Opinie

Vermakelijke pedanterie

​Adolf Loos (1870-1933) was niet alleen zelf een modernistische architect, maar ook een voorvechter daarvan op papier. Zijn gebundelde columns geven een vermakelijk tijdsbeeld.

‘De Papoea tatoeëert zijn huid, zijn boot, zijn peddel, kortom alles binnen handbereik. Hij is geen misdadiger. De moderne mens die zich tatoeëert is een misdadiger of een gedegenereerde. In sommige gevangenissen heeft tachtig procent van de gedetineerden een tatoeage. De getatoeëerden die niet in het gevang zitten, zijn latente misdadigers of gedegenereerde aristocraten.’

Al aan het begin van een van zijn beroemdste teksten ‘Ornament en misdaad’ brengt Adolf Loos de stemming er lekker in. Architecten die ornamenten aanbrengen zijn crimineel. De argumentatie daarvoor wordt niet veel sterker dan dat ornamenten iets zijn voor ‘achterlijke Papoea’s’ waar de moderne mens zich ver boven zou moeten verheffen.

Wie zo hier en daar eens wat leest in de onlangs verschenen bundeling van Loos’ columns, ‘Architectuur en al het andere’, begrijpt onmiddellijk waarom hij niet zo heel geliefd was bij zijn tijdgenoten van de Art Nouveau. Al zijn drie vrouwen waren hem binnen een paar jaar zat. In 1928 werd hij veroordeeld wegens seksuele handelingen met heel jonge meisjes. Hij was, kortom, niet zo’n aangename man.

Maar goed, W.F. Hermans was ook een pedant kereltje, en die heeft evengoed vermakelijke en rake boutades geschreven. Want vermakelijk is het werk van Loos zeker, al houdt hij in zijn taalgebruik juist weer wel van uitweidingen en tierelantijnen. Hij beledigt er een eind op los, waarbij duidelijk wordt dat zijn vaderland Oostenrijk een soort achterlijke modderput in het hart van Europa is, dat oneindig ver achterloopt bij de Amerikanen, die in hun ontwerpen absolute voorrang geven aan functionaliteit. Zelfs in een ontroerende necrologie van een vriend lukt het hem niet zijn boosheid op alles en iedereen te verbergen.

Toch zou het verkeerd zijn om de bundel alleen om zijn vermaakswaarde te lezen. Aan de stukken ligt wel degelijk een visie ten grondslag waarin Loos zijn tijd ver vooruit was, namelijk dat architectuur en kunst twee gescheiden werelden dienen te zijn. In de architectuur draait het om de bruikbaarheid van het gebouw, in de kunst om de individuele expressie van de maker.

Nu kun je beweren dat die opinie een kwestie van smaak is, maar dan ben je dus een postmodernist, waarmee de modernisten het al enkele decennia aan de stok hebben. Dergelijke relativering is aan modernistische architecten namelijk niet besteed. En dat lees je dus in vele toonaarden in deze bundel.

Adolf Loos, ‘Architectuur en al het andere’, NAI010 Uitgevers 2016, ISBN 978-9462-08247-2

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.