Wetenschap

Vinger uit de dijk

Denk je veilig te wonen in de polder, omringd door degelijke Hollandse dijken, blijken ze hopeloos te verzakken. Dan volstaat het legendarische vingertje van Hansje niet meer; dit kan alleen civielstudent Jos van Zuylen nog redden – die er zijn bachelor-eindproject aan wijdde.


Jos van Zuylen

Onderzoek: ‘Kadeverbreding Rijnland’

Eindcijfer: 8


Bij het woord ‘kadeverbetering’ denk je al snel aan promenadeachtige boulevards langs de Rotterdamse havens. Maar de kades waaraan Jos van Zuylen (23) werkte, kunnen niet landelijker zijn. Voor zijn bachelor-eindproject bij Civiele Techniek en Geowetenschappen richtte hij zich op de veendijken aan de polders in Rijnland. “Veel van die dijken voldoen namelijk niet qua hoogte en stabiliteit”, weet hij. “Nu worden ze steeds opgehoogd met speciale ophogingsklei, maar dat is binnen tien jaar weer verzakt.”


Wat de student dus zocht, was een manier van ophogen die sterker en duurzamer is. En het liefst goedkoper, want de huidige methode is duur. “Die vraagt 45 kuub ophogingsklei per strekkende meter dijk, tot een maximale hoogte van 2,70 meter. Je bent die dijk dus eigenlijk aan het verdubbelen, en dat duurt ook nog eens vier jaar.” Bottom line: tegen de tijd dat de dijk goed en wel is opgekalefaterd, is hij alweer bijna toe aan renovatie.


Dat moet anders, dacht Van Zuylen. Hij ging op zoek naar een lichter ophogingsmateriaal. “Alleen, materialen als asfaltgruis – die worden gebruikt voor de opvulling van funderingen – waren niet geschikt, want die vervuilen het water. Een natuurlijk product als rivierbagger volstond ook niet, want dat moet vanwege milieueisen eerst tijdelijk worden opgeslagen in een depot en dat maakt het ook duur. Er restte dus maar één oplossing: de huidige ophogingsklei optimaliseren.” Daarmee zou hij een kwart minder ophogingsmateriaal nodig hebben, en minder gewicht op de dijk betekent minder zettingen, dus een langer bestaan.


Er was één nadeel: de huidige rekenmethodes voldeden niet. “Die zijn gebaseerd op verschillende eigenschappen van de klei; de slechtste kwaliteit voldoet nog altijd. Als die opeens structureel hoger is, moet je de rekenmethode dus bijstellen. Je bespaart dan weliswaar in materiaal en kosten, maar je moet die kwaliteit wel altijd waarborgen. En dat kost weer geld.”


En dat is precies de reden dat het hoogheemraadschap zijn onderzoek niet wil gebruiken. “Zoals het nu gebeurt, gebeurt het al jaren. Een extra controlestap in het proces wilden ze niet. Een tegenvaller, want ik had echt gedacht het te kunnen slijten.” Wat ook een nadeel zou kunnen zijn aan zijn manier van kleigebruik, is de hoeveelheid informatie over het materiaal. “Hoe meer je daarover weet, hoe meer je daarop ontwerpt. In de huidige praktijk bestaat die informatie niet, en wordt een lage sterkte aangenomen. Het voordeel daarvan is dat je altijd sterkere klei aanbrengt en dus een extra (onbekende) veiligheid hebt.”


Het bedrijf waar hij zijn onderzoek deed, wilde Van Zuylen wél nog een half jaar in dienst nemen om mee te ontwerpen aan circa twee kilometer kadeverbeteringen in de polder ten noorden van Alphen aan de Rijn. Die worden dit jaar waarschijnlijk doorgevoerd. “Wel door middel van de huidige methode, met de minimale sterkte van ophogingsklei”, lacht Van Zuylen. “Het blijft een conservatieve wereld.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.