Wetenschap

Vluchtelingenkamp op maat

Geplande vluchtelingenkampen worden gebouwd volgens standaardrichtlijnen. Als het kamp er eenmaal staat, kijken ingenieurs er nauwelijks meer naar om. Ir. James Kennedy, die komende week promoveert bij Bouwkunde, vindt dat het anders moet.

“Bij het ontwerpen van een vluchtelingenkamp houden hulporganisaties nauwelijks rekening met de lokale omstandigheden en met de onzekere toekomst van het kamp”, stelt architect James Kennedy. Hij is sinds enkele jaren actief als adviseur voor noodopvang in Sri Lanka, Indonesië, Kenia en Pakistan. Tot zijn verbazing stelde hij vast dat vluchtelingenorganisaties de effectiviteit van hun werkwijze nauwelijks evalueren. “Hulpverleners gaan uit van hun eerdere ervaringen en beroepen zich vaak op de algemene richtlijnen. Maar ook naar deze richtlijnen is vrijwel geen onderzoek gedaan.” Kennedy besloot zich in de situatie te verdiepen. In zijn proefschrift plaatst hij enkele kritische kanttekeningen bij de huidige praktijk.

De richtlijnen die de Wereldgezondheidsorganisatie en de Verenigde Naties hanteren bij het bouwen van vluchtelingenkampen, hebben hun wortels in de jaren zeventig. Toen introduceerde de noodopvangspecialist Fred Cuny het idee van de open plan community. Voorheen was het gebruikelijk om vluchtelingenkampen te bouwen naar het model van militaire kampen waarin tenten in overzichtelijke rijen naast elkaar staan. Cuny pleitte voor een andere opzet, waarbij kleine, semi-autonome gemeenschappen binnen het grotere geheel van het kamp werden gecreëerd. Hij groepeerde steeds twaalf tot zestien onderkomens rond een pleintje dat moest functioneren als gemeenschappelijke ruimte waar families op elkaars kinderen konden letten en tuintjes konden aanleggen.

“Dit concept werkt voor mensen die zelf uit gemeenschappen komen waar de publieke en de private sfeer in elkaar overlopen – zoals in West-Afrika of Zuid-Amerika vaak het geval is. Het probleem zit hem erin dat het concept van de open plan community met de tijd is gestandaardiseerd en verworden is tot hét standaardontwerp voor vluchtelingenkampen.” Kennedy weet uit ervaring dat deze aanpak in veel samenlevingen niet aanslaat. “Neem bijvoorbeeld de kampen voor Afghaanse vluchtelingen in Pakistan. Toen deze vluchtelingen materialen kregen uitgedeeld om hun onderkomens te bouwen, begonnen ze niet met het maken van daken, maar met het bouwen van muren rond het stukje grond dat hen was toegewezen – om de vrouwen te beschermen tegen ongewenste blikken van buitenstaanders. Bescherming van privacy was voor hen belangrijker dan bescherming tegen de weersomstandigheden. Het was direct duidelijk dat deze mensen niet, zoals gepland, gebruik zouden maken van de gemeenschappelijke ruimtes.”

Tijdens zijn promotieonderzoek werkte Kennedy in een vluchtelingenkamp in Dadaab in Kenia. Het kamp werd in het begin van de jaren negentig gebouwd om voor enkele maanden vluchtelingen uit Somalië te huisvesten. Inmiddels staat het kamp er al meer dan zestien jaar en zijn er markten, scholen, internetcafés en moskeeën te vinden. Ongeveer de helft dan de 170 duizend bewoners is in het kamp geboren. De lange levensduur van dit kamp is typerend voor vluchtelingenkampen in het algemeen, stelt Kennedy: “Van tevoren weet je nooit hoe lang een kamp in gebruik zal blijven. Maar hoogstwaarschijnlijk blijft het langer in gebruik dan je verwacht.”

Hulporganisaties houden te weinig rekening met deze onvoorspelbaarheid. “Bij het maken van een ontwerp wordt er altijd vanuit gegaan dat alles altijd hetzelfde zal zijn. Hulpverleners zijn zich er zelden van bewust dat de omstandigheden in het kamp op den duur zullen veranderen en dat ze hier van meet af aan rekening mee moeten houden.” Als ze dat niet doen, is de kans groot dat er wildgroei van hutten ontstaat en dat een kamp overbevolkt raakt.

Vanuit de overtuiging dat bij de bouw van een vluchtelingenkamp de lokale context en het langetermijnperspectief in acht genomen moeten worden, ontwikkelde Kennedy een praktische handleiding voor hulpverleners. Hierin pleit hij ervoor om een kamp niet in één keer te ontwerpen maar om te beginnen met een basaal ontwerp en om dat in de loop van de tijd stapsgewijs aan te passen. “Het opzetten van een kamp begint bijvoorbeeld met keuze waar de waterputten moeten komen. Vervolgens bestuderen de hulpverleners hoe de eerste groepen vluchtelingen hun omgeving inrichten en waar eventueel moet worden ingegrepen . bijvoorbeeld om de brandveiligheid en de toegankelijkheid van het kamp niet in het geding te laten komen. Vervolgens kan het kamp beetje bij beetje worden ingericht en uitgebreid.”

@01 infoblokje:James Kennedy, ‘Structures for the Displaced. Service and Identity in Refugee Settlements’, promotie: woensdag 18 juni 2008.

James Kennedy met een vluchtelingenfamilie in Dadaab, Kenia. (Foto: James Kennedy)

“Bij het ontwerpen van een vluchtelingenkamp houden hulporganisaties nauwelijks rekening met de lokale omstandigheden en met de onzekere toekomst van het kamp”, stelt architect James Kennedy. Hij is sinds enkele jaren actief als adviseur voor noodopvang in Sri Lanka, Indonesië, Kenia en Pakistan. Tot zijn verbazing stelde hij vast dat vluchtelingenorganisaties de effectiviteit van hun werkwijze nauwelijks evalueren. “Hulpverleners gaan uit van hun eerdere ervaringen en beroepen zich vaak op de algemene richtlijnen. Maar ook naar deze richtlijnen is vrijwel geen onderzoek gedaan.” Kennedy besloot zich in de situatie te verdiepen. In zijn proefschrift plaatst hij enkele kritische kanttekeningen bij de huidige praktijk.

De richtlijnen die de Wereldgezondheidsorganisatie en de Verenigde Naties hanteren bij het bouwen van vluchtelingenkampen, hebben hun wortels in de jaren zeventig. Toen introduceerde de noodopvangspecialist Fred Cuny het idee van de open plan community. Voorheen was het gebruikelijk om vluchtelingenkampen te bouwen naar het model van militaire kampen waarin tenten in overzichtelijke rijen naast elkaar staan. Cuny pleitte voor een andere opzet, waarbij kleine, semi-autonome gemeenschappen binnen het grotere geheel van het kamp werden gecreëerd. Hij groepeerde steeds twaalf tot zestien onderkomens rond een pleintje dat moest functioneren als gemeenschappelijke ruimte waar families op elkaars kinderen konden letten en tuintjes konden aanleggen.

“Dit concept werkt voor mensen die zelf uit gemeenschappen komen waar de publieke en de private sfeer in elkaar overlopen – zoals in West-Afrika of Zuid-Amerika vaak het geval is. Het probleem zit hem erin dat het concept van de open plan community met de tijd is gestandaardiseerd en verworden is tot hét standaardontwerp voor vluchtelingenkampen.” Kennedy weet uit ervaring dat deze aanpak in veel samenlevingen niet aanslaat. “Neem bijvoorbeeld de kampen voor Afghaanse vluchtelingen in Pakistan. Toen deze vluchtelingen materialen kregen uitgedeeld om hun onderkomens te bouwen, begonnen ze niet met het maken van daken, maar met het bouwen van muren rond het stukje grond dat hen was toegewezen – om de vrouwen te beschermen tegen ongewenste blikken van buitenstaanders. Bescherming van privacy was voor hen belangrijker dan bescherming tegen de weersomstandigheden. Het was direct duidelijk dat deze mensen niet, zoals gepland, gebruik zouden maken van de gemeenschappelijke ruimtes.”

Tijdens zijn promotieonderzoek werkte Kennedy in een vluchtelingenkamp in Dadaab in Kenia. Het kamp werd in het begin van de jaren negentig gebouwd om voor enkele maanden vluchtelingen uit Somalië te huisvesten. Inmiddels staat het kamp er al meer dan zestien jaar en zijn er markten, scholen, internetcafés en moskeeën te vinden. Ongeveer de helft dan de 170 duizend bewoners is in het kamp geboren. De lange levensduur van dit kamp is typerend voor vluchtelingenkampen in het algemeen, stelt Kennedy: “Van tevoren weet je nooit hoe lang een kamp in gebruik zal blijven. Maar hoogstwaarschijnlijk blijft het langer in gebruik dan je verwacht.”

Hulporganisaties houden te weinig rekening met deze onvoorspelbaarheid. “Bij het maken van een ontwerp wordt er altijd vanuit gegaan dat alles altijd hetzelfde zal zijn. Hulpverleners zijn zich er zelden van bewust dat de omstandigheden in het kamp op den duur zullen veranderen en dat ze hier van meet af aan rekening mee moeten houden.” Als ze dat niet doen, is de kans groot dat er wildgroei van hutten ontstaat en dat een kamp overbevolkt raakt.

Vanuit de overtuiging dat bij de bouw van een vluchtelingenkamp de lokale context en het langetermijnperspectief in acht genomen moeten worden, ontwikkelde Kennedy een praktische handleiding voor hulpverleners. Hierin pleit hij ervoor om een kamp niet in één keer te ontwerpen maar om te beginnen met een basaal ontwerp en om dat in de loop van de tijd stapsgewijs aan te passen. “Het opzetten van een kamp begint bijvoorbeeld met keuze waar de waterputten moeten komen. Vervolgens bestuderen de hulpverleners hoe de eerste groepen vluchtelingen hun omgeving inrichten en waar eventueel moet worden ingegrepen . bijvoorbeeld om de brandveiligheid en de toegankelijkheid van het kamp niet in het geding te laten komen. Vervolgens kan het kamp beetje bij beetje worden ingericht en uitgebreid.”

@01 infoblokje:James Kennedy, ‘Structures for the Displaced. Service and Identity in Refugee Settlements’, promotie: woensdag 18 juni 2008.

James Kennedy met een vluchtelingenfamilie in Dadaab, Kenia. (Foto: James Kennedy)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.