vaak hard nodig als je de bestuursstructuur bekijkt: Lieke levert voorstellen aan de regionale brandweercommandant die in het managementteam van de regio zit. De negen gemeentelijke brandweercommandanten vormen op hun beurt weer een adviesraad voor het managementteam. Uiteindelijk moeten de voorstellen die van het managementteam komen worden goedgekeurd door het bestuur, dat bestaat uit de negen burgemeesters.

De oud-TU’er heeft niet het idee dat ze tijdens haar studie technische bestuurskunde veel heeft opgestoken waar ze nu echt iets aan heeft. Wel heeft ze veel profijt van de analytische manier van denken die tijdens de studie is aangeleerd. “Bij technische bestuurskunde is het altijd moeilijk om te zeggen wat je eraan hebt gehad. Je leert veel over organisatiemanagement. Dat pas ik nu niet direct toe, maar de kennis van organisatievormen die je eraan overhoudt, bijvoorbeeld, is nog wel nuttig.”
Kokosvezel

Lieke heeft destijds niet met een specifiek doel gekozen voor technische bestuurskunde. De combinatie van de technische en bestuurlijke componenten leek haar gewoon erg leuk. “Ik wist eigenlijk niet zo goed wat ik ermee moest, maar ik heb me ruim vijf jaar goed vermaakt.” Ze was lid van de Delftsche Studenten Bond en liep onder andere twee maanden stage in Polen en vier maanden in India. In Polen adviseerde ze Fluor Daniel over de opwaardering van een raffinaderij, in India werkte ze samen met een scheikundig technoloog en een werktuigbouwer aan een onderzoek in de kokosvezelindustrie. “Nederland is de op vier na grootste importeur van deze vezels. Er worden matten van gemaakt die in de duinen worden gelegd om er plantjes op te laten groeien.”

In 2001 studeerde ze af bij DSM Geleen, samen met een student scheikundige technologie. Na haar studie kon ze bij hetzelfde bedrijf aan de slag, maar dan in Delft. Hier heeft ze driekwart jaar gewerkt om een productinformatiesysteem op te zetten. Hierin kunnen klanten online inloggen om een overzicht te krijgen van verschillende stoffen en hun eigenschappen. Hier zat ook een groot deel programmeerwerk aan vast. Na afloop van dit project hield de afdeling op te bestaan en moest Lieke opzoek naar iets anders. In het tijdschrift Binnenlands Bestuur zag ze de vacature voor algemeen projectleider bij de brandweer en besloot te solliciteren.

Haar interesse in het buitenland is daarmee enigszins naar de achtergrond geschoven. “Het plan is wel om ooit nog naar het buitenland te gaan, maar voorlopig heb ik het hier prima naar mijnzin.” Het enige internationale tintje dat haar werk heeft, is de samenwerking met de brandweer in Turkije. De Nederlanders geven haar les en doneren oude brandweerauto’s en pakken.

Lieke heeft nog geen idee wat ze na haar huidige baan gaat doen. Maar ze verwacht niet dat ze hier veel langer dan twee jaar zal blijven werken. “De brandweer is een hele platte organisatie. Er zijn voor mij niet echt mogelijkheden om verder te komen. Zonder brandweeropleiding houdt het snel op. De meeste kantoorwerkzaamheden worden namelijk gecombineerd met brandweerfuncties.”

‘Brandweermannen glijden niet meer langs zo’n paal naar beneden; dat mag niet meer van de Arbo-inspectie’

Naam : Lieke (achternaam bekend bij de redactie)

Leeftijd : 26 jaar

Studie : technische bestuurskunde

Afstudeerrichting : chemische technologie

Afstudeerjaar : 2001

Woonplaats : Delft

Verliefd/verloofd/getrouwd : verliefd

Loopbaan : werkte eerst driekwart jaar bij DSM om een productinformatiesysteem op te zetten, is nu algemeen projectleider regionale brandweer Zaanstreek-Waterland.

Salaris : 2500 euro bruto per maand

Een baan bij de brandweer – dat moet haast ieder dag spanning en sensatie zijn. Lieke Bruinooge, afgestudeerd bij technische bestuurskunde, is na een kort uitstapje naar DSM terechtgekomen bij de regionale brandweer Zaanstreek-Waterland. En ze maakt het allebei mee. Vanachter haar bureau welteverstaan: voorbereidingen op eventuele calamiteiten zijn haar werkterrein.

“Mensen denken altijd dat mijn werk hartstikke spannend is, maar ik heb een gewone kantoorbaan.” Lieke Bruinooge wil de verwachtingen over haar werk graag wat temperen. Maar ze kan niet ontkennen dat de spanning dagelijks voelbaar is. “Als de pieper gaat rennen mijn collega’s wel weg. En nee, ze glijden niet meer langs zo’n paal naar beneden; dat mag niet meer van de Arbo-inspectie.”

Alleen in het geval van heel grote calamiteiten, en als drie mensen voor haar niet ter plaatse kunnen zijn, moet Bruinooge uitrukken naar het regionaal coördinatiecentrum waar belangrijke beleidsbeslissingen worden genomen. Verder laat ze de repressie, het blussen van branden en de bevrijding van mensen uit autowrakken, aan de mannen en vrouwen in uniform over. Zij houdt zich bezig met wat daaraan vooraf gaat: de preparatie.

En dan draait het niet om kleine keukenbrandjes, maar om grootscheepse calamiteiten. Daarvoor heeft ze veel te maken met de richtlijnen die vanuit het ministerie van binnenlandse zaken komen. Zo is laatst de wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding aangenomen, waarin wordt gesteld dat de politie, brandweer en ambulancediensten beter en transparanter moeten samenwerken. Bruinooge moet de verschillende richtlijnen vertalen naar concrete beleidsvoorstellen voor de regio Zaanstreek-Waterland, waar onder andere de gemeenten Zaanstad, Purmerend en Edam-Volendam onder vallen. De bestuurders kunnen dan de risico’s afwegen en een goede beslissing nemen.

Dat de voorbereiding op een ramp nog niet optimaal is bleek afgelopen september, toen alle negen gemeentelijke korpsen in de regio zijn getoetst aan de richtlijnen van het rijk. “Met de uitvoering, het blussen zelf, hebben we geen enkel probleem. Waar we niet goed op scoren is de beleidsvoorbereiding”, bekent Bruinooge. En dat is nu precies haar werkterrein. Ze is ervan overtuigd dat er een belangrijke taak voor haar is weggelegd. “Je moet kunnen aantonen dat je goed bent voorbereid op eventuele calamiteiten. Als er een incident is, zoals bijvoorbeeld de vuurwerkramp in Enschede, wordt achteraf de vraag gesteld of je aan de voorschriften hebt voldaan, en zo niet, waarom.” Bij de bestuurders stuit dit nog wel eens op weerstand; ze vinden het onnodige bureaucratie. “Ze vragen zich af of je hiermee niet een papieren tijger creëert.” Bruinooge vindt die bezwaren onterecht. “Voorschriften zijn er niet voor niets. Het is belangrijk om vast te leggen welke opleiding een brandweerman moet hebben en welke spullen hij gebruikt.”
Bijlmerramp

De laatste paar jaar is er, naar aanleiding van diverse grote rampen, veel te doen geweest over het functioneren van de hulpdiensten. Bruinooge benadrukt dat het onmogelijk is om dit soort gebeurtenissen in de toekomst te voorkomen. “Je kunt niet alle risico’s afdekken. Tot een paar jaar geleden bestond het beeld dat de hulpdiensten overal perfect op waren voorbereid. Met deBijlmerramp ging het mis. We blijken niet alles aan te kunnen. Dat moet duidelijk worden gemaakt aan de burger. Als er een Boeing 747 neerstort hebben we gewoonweg niet genoeg mensen om iedereen te redden.”

Door continu met dit soort vraagstukken bezig te zijn, is Bruinooge zich zeer bewust geworden van de brandgevaren die op de loer liggen. “Je gaat er ook beter opletten. Als ik uitga, kijk ik toch altijd even waar de nooduitgangen zijn.” Toch neemt ze haar werk duidelijk niet mee naar huis: tot haar schaamte heeft ze nog geen rookmelder geïnstalleerd. “Dat kan ik eigenlijk niet maken, nu ik weet hoe snel het fout kan gaan. Als je wakker wordt met je kamer onder de rook, dan kun je het vergeten. Een rookmelder kost een klein beetje, maar kan heel veel ellende schelen.”

Naast de kennis die de technisch bestuurskundige opdoet over brandtechnische zaken, leert ze veel van het werken in een bestuurlijke omgeving. “Als ik een plan indien, vind ik dat misschien wel het beste, maar de gemeentepolitiek moet uiteindelijk de keuze maken. Misschien geeft ze het geld liever uit aan schoolzwemmen. Daardoor krijg je gevoel voor politieke afwegingen. Je leert goed te netwerken en op die manier draagvlak te verwerven.”

En dat is vaak hard nodig als je de bestuursstructuur bekijkt: Bruinooge levert voorstellen aan de regionale brandweercommandant die in het managementteam van de regio zit. De negen gemeentelijke brandweercommandanten vormen op hun beurt weer een adviesraad voor het managementteam. Uiteindelijk moeten de voorstellen die van het managementteam komen worden goedgekeurd door het bestuur, dat bestaat uit de negen burgemeesters.

De oud-TU’er heeft niet het idee dat ze tijdens haar studie technische bestuurskunde veel heeft opgestoken waar ze nu echt iets aan heeft. Wel heeft ze veel profijt van de analytische manier van denken die tijdens de studie is aangeleerd. “Bij technische bestuurskunde is het altijd moeilijk om te zeggen wat je eraan hebt gehad. Je leert veel over organisatiemanagement. Dat pas ik nu niet direct toe, maar de kennis van organisatievormen die je eraan overhoudt, bijvoorbeeld, is nog wel nuttig.”
Kokosvezel

Bruinooge heeft destijds niet met een specifiek doel gekozen voor technische bestuurskunde. De combinatie van de technische en bestuurlijke componenten leek haar gewoon erg leuk. “Ik wist eigenlijk niet zo goed wat ik ermee moest, maar ik heb me ruim vijf jaar goed vermaakt.” Ze was lid van de Delftsche Studenten Bond en liep onder andere twee maanden stage in Polen en vier maanden in India. In Polen adviseerde ze Fluor Daniel over de opwaardering van een raffinaderij, in India werkte ze samen met een scheikundig technoloog en een werktuigbouwer aan een onderzoek in de kokosvezelindustrie. “Nederland is de op vier na grootste importeur van deze vezels. Er worden matten van gemaakt die in de duinen worden gelegd om er plantjes op te laten groeien.”

In 2001 studeerde ze af bij DSM Geleen, samen met een student scheikundige technologie. Na haar studie kon ze bij hetzelfde bedrijf aan de slag, maar dan in Delft. Hier heeft ze driekwart jaar gewerkt om een productinformatiesysteem op te zetten. Hierin kunnen klanten online inloggen om een overzicht te krijgen van verschillende stoffen en hun eigenschappen. Hier zat ook een groot deel programmeerwerk aan vast. Na afloop van dit project hield de afdeling op te bestaan en moest Bruinooge opzoek naar iets anders. In het tijdschrift Binnenlands Bestuur zag ze de vacature voor algemeen projectleider bij de brandweer en besloot te solliciteren.

Haar interesse in het buitenland is daarmee enigszins naar de achtergrond geschoven. “Het plan is wel om ooit nog naar het buitenland te gaan, maar voorlopig heb ik het hier prima naar mijnzin.” Het enige internationale tintje dat haar werk heeft, is de samenwerking met de brandweer in Turkije. De Nederlanders geven haar les en doneren oude brandweerauto’s en pakken.

Bruinooge heeft nog geen idee wat ze na haar huidige baan gaat doen. Maar ze verwacht niet dat ze hier veel langer dan twee jaar zal blijven werken. “De brandweer is een hele platte organisatie. Er zijn voor mij niet echt mogelijkheden om verder te komen. Zonder brandweeropleiding houdt het snel op. De meeste kantoorwerkzaamheden worden namelijk gecombineerd met brandweerfuncties.”

‘Brandweermannen glijden niet meer langs zo’n paal naar beneden; dat mag niet meer van de Arbo-inspectie’

Naam : Lieke Bruinooge

Leeftijd : 26 jaar

Studie : technische bestuurskunde

Afstudeerrichting : chemische technologie

Afstudeerjaar : 2001

Woonplaats : Delft

Verliefd/verloofd/getrouwd : verliefd

Loopbaan : werkte eerst driekwart jaar bij DSM om een productinformatiesysteem op te zetten, is nu algemeen projectleider regionale brandweer Zaanstreek-Waterland.

Salaris : 2500 euro bruto per maand

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.