Een minister als een kwaliteitscontroleur. Loek Hermans stimuleert het eigen initiatief van universiteiten en hogescholen. Hooguit grijpt hij achteraf in als ze het gegeven vertrouwen beschamen.
Eén jaar is hij nu minister, en Loek Hermans is een tevreden man. Hij heeft zojuist de eerste Onderwijsbegroting openbaar gemaakt waarop hij zelf een stempel heeft kunnen drukken. En die bevat voor het hoger onderwijs vrijwel alleen goed nieuws. Zuchtten universiteiten en hogescholen vorig jaar nog onder een bezuiniging van bijna een half miljard gulden, dit jaar wordt hen 170 miljoen extra in het vooruitzicht gesteld.
,,De vlag hangt er nu heel anders bij dan bij mijn aantreden”, zegt Hermans. ,,Vorig jaar zei ik: we moeten geen depressies meer over het onderwijs laten komen. Het moet een sector zijn waar lef en initiatief van uitgaat. Het hoger onderwijs was rijp voor die omslag. Er wordt niet meer achteruit gekeken, maar vooruit. Men is zich gaan positioneren als factor van betekenis in onze kenniseconomie. En dat werkt, merk ik. Een sector die voortdurend klaagt, krijgt weinig sympathie in dit kabinet. Dat is misschien de reden dat het nu zo anders gaat.”
Niet alleen voor zijn begroting, ook voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan krijgt Hermans louter lof toegezwaaid. Maar wie speurt naar gedetailleerde maatregelen zal teleurgesteld afdruipen. Hermans geeft universiteiten en hogescholen veel vrijheid, bijvoorbeeld om te fuseren of om nieuwe opleidingen te beginnen. Maar verder schetst hij vooral ‘uitdagingen’ die hij op het hoger onderwijs ziet afkomen en waarover hij de komende tijd wil praten.
Snelle veranderingen
,,Ik probeer niet om vooraf alles tot in de details vast te leggen”, verklaart Hermans zijn aanpak. ,,Dan haal je het initiatief weg bij ‘het veld’, en dat stemt niet overeen met de capaciteiten die men zelf heeft. Ik zeg tegen hogescholen en universiteiten: ik budgetteer en faciliteer en kom straks bij u kijken of het resultaat in orde is. Maar hoe ze het invullen, dat is hun zaak. Als minister ben ik verantwoordelijk voor de kwaliteit, de toegankelijkheid en het bestel als geheel.”
‘Meer ruimte voor het hoger onderwijs’ is volgens Hermans zelf het centrale thema van zijn HOOP. Die ruimte is nodig, want het hoger onderwijs moet inspelen op snelle veranderingen. ,,De internationalisering bijvoorbeeld”, zegt Hermans. ,,Die zal het Nederlandse hoger onderwijs in toenemende mate onder druk zetten. Dat merken we nog niet morgen of overmorgen, maar het duurt geen vijf jaar meer.
,,Tegelijkertijd is levenslang leren in opkomst en vragen studenten steeds meer om flexibele leerroutes. Bovendien komen er ook commerciële aanbieders in het hoger onderwijs. Dan kun je wel gaan roepen dat je van alles wil gebieden en verbieden,maar ook internationaal is dat commerciële aanbod volop in opkomst. Daar moeten de instellingen zich op voorbereiden. De minister moet niet zeggen: dat moet u zo-en-zo doen. Dat werkt niet. Ze moeten het zelf doen. Ik stel ze alleen in staat om die markt te pakken. Om concurrentiefähig te zijn, hebben ze ruimte nodig.”
Die ruimte geeft Hermans bijvoorbeeld als het gaat om nieuwe opleidingen. Die geeft hij vrij. Universiteiten – en in beperkte mate ook hogescholen – kunnen straks zonder zijn goedkeuring nieuwe studies beginnen. Een kwestie van vertrouwen, vindt Hermans. ,,Ik verwacht niet dat universiteiten kiezen voor catch as catch can en alleen maar populaire studies beginnen waarmee te verdienen valt.
Goed aanbod
,,Ik zeg niet: laat maar komen, ik zie wel wat er gebeurt. Nee, ik verlang wel kwaliteit. Iemand die zich inschrijft bij een opleiding moet weten dat het diploma van waarde is. Daarom verlang ik bij nieuwe opleidingen wel een kwaliteitstoets vooraf. En die kwaliteit wordt ook nog eens achteraf gecontroleerd.
,,De bestaande procedure richtte zich erg op de status quo. Vernieuwers kregen geen kans. Maar we kennen het voorbeeld van KPN. Dat had voor de liberalisering van de telecommunicatie-markt een goed aanbod, vonden we. Maar toen Libertel er aankwam, reageerde KPN meteen. Zoiets zal ook gebeuren als de druk op de universiteiten toeneemt. Als er meer concurrentie ontstaat, zal dat leiden tot een kwalitatieve slag. Daar ben ik absoluut van overtuigd.”
De minister blijft verantwoordelijk voor een goed en breed gespreid onderwijsaanbod, stelt het HOOP. Maar geeft Hermans niet alle instrumenten uit handen om daarvoor te zorgen? Hijzelf vindt van niet. ,,Als universiteiten en hogescholen er niet in slagen onderling afspraken te maken over wat wel en wat niet, als er echt een situatie ontstaat van wildgroei, dan zal ik ingrijpen door opleidingen te sluiten. Dat kan pas achteraf, ja. Maar als ik vooraf alles opleg, smoor ik ieder initiatief.”
Rode draad
Het is beter om trends te volgen dan om er tegenin te gaan, zei Hermans dit voorjaar, en dat lijkt wel de rode draad in het HOOP. Toch omarmt Hermans niet elke trend. Zo bestrijdt hij de opvatting van voorzitter Leijnse van de HBO-raad dat het hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs steeds meer naar elkaar toegroeien. Universiteiten en hogescholen mogen van hem wel fuseren, maar het onderscheid tussen een beroeps- en een wetenschappelijk opleiding moet beslist worden gehandhaafd.
,,Het idee dat het allemaal maar op één hoop moet en dan zien we verder wel, wijs ik af. Dan ontstaat er een onvoorstelbare onhelderheid. Door fusies toe te staan, wil ik instellingen de ruimte geven te kiezen wat voor hen het beste is. Daardoor ontstaat er variatie. In Amsterdam denkt men aan een fusie, in Nijmegen en Groningen niet. Die diversiteit mag van mij ontstaan.”
Hermans heeft nog geen mening over het vervolg op de Bologna-verklaring, die hij in juni met 28 Europese onderwijscollega’s ondertekende. In deze verklaring staat dat Europa op termijn één hoger-onderwijssysteem moet krijgen, gebaseerd op het Angelsaksische model, met een bachelor-fase en een master-fase. De Onderwijsraad moet van Hermans uitzoeken wat dat voor Nederland betekent.
,,Ik meld het u maar gelijk: ik weet het nog niet. Uiteindelijk gaat het erom dat Nederlandse studenten genoeg internationaal perspectief hebben. Het bedrijfsleven wordt internationaler. Een directeur van Shell, mogelijk een Amerikaan, zal vragen: een doctorandus economie, wat is dat eigenlijk? Ik wil van de Onderwijsraad weten wat daar allemaal aan vast zit. Ik kan nu wel heel dapper roepen dat het zus-of-zo moet, maar als dat leidt tot onvoldoende toekomstvaste beslissingen, dan doe ik dat liever niet. Dus zeg ik: ik ben er nog niet uit.”(HOP)
Eén jaar is hij nu minister, en Loek Hermans is een tevreden man. Hij heeft zojuist de eerste Onderwijsbegroting openbaar gemaakt waarop hij zelf een stempel heeft kunnen drukken. En die bevat voor het hoger onderwijs vrijwel alleen goed nieuws. Zuchtten universiteiten en hogescholen vorig jaar nog onder een bezuiniging van bijna een half miljard gulden, dit jaar wordt hen 170 miljoen extra in het vooruitzicht gesteld.
,,De vlag hangt er nu heel anders bij dan bij mijn aantreden”, zegt Hermans. ,,Vorig jaar zei ik: we moeten geen depressies meer over het onderwijs laten komen. Het moet een sector zijn waar lef en initiatief van uitgaat. Het hoger onderwijs was rijp voor die omslag. Er wordt niet meer achteruit gekeken, maar vooruit. Men is zich gaan positioneren als factor van betekenis in onze kenniseconomie. En dat werkt, merk ik. Een sector die voortdurend klaagt, krijgt weinig sympathie in dit kabinet. Dat is misschien de reden dat het nu zo anders gaat.”
Niet alleen voor zijn begroting, ook voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan krijgt Hermans louter lof toegezwaaid. Maar wie speurt naar gedetailleerde maatregelen zal teleurgesteld afdruipen. Hermans geeft universiteiten en hogescholen veel vrijheid, bijvoorbeeld om te fuseren of om nieuwe opleidingen te beginnen. Maar verder schetst hij vooral ‘uitdagingen’ die hij op het hoger onderwijs ziet afkomen en waarover hij de komende tijd wil praten.
Snelle veranderingen
,,Ik probeer niet om vooraf alles tot in de details vast te leggen”, verklaart Hermans zijn aanpak. ,,Dan haal je het initiatief weg bij ‘het veld’, en dat stemt niet overeen met de capaciteiten die men zelf heeft. Ik zeg tegen hogescholen en universiteiten: ik budgetteer en faciliteer en kom straks bij u kijken of het resultaat in orde is. Maar hoe ze het invullen, dat is hun zaak. Als minister ben ik verantwoordelijk voor de kwaliteit, de toegankelijkheid en het bestel als geheel.”
‘Meer ruimte voor het hoger onderwijs’ is volgens Hermans zelf het centrale thema van zijn HOOP. Die ruimte is nodig, want het hoger onderwijs moet inspelen op snelle veranderingen. ,,De internationalisering bijvoorbeeld”, zegt Hermans. ,,Die zal het Nederlandse hoger onderwijs in toenemende mate onder druk zetten. Dat merken we nog niet morgen of overmorgen, maar het duurt geen vijf jaar meer.
,,Tegelijkertijd is levenslang leren in opkomst en vragen studenten steeds meer om flexibele leerroutes. Bovendien komen er ook commerciële aanbieders in het hoger onderwijs. Dan kun je wel gaan roepen dat je van alles wil gebieden en verbieden,maar ook internationaal is dat commerciële aanbod volop in opkomst. Daar moeten de instellingen zich op voorbereiden. De minister moet niet zeggen: dat moet u zo-en-zo doen. Dat werkt niet. Ze moeten het zelf doen. Ik stel ze alleen in staat om die markt te pakken. Om concurrentiefähig te zijn, hebben ze ruimte nodig.”
Die ruimte geeft Hermans bijvoorbeeld als het gaat om nieuwe opleidingen. Die geeft hij vrij. Universiteiten – en in beperkte mate ook hogescholen – kunnen straks zonder zijn goedkeuring nieuwe studies beginnen. Een kwestie van vertrouwen, vindt Hermans. ,,Ik verwacht niet dat universiteiten kiezen voor catch as catch can en alleen maar populaire studies beginnen waarmee te verdienen valt.
Goed aanbod
,,Ik zeg niet: laat maar komen, ik zie wel wat er gebeurt. Nee, ik verlang wel kwaliteit. Iemand die zich inschrijft bij een opleiding moet weten dat het diploma van waarde is. Daarom verlang ik bij nieuwe opleidingen wel een kwaliteitstoets vooraf. En die kwaliteit wordt ook nog eens achteraf gecontroleerd.
,,De bestaande procedure richtte zich erg op de status quo. Vernieuwers kregen geen kans. Maar we kennen het voorbeeld van KPN. Dat had voor de liberalisering van de telecommunicatie-markt een goed aanbod, vonden we. Maar toen Libertel er aankwam, reageerde KPN meteen. Zoiets zal ook gebeuren als de druk op de universiteiten toeneemt. Als er meer concurrentie ontstaat, zal dat leiden tot een kwalitatieve slag. Daar ben ik absoluut van overtuigd.”
De minister blijft verantwoordelijk voor een goed en breed gespreid onderwijsaanbod, stelt het HOOP. Maar geeft Hermans niet alle instrumenten uit handen om daarvoor te zorgen? Hijzelf vindt van niet. ,,Als universiteiten en hogescholen er niet in slagen onderling afspraken te maken over wat wel en wat niet, als er echt een situatie ontstaat van wildgroei, dan zal ik ingrijpen door opleidingen te sluiten. Dat kan pas achteraf, ja. Maar als ik vooraf alles opleg, smoor ik ieder initiatief.”
Rode draad
Het is beter om trends te volgen dan om er tegenin te gaan, zei Hermans dit voorjaar, en dat lijkt wel de rode draad in het HOOP. Toch omarmt Hermans niet elke trend. Zo bestrijdt hij de opvatting van voorzitter Leijnse van de HBO-raad dat het hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs steeds meer naar elkaar toegroeien. Universiteiten en hogescholen mogen van hem wel fuseren, maar het onderscheid tussen een beroeps- en een wetenschappelijk opleiding moet beslist worden gehandhaafd.
,,Het idee dat het allemaal maar op één hoop moet en dan zien we verder wel, wijs ik af. Dan ontstaat er een onvoorstelbare onhelderheid. Door fusies toe te staan, wil ik instellingen de ruimte geven te kiezen wat voor hen het beste is. Daardoor ontstaat er variatie. In Amsterdam denkt men aan een fusie, in Nijmegen en Groningen niet. Die diversiteit mag van mij ontstaan.”
Hermans heeft nog geen mening over het vervolg op de Bologna-verklaring, die hij in juni met 28 Europese onderwijscollega’s ondertekende. In deze verklaring staat dat Europa op termijn één hoger-onderwijssysteem moet krijgen, gebaseerd op het Angelsaksische model, met een bachelor-fase en een master-fase. De Onderwijsraad moet van Hermans uitzoeken wat dat voor Nederland betekent.
,,Ik meld het u maar gelijk: ik weet het nog niet. Uiteindelijk gaat het erom dat Nederlandse studenten genoeg internationaal perspectief hebben. Het bedrijfsleven wordt internationaler. Een directeur van Shell, mogelijk een Amerikaan, zal vragen: een doctorandus economie, wat is dat eigenlijk? Ik wil van de Onderwijsraad weten wat daar allemaal aan vast zit. Ik kan nu wel heel dapper roepen dat het zus-of-zo moet, maar als dat leidt tot onvoldoende toekomstvaste beslissingen, dan doe ik dat liever niet. Dus zeg ik: ik ben er nog niet uit.”(HOP)
Comments are closed.