Nieuwe studenten moeten vanaf volgend jaar jaarlijks vijftig procent van hun studiepunten halen. Minder mag ook, maar dan moeten zij wel binnen de officiële cursusduur afstuderen.
Meestal betekent dat binnen vier jaar.
Deze combinatie van een prestatie- en een tempobeurs wordt binnen en buiten het ministerie van onderwijs beschouwd als de meest kansrijke variant voor het nieuwe stelsel van studiefinanciering, dat het paarse kabinet in september 1995 wil laten ingaan. Het is één van de vier varianten die zijn opgenomen in een ambtelijke notitie, waarin mogelijke aanpassingen van de studiefinanciering worden onderzocht.
In het nieuwe stelsel worden beurzen jaarlijks uitgekeerd als een voorwaardelijke lening. Die constructie legt een technisch nadeel van de meest kansrijke variant bloot: als een student in zijn tweede jaar bijvoorbeeld slechts veertig procent van de punten haalt, begint hij een schuld op te bouwen. Studeert hij desondanks op tijd af, dan moet de schuld alsnog worden kwijtgescholden.
Een woordvoerder van Onderwijs erkent dit risico. Problemen zijn volgens hem echter niet te verwachten. ,,Het is een kwestie van ramingstechniek. Je kunt van tevoren inschatten hoeveel studenten toch binnen vier jaar klaar zijn.”
Een tweede, minder kansrijke variant is dat de studieprestaties twee maal worden gemeten. De eerste keer aan het eind van het eerste jaar, de tweede keer aan het eind van de officiële cursusduur. Bij de eerste meting wordt een hoge norm, bijvoorbeeld tachtig procent, toegepast. In de jaren erna kan de student zijn inspanningen spreiden. Zolang hij er maar voor zorgt dat hij op tijd afstudeert. Hoe de student wordt ‘beboet’ als hij zijn doctoraalbul niet binnen de officiële termijn binnen heeft, vermeldt de ambtelijke notitie niet.
De twee resterende varianten zijn zo extreem, dat ze als kansloos mogen worden beschouwd. De ene is een stelsel waarin slechts aan het einde van de studie, dus doorgaans na vier jaar, wordt gemeten of de student klaar is: de pure vorm van de prestatiebeurs. De andere is een stelsel waarbij de student elk jaar alle studiepunten moet halen.
In de notitie wordt gewaarschuwd dat het veel moeite zal kosten om reeds per 1 september 1995 een nieuw stelsel in te voeren. De Informatie Beheer Groep heeft eerder al gewaarschuwd voor te grote haast. Studentenbond ISO vreest dat de combinatie van de invoering van een nieuw stelsel, de uitvoering van oude bezuinigingsoperaties en de toepassing van de tempobeurs tot chaotische taferelen zal leiden.
Mocht de invoering van het nieuwe stelsel met een jaar worden uitgesteld, dan leidt dit tot een gat van 150 miljoen gulden. Dan dreigt een extra korting op de hoogte van de studiebeurzen. Paars wil volgens het regeerakkoord niet verdergaan dan de laatste ronde van Ritzen. Dat wil zeggen: per 1 januari 1995 leveren studenten op kamers negentig guldenin, en per 1 september 1996 nog eens 45 gulden. (HOP/P.E.)
Nieuwe studenten moeten vanaf volgend jaar jaarlijks vijftig procent van hun studiepunten halen. Minder mag ook, maar dan moeten zij wel binnen de officiële cursusduur afstuderen. Meestal betekent dat binnen vier jaar.
Deze combinatie van een prestatie- en een tempobeurs wordt binnen en buiten het ministerie van onderwijs beschouwd als de meest kansrijke variant voor het nieuwe stelsel van studiefinanciering, dat het paarse kabinet in september 1995 wil laten ingaan. Het is één van de vier varianten die zijn opgenomen in een ambtelijke notitie, waarin mogelijke aanpassingen van de studiefinanciering worden onderzocht.
In het nieuwe stelsel worden beurzen jaarlijks uitgekeerd als een voorwaardelijke lening. Die constructie legt een technisch nadeel van de meest kansrijke variant bloot: als een student in zijn tweede jaar bijvoorbeeld slechts veertig procent van de punten haalt, begint hij een schuld op te bouwen. Studeert hij desondanks op tijd af, dan moet de schuld alsnog worden kwijtgescholden.
Een woordvoerder van Onderwijs erkent dit risico. Problemen zijn volgens hem echter niet te verwachten. ,,Het is een kwestie van ramingstechniek. Je kunt van tevoren inschatten hoeveel studenten toch binnen vier jaar klaar zijn.”
Een tweede, minder kansrijke variant is dat de studieprestaties twee maal worden gemeten. De eerste keer aan het eind van het eerste jaar, de tweede keer aan het eind van de officiële cursusduur. Bij de eerste meting wordt een hoge norm, bijvoorbeeld tachtig procent, toegepast. In de jaren erna kan de student zijn inspanningen spreiden. Zolang hij er maar voor zorgt dat hij op tijd afstudeert. Hoe de student wordt ‘beboet’ als hij zijn doctoraalbul niet binnen de officiële termijn binnen heeft, vermeldt de ambtelijke notitie niet.
De twee resterende varianten zijn zo extreem, dat ze als kansloos mogen worden beschouwd. De ene is een stelsel waarin slechts aan het einde van de studie, dus doorgaans na vier jaar, wordt gemeten of de student klaar is: de pure vorm van de prestatiebeurs. De andere is een stelsel waarbij de student elk jaar alle studiepunten moet halen.
In de notitie wordt gewaarschuwd dat het veel moeite zal kosten om reeds per 1 september 1995 een nieuw stelsel in te voeren. De Informatie Beheer Groep heeft eerder al gewaarschuwd voor te grote haast. Studentenbond ISO vreest dat de combinatie van de invoering van een nieuw stelsel, de uitvoering van oude bezuinigingsoperaties en de toepassing van de tempobeurs tot chaotische taferelen zal leiden.
Mocht de invoering van het nieuwe stelsel met een jaar worden uitgesteld, dan leidt dit tot een gat van 150 miljoen gulden. Dan dreigt een extra korting op de hoogte van de studiebeurzen. Paars wil volgens het regeerakkoord niet verdergaan dan de laatste ronde van Ritzen. Dat wil zeggen: per 1 januari 1995 leveren studenten op kamers negentig guldenin, en per 1 september 1996 nog eens 45 gulden. (HOP/P.E.)
Comments are closed.