Campus

Vermaakplek voor luchtcowboys

Het tienjarig jubileum van de design&emotion society werd vrijdag gevierd met een workshop voor IO-studenten. De studenten ontwerpen een relaxproduct voor eenzame, emotionele luchtcowboys.

De workshop design&emotion laat zien hoe IO-studenten tot een ontwerp met emoties komen. Neem zesdejaars IO-student Laura Talsma (23). Ze stort zich voor de workshop op het ontwerp van een ‘vermaakplek´ in een vliegtuig. Op de plek waar stewardessen maaltijden opwarmen, moet een plek komen waar reizigers zich kunnen ontspannen.

Maar wie ontwerpen combineert met emoties, heeft niet genoeg aan het bestuderen van de krappe ruimte. Talsma probeert daarom samen met medestudenten Joost van Hoevelaak (23) en Jules Weijdema (24) de nodige emoties in het ontwerp te verwerken. Na een grondige analyse van wat voor soort mensen er in een vliegtuig stappen, kiezen ze voor de eenzame reiziger. “We noemen hem de lonesome emo-aircowboy”, zegt Talsma. “We konden voor onze doelgroep kiezen uit vakantiegangers, terroristen en mensen die uit het raam willen kijken. Alleenstaande reizigers lijken eenzaam, maar dat hoeven ze niet te zijn. Het zijn reizigers met een interessant verhaal, want er is een reden dat ze alleen reizen. Ze zijn op weg naar een begrafenis of een bruiloft. Het is spannend om voor zo iemand een product te ontwerpen.”

Helemaal als dat product er ook nog eens voor moet zorgen dat de luchtcowboy zich trots of bewonderd voelt. Het drietal associeert er op los hoe die emotie bewerkstelligd kan worden bij hun aparte personage. “De lonesome emo-aircowboy is sneller dan zijn eigen emotie”, zegt Van Hoevelaak. “Hij is intrigerend en heeft een eigen territorium. Hij wil graag met mensen praten, maar niet zelf beginnen.” “En hij hoopt in het vliegtuig de liefde van zijn leven tegen te komen”, vullen Weijdema en Talsma hem aan. Hun luchtcowboy is stiekem ook een beetje romantisch.

Na het uitpluizen van het karakter gaan ze na hoe hun relaxproduct ervoor kan zorgen dat de eenzame reiziger zich trots gaat voelen. “Het moet een product worden die de man het idee geeft dat hij anders is dan de rest, maar tegelijkertijd moeten de andere reizigers hem enorm waarderen als hij het gebruikt”, zegt Hoevelaak. Hoe ze dat voor elkaar willen krijgen, is nog een vraagteken.

“Deze emotion&design workshop is een exotische manier om je creativiteit te gebruiken”, zegt Talsma. “Het is een andere manier van ontwerpen. Lastig, maar leuk. Hoe het product eruit gaat zien, stel je tot het laatste moment uit omdat je veel meer moet nadenken voor wie het bedoeld is.” “Je dwingt de emotie ook veel explicieter het product in”, zegt Weijdema.
“Door design met emotie te combineren leren ontwerpers hun intuïtie beter te voeden en structuur te geven”, zegt Paul Hekkert, een van de oprichters van de Design&emotion Society. Tien jaar geleden werd de society opgericht. “Toen was er nog weerstand tegen deze manier van ontwerpen.”

In tien jaar tijd groeide het initiatief uit tot een groot platform voor ontwerpers over de hele wereld. Cases uit de onderzoek,- en ontwerpwereld, zoals een ontbijtontwerp voor KLM waarbij verveelde reizigers tijdens hun vlucht geprikkeld werden om bezig te zijn door middel van het zelf combineren van eten, worden tijdens platforms en workshops weer als leermoment gebruikt. “Het begon tien jaar geleden allemaal hier op IO, en na tien jaar zwerven over de hele wereld, van Hongkong tot Chicago, zijn we nu weer even thuis met DES. Dat is voor ons en de TU een cadeautje”, zegt Hekkert.

In uw afscheidsrede verwijst u naar uw geboorte in een ‘boerenfamilie’. Waarom is dat zo belangrijk?
“Je kon overal spelen, in appelbomen klimmen en gaten graven waar je wilde. En je bent vrij snel zelfstandig. Ik moest mijn vader helpen in de stal en met oogsten. Dat landleven, waar je geacht werd mee te helpen, maar waar je ook een heleboel vrijheid had. Achteraf ga je vaak een beetje romantiseren, maar ik denk dat het goed is geweest.”

In plaats van cowboy en indiaantje te spelen, maakte u foto’s van sterrenbeelden.
“Ja, met een heel oud fototoestel van mijn moeder, zo’n soort margarinekistje. Daarmee ging ik het veld in. Toen ik eerst knipte, bleef het zwart. Op den duur kreeg ik in de gaten dat de lens iets van twintig minuten open moest. Maar de camera moest met de hemel meedraaien, omdat je anders strepen krijgt. Met een klok en de tandwielen van Meccano kreeg ik het uiteindelijk voor elkaar.”

Kreeg u uw vriendjes zo gek om mee te doen?
“Nee, dit soort dingen deed ik alleen.”

Vanwaar uw interesse?
“Ik zag op het platteland het intense van het gewelf daarboven, dat intrigeert. Niet in de religieuze zin, maar puur nuchter: wat zijn we klein in het heelal. Ik ging er iets over lezen, leerde erover.”

U werd wetenschapper. Als u dat niet geworden zou zijn, wat dan wel?
“Boer zou logisch geweest zijn, ik was enige zoon. Maar mijn ouders hebben me de vrijheid gegeven om te kiezen wat ik wilde. Mijn vader stelde voor huisarts te worden, maar dat zag ik niet zitten. Ik wist niet wat dan wel, maar wiskunde ging goed. Ik dacht: daar begin ik en dan zien we wel.”

U hebt geen spijt van die keuze?
“Nee. Maar als ik opnieuw moest beginnen met de kennis die ik nu heb, zou ik misschien niet meer hetzelfde vakgebied kiezen. Toen ik begon, was het vakgebied systeemtheorie helemaal in opkomst. Je zag overal mensen hiermee ploeteren, met zijn allen creëerde je de theorie. Nu is de theorie min of meer klaar.”

Kunt u kort uitleggen wat systeemtheorie is?
“Bijvoorbeeld een schip op koers houden. Wind en golfslag willen het laten afwijken en dat moet gecorrigeerd worden. De ontwikkeling van een automatische piloot die het schip op de juiste koers houdt, dat is systeemtheorie.”

U reed drie keer de Elfstedentocht, u maakt lange fiets- en wandeltochten. Wat spreekt u daarin aan?
“Beheerst afzien. Als u me vraagt waar ik tien jaar geleden ben geweest en het was een vakantie op het strand geweest, dan zou ik het niet meer weten. Waar je een beetje zweet bij produceert, dat onthoud je beter.”

Bent u een doorzetter?
“Dat is moeilijk van jezelf te zeggen. Maar op de boerderij is me wel bijgebracht desnoods door te werken tot het donker wordt, zodat de oogst voor de regen binnen is.”

Daar heeft u als onderzoeker vast ook iets aan.
“Ja, maar als je een probleem probeert te kraken en het lukt niet, moet je soms ook zo verstandig zijn om te stoppen.”

Doet u dat wel eens?
(Twijfelend:)”Ik leg wel eens iets naast me neer. Je kunt het later wel weer opnemen.”

Heeft u nog een probleem liggen voor tijdens uw emeritaat?
“Ja, het probleem van de patrijs en de jager. De jager wil de patrijs neerschieten, de patrijs probeert zo lang mogelijk te overleven. De patrijs kan stil blijven zitten of van plek veranderen. De jager kan lopen en ziet de patrijs als die toevallig net voor zijn voeten zit. Of hij kan blijven staan en de patrijs neerschieten als die van plek verandert. Wanneer doen de spelers wat? Daar wil ik nog eens goed voor gaan zitten. Het klinkt als een kinderlijke probleemstelling, maar als je van de patrijs een terrorist maakt en de jager vervangt door iemand van recherche, dan wordt alles heel anders. Zulke problemen vind ik leuk, de gestileerde problemen uit de praktijk.”

Wiskunde moet toepasbaar zijn?
“In principe wel. Als ik me er niets bij kan voorstellen, zou ik veel sneller mijn interesse in het probleem verliezen.”

Waar bent u, als u achterom kijkt, trots op?
“Dat vind ik moeilijk te zeggen. Trots ben je op dingen die met moeite gerealiseerd worden. Of als je ineens een inzicht krijgt, een oplossing die je eerder niet zag.”

Gebeurt dat vaak in de wiskunde?
“Bij veel problemen waar ik aan werk wel. In de oplossing zit vaak een idee dat je achteraf begrijpt, maar waar je van tevoren niet aan dacht. Er zijn ook heel andere wiskundige problemen, bijvoorbeeld de ideale vorm van een vliegtuigvleugel. Die kun je met de hand niet meer berekenen. Het is ook nuttig, maar het is minder speels en er zit ook minder structuur in die je uit kunt leggen. Juist die structuur ontdekken, verklaren waarom iets gebeurt zoals het gebeurt, dat vind ik mooi.”

U hebt een rol gehad in het ontstaan van de Chinese eenkindpolitiek. Hoe ging dat?
“Met een collega was ik op zoek naar een leuke probleemstelling om een stuk wiskundige theorie te ontwikkelen. Niet te moeilijk om te kraken, maar ook niet te makkelijk. We keken hoeveel baby’s per jaar geboren moesten worden om op een eiland een ideale bevolkingsopbouw te krijgen. Het was elegante wiskunde, waar we bescheiden over gepubliceerd hebben. Iets later kwam een delegatie uit China langs. Ik raakte in gesprek met ene Song Jian. Toen ik hem over die bevolkingspolitiek vertelde, veerde hij helemaal op.”

Wanneer was dit?
“Het eerste gesprek was in 1975. Begin jaren tachtig heb ik hem nog een paar keer op conferenties gezien. Toen gebeurde er een hele tijd niks. Tot in 2004 de Chinese ambassade contact opnam omdat meneer Song wilde langskomen. Hij had al een boek en artikelen over bevolkingspolitiek opgestuurd, dus ik wist dat hij op dat gebied heel actief was geworden. Maar die dag kwam hij, met lijfwacht, chauffeur en secretaris, gewoon langs om te praten. Ik kreeg nog een keer een bedankje en dat was het dan weer. Tot een journalist mij in juni van dit jaar benaderde om te praten over een boek van Susan Greenhalgh. Zij is een Amerikaanse antropologe, die schrijft dat ik grote invloed heb gehad op de Chinese eenkindpolitiek. Song is daar de wetenschappelijke architect van. Er waren meer Chinese wetenschappers en politici die over bevolkingspolitiek nadachten, maar hij heeft het kunnen doordrukken. Hij kon het kwantificeren; hij had als raketspecialist als een van de weinigen in China beschikking over genoeg computerpower.”

Hoe staat u tegenover die eenkindpolitiek?
“Individueel is het vaak schrijnend. Maar wat was er met het land gebeurd als je het niet had gedaan? De Chinezen die hier werken, zeggen ook dat er wel iets moest gebeuren. Dan is het nog redelijk barbaars om er zo tegenaan te gaan, maar ik kan me er iets bij voorstellen. Het was heel toevallig dat Song en ik elkaar ontmoetten. Anders was de eenkindpolitiek er waarschijnlijk ook wel gekomen, maar het was geheid een beetje anders gelopen. Ik denk wel eens: moet ik me nu schuldig voelen? Maar dingen lopen zoals ze lopen.”

Wat gaat u doen tijdens uw emeritaat?
“Ik hoop voorlopig hier door te gaan, maar dan ga ik wel een ochtend weg om te schaatsen of op de kleinkinderen te passen. Dat zal op den duur wat vaker gebeuren. Er bestaat een klein kansje dat ik nog een half jaar naar een universiteit in Frankrijk ga. En ik wil graag nog een flinke fietstocht maken, van twee of drie maanden.”

Hebt u een goede opvolger?
“Mijn leerstoel wordt, samen met die van optimalisatie, inmiddels geleid door Karen Aardal. Zij zit iets meer aan de kant van optimalisatie, maar het is de bedoeling dat er voor systeemtheorie nog een parttimer komt.”

Wilt u niet meer aandacht voor uw onderwerp?
“Dat zal iedereen willen. Net als ieder ministerie meer geld wil, zo wil ook iedere leerstoel meer promovendi. Maar je moet ook realistisch zijn. Algebra, analyse, differentiaalvergelijkingen, stochastiek, dat zijn fundamentele vakken, die moet je sowieso hebben. Maar alleen maar zuivere vakken, dat vat ik op als een ei zonder zout. De toepassing, zoals in de systeemtheorie, is het zout op het ei.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.