Zal het eindelijk gebeuren? Kunnen nieuwe studenten voortaan hun leven veilig stellen door te kiezen voor een studentenvereniging met ‘keurmerk’? Of worden de hulpeloze nieuwelingen weer vogelvrij verklaard op hun eerste onzekere schreden in de gevaarlijke studentenjungle?Het beeld dat veel media scheppen van studentenverenigingen naar aanleiding van het overlijden van de Groningse eerstejaars is tekenend.
Ook al zijn vrijwel alle eerstejaars bij aanvang van hun studie meerderjarig, volgens de buitenwacht moeten ze beschermd worden tegen kwaadaardige ouderejaars. Daartoe worden maatregelen bepleit, die minister Ritzen al op het idee voor een ‘kwaliteitskeur’ heeft gebracht.
Zulke maatregelen lossen niets op. Media, politici en universitaire bestuurders zijn wat al te vlot met het aanwijzen van slachtoffers en schuldigen. Het voorval in Groningen vindt zijn oorzaak in de voor eerstejaars onbekende normen en mores bij studentenverenigingen. Als deze regels worden bijgebracht onder de zware omstandigheden van een introductie, kunnen onschuldige situaties escaleren tot schokkende incidenten. En daar is zowel het gedrag van ouderejaars als dat van eerstejaars debet aan.
Het draait om de vraag wie er verantwoordelijk is voor de daden en gedragingen van een eerstejaars. In feite is dat natuurlijk de eerstejaars zelf. Maar ligt het wel zo simpel tijdens de extreme omstandigheid van een introductieperiode?
Wanneer eerstejaars zich inschrijven bij een studentenvereniging, weten ze dat ze een zware tijd te gaan hebben: een paar weken op je tanden bijten, maar dan heb je ook wat. Ze hebben veel over voor het lidmaatschap, en zo leggen ze hun ziel en zaligheid in handen van de ‘machthebbers’.
Ik heb zelf het beangstigende gemak en vertrouwen ervaren waarmee de foeten (guppen, watjes, novieten) dit doen. Het was een grapje, maar na een overtuigende uitleg van het ’traditionele spelletje trapgatspringen’ – ,,het gaat nooit fout” – moesten de eerstejaars tegengehouden worden. Ze wilden het echt doen. Ieder zinnig mens kon inschatten dat het springen van de éne trapleuning naar de andere, over een twee meter breed en metersdiep trapgat, geen goed idee was. De eerstejaars, die nog voldoende uitgerust waren en nauwelijks drank op hadden, vertrouwden echter volledig op het oordeel van de ouderejaars.
Eerstejaars zouden zich dus beter moeten realiseren waar ze mee bezig zijn. Maar dat dit niet altijd lukt, is niet zo vreemd: constant krijgen ze te horen dat ze het niet goed doen, dat ze nog veel moeten leren en er niets van begrijpen. Dat gebeurt om de eerstejaars uit te dagen en een ‘jaarband’ – met z’n allen staan we sterk – te creëren. Maar bij individuele eerstejaars wringt dit het laatste restje assertiviteit er succesvol uit.
Ouderejaars mogen daarom niet verwachten dat een eerstejaarsaltijd zelf kan aangeven waar voor hem/haar de grens ligt. Onzekerheid over de normen en waarden op de studentenvereniging geeft hen een enorm acceptatievermogen: ‘het zal wel goed zijn’. Maar soms is het níet goed, en moeten ouderejaars de foeten tegen zichzelf beschermen.
Het probleem is niet dat besturen en introductiecommissies dat niet beseffen. Die weten meestal heel goed waar ze mee bezig zijn. Helaas weten niet alle andere leden dat. Het gevaar ligt op de loer als bestuursleden en commissieleden de situatie niet kunnen controleren. Als er niemand in de buurt is die zich in voldoende mate verantwoordelijk voelt, kunnen de vervelende incidenten plaatsvinden.
Een keurmerk of andere maatregelen veranderen daar niets aan. Daarmee wordt de druk op bestuursleden en commissieleden verhoogd, terwijl dat niet nodig is. Van belang is dat aan eerstejaars duidelijk wordt gemaakt, dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun welbevinden en dat ze dus nee moeten zeggen op kritieke momenten. En ouderejaars moeten dat accepteren.
Zal het eindelijk gebeuren? Kunnen nieuwe studenten voortaan hun leven veilig stellen door te kiezen voor een studentenvereniging met ‘keurmerk’? Of worden de hulpeloze nieuwelingen weer vogelvrij verklaard op hun eerste onzekere schreden in de gevaarlijke studentenjungle?
Het beeld dat veel media scheppen van studentenverenigingen naar aanleiding van het overlijden van de Groningse eerstejaars is tekenend. Ook al zijn vrijwel alle eerstejaars bij aanvang van hun studie meerderjarig, volgens de buitenwacht moeten ze beschermd worden tegen kwaadaardige ouderejaars. Daartoe worden maatregelen bepleit, die minister Ritzen al op het idee voor een ‘kwaliteitskeur’ heeft gebracht.
Zulke maatregelen lossen niets op. Media, politici en universitaire bestuurders zijn wat al te vlot met het aanwijzen van slachtoffers en schuldigen. Het voorval in Groningen vindt zijn oorzaak in de voor eerstejaars onbekende normen en mores bij studentenverenigingen. Als deze regels worden bijgebracht onder de zware omstandigheden van een introductie, kunnen onschuldige situaties escaleren tot schokkende incidenten. En daar is zowel het gedrag van ouderejaars als dat van eerstejaars debet aan.
Het draait om de vraag wie er verantwoordelijk is voor de daden en gedragingen van een eerstejaars. In feite is dat natuurlijk de eerstejaars zelf. Maar ligt het wel zo simpel tijdens de extreme omstandigheid van een introductieperiode?
Wanneer eerstejaars zich inschrijven bij een studentenvereniging, weten ze dat ze een zware tijd te gaan hebben: een paar weken op je tanden bijten, maar dan heb je ook wat. Ze hebben veel over voor het lidmaatschap, en zo leggen ze hun ziel en zaligheid in handen van de ‘machthebbers’.
Ik heb zelf het beangstigende gemak en vertrouwen ervaren waarmee de foeten (guppen, watjes, novieten) dit doen. Het was een grapje, maar na een overtuigende uitleg van het ’traditionele spelletje trapgatspringen’ – ,,het gaat nooit fout” – moesten de eerstejaars tegengehouden worden. Ze wilden het echt doen. Ieder zinnig mens kon inschatten dat het springen van de éne trapleuning naar de andere, over een twee meter breed en metersdiep trapgat, geen goed idee was. De eerstejaars, die nog voldoende uitgerust waren en nauwelijks drank op hadden, vertrouwden echter volledig op het oordeel van de ouderejaars.
Eerstejaars zouden zich dus beter moeten realiseren waar ze mee bezig zijn. Maar dat dit niet altijd lukt, is niet zo vreemd: constant krijgen ze te horen dat ze het niet goed doen, dat ze nog veel moeten leren en er niets van begrijpen. Dat gebeurt om de eerstejaars uit te dagen en een ‘jaarband’ – met z’n allen staan we sterk – te creëren. Maar bij individuele eerstejaars wringt dit het laatste restje assertiviteit er succesvol uit.
Ouderejaars mogen daarom niet verwachten dat een eerstejaarsaltijd zelf kan aangeven waar voor hem/haar de grens ligt. Onzekerheid over de normen en waarden op de studentenvereniging geeft hen een enorm acceptatievermogen: ‘het zal wel goed zijn’. Maar soms is het níet goed, en moeten ouderejaars de foeten tegen zichzelf beschermen.
Het probleem is niet dat besturen en introductiecommissies dat niet beseffen. Die weten meestal heel goed waar ze mee bezig zijn. Helaas weten niet alle andere leden dat. Het gevaar ligt op de loer als bestuursleden en commissieleden de situatie niet kunnen controleren. Als er niemand in de buurt is die zich in voldoende mate verantwoordelijk voelt, kunnen de vervelende incidenten plaatsvinden.
Een keurmerk of andere maatregelen veranderen daar niets aan. Daarmee wordt de druk op bestuursleden en commissieleden verhoogd, terwijl dat niet nodig is. Van belang is dat aan eerstejaars duidelijk wordt gemaakt, dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun welbevinden en dat ze dus nee moeten zeggen op kritieke momenten. En ouderejaars moeten dat accepteren.
Comments are closed.