Onderwijs

Universiteiten leggen teveel bij op onderzoek

Het geld dat universiteiten zelf moeten uitgeven om aan onderzoekscontracten of (Europese) subsidie te komen, trekt een zware wissel op de begroting van de instellingen.

/strong>

De ruimte voor innoverend eigen onderzoek wordt hierdoor bij de universiteiten steeds kleiner. Dat staat in het advies ‘De prijs van het succes’, dat de Adviesraad voor het wetenschapsbeleid (AWT) onlangs liet verschijnen.

Steeds vaker wordt van de universiteit of onderzoeker een eigen bijdrage gevraagd, als blijk van goede wil. De Europese Unie doet het, maar ook de NWO en het ministerie van economische zaken. In jargon heet deze methode matching.

Het geld dat met dergelijke contracten gemoeid is, is afkomstig uit de zogenaamde tweede- en derde geldstroom. Die zijn – in tegenstelling tot de toelage van de overheid (eerste geldstroom) – niet vrij besteedbaar. De tweede geldstoom wordt ook door de overheid gefinancierd, maar hierbij lopen subsidies via bijvoorbeeld NWO. Die instantie kan met de subsidies sturen, en daarbij dus ook een offer vragen van de instelling.

Maar de koppeling van geld brengt nadelen met zich mee, zo weet de AWT. Een instelling die een euro aan subsidie ontvangt, moet daar zelf 0,84 eurocent bijleggen. Accountantskantoor Ernst & Young voerde onderzoek uit bij de TU Eindhoven, Universiteit Twente, de Universiteit van Tilburg, de Universiteit Utrecht, Wagningen Universiteit, en het Centrum voor Wiskunde en Informatica.

De UT maakt het het bontst met matching. Maar liefst 71 procent van de eigen middelen – na aftrek van de onderwijskosten – gaat eraan op. Het Centrum voor Wiskunde en Informatica volgt met 47 procent. Bij de TU Eindhoven wordt 46 procent van vrij besteedbare geld verstookt aan de koppeling, en bij de Universiteit Utrecht 33 procent. De Universiteit van Tilburg ziet 26 procent naar matching verdwijnen, de Wageningen Universiteit een kwart.

Matching ondergraaft volgens AWT ‘de kracht en kwaliteit van de Nederlandse kennisinfrastructuur’ nu al, maar dat wordt op termijn alleen maar erger. Door zelf zoveel geld bij te moeten leggen voor een onderzoek, wordt de bestedingsruimte voor eigen onderzoeksinitiatieven, of voor het instandhouden van essentiële randvoorwaarden zoals een goede bibliotheek te klein.

De AWT vindt het daarom noodzakelijk dat de huidige ‘matchingsbekostiging’ op de helling gaat. De AWT wil bijvoorbeeld dat financiers die om een matching vragen in het vervolg in ieder geval voor de volledige kosten van een onderzoek opdraaien, tenzij er een groot maatschappelijk belang wordt gediend.

Het geld dat universiteiten zelf moeten uitgeven om aan onderzoekscontracten of (Europese) subsidie te komen, trekt een zware wissel op de begroting van de instellingen.

De ruimte voor innoverend eigen onderzoek wordt hierdoor bij de universiteiten steeds kleiner. Dat staat in het advies ‘De prijs van het succes’, dat de Adviesraad voor het wetenschapsbeleid (AWT) onlangs liet verschijnen.

Steeds vaker wordt van de universiteit of onderzoeker een eigen bijdrage gevraagd, als blijk van goede wil. De Europese Unie doet het, maar ook de NWO en het ministerie van economische zaken. In jargon heet deze methode matching.

Het geld dat met dergelijke contracten gemoeid is, is afkomstig uit de zogenaamde tweede- en derde geldstroom. Die zijn – in tegenstelling tot de toelage van de overheid (eerste geldstroom) – niet vrij besteedbaar. De tweede geldstoom wordt ook door de overheid gefinancierd, maar hierbij lopen subsidies via bijvoorbeeld NWO. Die instantie kan met de subsidies sturen, en daarbij dus ook een offer vragen van de instelling.

Maar de koppeling van geld brengt nadelen met zich mee, zo weet de AWT. Een instelling die een euro aan subsidie ontvangt, moet daar zelf 0,84 eurocent bijleggen. Accountantskantoor Ernst & Young voerde onderzoek uit bij de TU Eindhoven, Universiteit Twente, de Universiteit van Tilburg, de Universiteit Utrecht, Wagningen Universiteit, en het Centrum voor Wiskunde en Informatica.

De UT maakt het het bontst met matching. Maar liefst 71 procent van de eigen middelen – na aftrek van de onderwijskosten – gaat eraan op. Het Centrum voor Wiskunde en Informatica volgt met 47 procent. Bij de TU Eindhoven wordt 46 procent van vrij besteedbare geld verstookt aan de koppeling, en bij de Universiteit Utrecht 33 procent. De Universiteit van Tilburg ziet 26 procent naar matching verdwijnen, de Wageningen Universiteit een kwart.

Matching ondergraaft volgens AWT ‘de kracht en kwaliteit van de Nederlandse kennisinfrastructuur’ nu al, maar dat wordt op termijn alleen maar erger. Door zelf zoveel geld bij te moeten leggen voor een onderzoek, wordt de bestedingsruimte voor eigen onderzoeksinitiatieven, of voor het instandhouden van essentiële randvoorwaarden zoals een goede bibliotheek te klein.

De AWT vindt het daarom noodzakelijk dat de huidige ‘matchingsbekostiging’ op de helling gaat. De AWT wil bijvoorbeeld dat financiers die om een matching vragen in het vervolg in ieder geval voor de volledige kosten van een onderzoek opdraaien, tenzij er een groot maatschappelijk belang wordt gediend.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.