Onderwijs

Van Bergeijk: ‘Men doet maar wat’

“De TU-wijk is als het huidige Nederlandse elftal: veel sterren, maar ze kunnen nauwelijks samen voetballen”, betoogde architectuurhistoricus Herman van Bergeijk woensdag in Speakers.

Van Bergeijk kijkt in zijn Studium Generale-lezing naar de samenhang tussen de verschillende gebouwen op de campus. Of liever: naar het gebrek daaraan. Aan de hand van archiefmateriaal laat hij zien hoe de Polytechnische Hogeschool zich ooit in het hart van Delft bevond, en hoe rond 1900 voor het eerst universiteitsgebouwen buiten het centrum verrezen. “Bij Geodesie vonden experimenten plaats, dat vond men gevaarlijk. Bovendien was de grond aan de overkant van het kanaal goedkoper.”

Toen het onmogelijk bleek grond te kopen rondom het door de “niet erg getalenteerde” Rijksbouwmeester Vrijman ontworpen bibliotheekgebouw, liet het universiteitsbestuur het idee varen om de universiteit rondom die tempel van kennis te groeperen. Van Bergeijk: “Men wist niet precies wat een universitaire gemeenschap was. En dat is een constante: men doet maar wat. Omdat het goedkoop is en omdat men denkt dat het nodig is. Nooit is grondig onderzoek gedaan naar wat een universitaire gemeenschap nodig heeft om te functioneren.”

Naoorlogse plannen die beoogden de relatie tussen stad en universiteit te herstellen, bleken kansloos. Het accent verschoof definitief naar het zuiden, waar het nieuwe hoofdgebouw zich al bevond.

De stempel die het modernistische architectenduo Bakema en Van den Broek op de TU-wijk heeft gedrukt, springt nog altijd in het oog. Van Bergeijk laat een foto zien waar beide heren zich buigen over een maquette van de faculteit Civiele Techniek . “hun minst geslaagde gebouw”. De aula, vertelt Van Bergeijk, moest een merkteken van moderniteit worden. De toren die het duo het gebouw had toebedacht, sneuvelde door bezuinigingsdrift. Bouwkunde was Bakema’s favoriete gebouw in de TU-wijk, maar kreeg een weinig prominente plek. Van Bergeijk: “Bij de TU-wijk is aan het begin gedacht, maar nooit aan het einde. De Mekelweg eindigt in het niets.”

Over de veranderingen in de TU-wijk van de laatste tien, twintig jaar, spreekt Van Bergeijk vooral in sardonische oneliners. Hij betreurt de invloed van Vastgoed, dat de campus “zoveel mogelijk in het middengebied wilde concentreren om zo de rest te kunnen verkopen.” Het bibliotheekgebouw van Mecanoo doet hem denken aan een pygmeeënhut. “En als je met een paar boeken in je handen de trappen afloopt, flikker je er vanaf.” Het masterplan voor het Mekelpark is “een reeks loze gebaren.” “Het ziet er heel opgeleukt uit . een soort kamerbreed tapijt waar je je als voetganger of fietser vrijelijk overheen mag bewegen. Maar het mist realiteitszin. Nog altijd ontbreekt de samenhang.”

Van Bergeijk kijkt in zijn Studium Generale-lezing naar de samenhang tussen de verschillende gebouwen op de campus. Of liever: naar het gebrek daaraan. Aan de hand van archiefmateriaal laat hij zien hoe de Polytechnische Hogeschool zich ooit in het hart van Delft bevond, en hoe rond 1900 voor het eerst universiteitsgebouwen buiten het centrum verrezen. “Bij Geodesie vonden experimenten plaats, dat vond men gevaarlijk. Bovendien was de grond aan de overkant van het kanaal goedkoper.”

Toen het onmogelijk bleek grond te kopen rondom het door de “niet erg getalenteerde” Rijksbouwmeester Vrijman ontworpen bibliotheekgebouw, liet het universiteitsbestuur het idee varen om de universiteit rondom die tempel van kennis te groeperen. Van Bergeijk: “Men wist niet precies wat een universitaire gemeenschap was. En dat is een constante: men doet maar wat. Omdat het goedkoop is en omdat men denkt dat het nodig is. Nooit is grondig onderzoek gedaan naar wat een universitaire gemeenschap nodig heeft om te functioneren.”

Naoorlogse plannen die beoogden de relatie tussen stad en universiteit te herstellen, bleken kansloos. Het accent verschoof definitief naar het zuiden, waar het nieuwe hoofdgebouw zich al bevond.

De stempel die het modernistische architectenduo Bakema en Van den Broek op de TU-wijk heeft gedrukt, springt nog altijd in het oog. Van Bergeijk laat een foto zien waar beide heren zich buigen over een maquette van de faculteit Civiele Techniek . “hun minst geslaagde gebouw”. De aula, vertelt Van Bergeijk, moest een merkteken van moderniteit worden. De toren die het duo het gebouw had toebedacht, sneuvelde door bezuinigingsdrift. Bouwkunde was Bakema’s favoriete gebouw in de TU-wijk, maar kreeg een weinig prominente plek. Van Bergeijk: “Bij de TU-wijk is aan het begin gedacht, maar nooit aan het einde. De Mekelweg eindigt in het niets.”

Over de veranderingen in de TU-wijk van de laatste tien, twintig jaar, spreekt Van Bergeijk vooral in sardonische oneliners. Hij betreurt de invloed van Vastgoed, dat de campus “zoveel mogelijk in het middengebied wilde concentreren om zo de rest te kunnen verkopen.” Het bibliotheekgebouw van Mecanoo doet hem denken aan een pygmeeënhut. “En als je met een paar boeken in je handen de trappen afloopt, flikker je er vanaf.” Het masterplan voor het Mekelpark is “een reeks loze gebaren.” “Het ziet er heel opgeleukt uit . een soort kamerbreed tapijt waar je je als voetganger of fietser vrijelijk overheen mag bewegen. Maar het mist realiteitszin. Nog altijd ontbreekt de samenhang.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.