Campus

‘Uit de kraan drinken is hoogste doel’

Met pijn in het hart ziet prof.ir. Hans van Dijk hoe zijn geliefde watersector in toenemende mate wordt beheerst door een besparingscultus, terwijl vakkennis en toewijding aan een belangrijke maatschappelijke nutsvoorziening op de achtergrond raken.

In zijn afscheidsrede aanstaande vrijdag spreekt hij zich uit.


Wie is prof.ir. Hans van Dijk?

Drinkwaterprofessor Hans van Dijk, geboren op 24 juni 1954, voltooide zijn TH-studie civiele techniek cum laude in 1976. Daarna verhuisde hij naar Amersfoort om bij ingenieursbureau DHV te werken. Daar bouwde hij in 25 jaar tijd een groep op rond drinkwatertechnologie die uitgroeide tot honderd man. Ook ontwierp hij tal van drinkwaterinstallaties, zowel in binnen- als in buitenland waaronder Bombay, Bandung en Bangladesh. In 1990 keerde Van Dijk terug naar Delft als hoogleraar drinkwatervoorziening bij de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (afdeling watermanagement, sectie gezondheidstechiek). Eerst in deeltijd, maar vanaf 2000 als fulltime hoogleraar. Hij begeleidt honderd afstudeerders en 25 promovendi – zijn belangrijkste ‘product’ uit de TU-tijd. Zaterdag komen ze naar landgoed Den Treek bij Amersfoort voor een ‘Fun Run’ over 5 of 10 kilometer met hun opvallend fitte emeritus.



Als kleine jongen in Rotterdam heeft u vermoedelijk nog gechloreerd water gedronken. Later is drinkwater uw vak geworden. Vanwaar die keuze?

“Dat komt niet door het Rotterdamse water. Ik ben van 1954, dus de strenge winter van 1963, toen er brak water uit de kraan kwam, heb ik wel bewust meegemaakt. Toen gingen mijn ouders naar Scheveningen om een paar jerrycans duinwater halen. Maar dat was geen reden voor mijn studiekeuze. Ik ben naar Delft gegaan omdat ik goed was in wiskunde, natuurkunde en scheikunde. Dan lag dat voor de hand. In Delft heb ik civiele techniek gestudeerd. Daar vond ik de eerste jaren niet veel aan, eerlijk gezegd. Totdat ik in het derde jaar college kreeg van professor Huisman over drinkwater. Die man gaf zo inspirerend college dat het vak me meteen aansprak. Ik herinner me heel goed een excursie naar de waterleidingduinen in Scheveningen. Dat was een zonnige dag in de duinen, middenin de natuur met dat water. Dat was zeer inspirerend. Daar ben ik door gegrepen en daar ben ik in doorgegaan.“


Naar verluidt is het Nederlandse drinkwater het beste van de wereld. Is dat zo?

“Ja, dat is ook zo. Dat heb ik ook over de hele wereld uitgedragen. Er is een aantal dingen dat je er objectief over kunt zeggen. Bijvoorbeeld dat we geen chloor gebruiken. Daarvoor moet je al een geweldig goede drinkwatervoorziening hebben.”


Sinds wanneer is chloor uitgebannen?

“Het allerlaatste pompstation dat in Nederland nog chloor gebruikte was Andijk, waar het IJsselmeerwater behandeld werd. Dat is een jaar of zeven geleden stopgezet. Maar het stoppen met chloor is een traject geweest van enkele decennia. In Nederland staat de drinkwaterzuivering op zo’n hoog niveau dat we het zonder chloor kunnen stellen. Dat betekent dat het drinkwater lekker is en dat we geen filters aan de kraan hebben of flessenwater moeten drinken zoals dat in andere landen heel normaal is. Daarnaast is de leveringszekerheid hoog en het lekverlies met drie procent heel laag. In Engeland is dat 25 tot 30 procent.”


Zoveel?

“We hebben eens een project met Engelsen gehad omdat ze het lekverlies hier ‘suspiciously low’ vonden. Ze konden het niet geloven. Toen hebben we een gebied afgezet en de waterstromen gemeten. Daarna moesten ze me wel geloven. Dus er zijn veel dingen aan het Nederlandse drinkwater heel bijzonder, en dat leidt ertoe dat we het heel normaal vinden om water uit de kraan te drinken. En dat is het hoogste doel van de drinkwatervoorziening.”


Hoe komt Nederland aan zo’n goede kwaliteit? Wordt er hier meer moeite voor gedaan of meer geld ingestopt? Helpt de natuur een handje?

“Het is een combinatie van onze calvinistische inslag in Nederland, namelijk dat we het goed willen regelen, en de beroepstrots, die vanouds in deze sector aanwezig is. We willen ervoor zorgen dat het allemaal goed voor elkaar is.”


Heeft u het idee dat de drinkwatervoorziening qua kwaliteit en prijs momenteel op een optimum zit?

“Ja, redelijk. Kwaliteit is altijd het aandachtspunt geweest. Je ziet nu dat er steeds meer managers komen in de drinkwatersector die alleen maar naar de kosten kijken en minder aandacht hebben voor de kwaliteit. Dat dreigt door te slaan.”


Daarover straks nog even. Eerst uw eigen loopbaan. U hebt hier een herdenkingsboek met honderd afstudeerders en 25 promovendi. Ik las over uw patent op korreltechnologie. Wat ziet u zelf als uw belangrijkste bijdrage aan het drinkwaterveld?

“Ik heb veel dingen gedaan. Ik heb 25 jaar bij DHV een groep op gebied van drinkwatertechnologie opgebouwd. Het belangrijkste was daar de ontwikkeling van de korrelreactor voor de ontharding van drinkwater, het verwijderen van fosfaten uit afvalwater en het terugwinnen van zware metalen uit industriële stromen. Dat is qua milieu een belangrijke ontwikkeling en het is ook een belangrijk commercieel succes geweest. Het heeft ertoe geleid dat er bij DHV een groep van honderd mensen is ontstaan die met drinkwater zijn brood verdient. Toen ik er kwam was ik de enige. Wat betreft de TU vind ik de mensen het belangrijkst: de studenten en de promovendi. Het is ook leuk om in dat boekje te lezen dat ik kennelijk veel mensen heb geïnspireerd voor dat vakgebied en hen heb meegegeven dingen goed en serieus te doen.”


In hetzelfde boek schrijft Jan Vreeburg dat u zich vooral op haalbare zaken richt, en niet op wat moeilijk of onhaalbaar is. Dan denk ik: zou professor Van Dijk er niet nog meer uitgehaald hebben als hij wat roekelozer was geweest?

“Misschien wel, het zou kunnen. Maar het ligt in de aard van het beestje. Ik ben inderdaad erg pragmatisch. Aan de TU heb ik me steeds afgevraagd: wat kan ik hier doen, waar is geld voor, wat zijn problemen die je kunt oplossen met de beperkte middelen die ik had. Dus heb ik me steeds gericht op opdrachten die interessant waren voor de waterbedrijven, waar geld voor beschikbaar was, en waar studenten die er op afstudeerden ook iets aan hadden.”


In uw afscheidsrede zult u het hebben over bedreigingen voor de waterzuiveringsector. U signaleert een leegloop van vakkennis in de waterleidingbedrijven omdat vakmensen wegbezuinigd worden en managers aantreden die niets van waterzuivering weten.

“Die trend is gaande en niet makkelijk te keren. Een jaar of tien geleden is men in de sector begonnen met benchmarken.”


Wat is benchmarken?

“Dat is het vrijwillig vergelijken van de bedrijven in de sector. Iedere drie jaar maakt de Vewin een rapport waarin de bedrijven op een aantal gebieden met elkaar vergeleken worden. Ze hebben dat best goed opgezet. Het gaat om kosten, waterkwaliteit, milieu en de klant. Maar iedereen kijkt alleen maar naar de kosten. En ieder bedrijf wil bovenaan staan in die lijstjes, dus met de laagste kosten. Dat heeft geleid tot een enorme bezuinigingsslag en daardoor is het water 24 procent goedkoper geworden. Dat hebben ze helemaal vrijwillig zelf gedaan.”


Maar die vergelijking gaat over meer dan kosten. Is kwaliteit geen punt van overweging?

“De kwaliteit komt nu wel onder druk te staan. Het personeelsbestand is namelijk gehalveerd in de laatste tien jaar en dat betreft voornamelijk academici en hbo’ers.”


En daarvoor in de plaats komen bedrijfskundigen?

“Ja, en algemene managers die het leuk vinden om zo’n rapportje voor een benchmark te schrijven in plaats van een zuivering te ontwerpen, of een studie te doen naar de optimalisatie van het distributienet. Want daar hebben ze geen opleiding voor gehad.”


Waartoe leidt dat?

“Tot twee dingen. De bedrijven zijn straks niet meer in staat om zelf de zorg voor de kwaliteit overeind te houden. Ze moeten steeds meer zaken uitbesteden aan ingenieursbureaus. Het tweede is dat men, omdat men de kosten zo graag laag wil houden, niet meer investeert en geen onderhoud meer pleegt. Dat kan een tijdje goed gaan, het gaat immers om infrastructuur die er voor honderd jaar ligt. Maar na een aantal jaren gaat dat echt fout, bijvoorbeeld doordat er bacteriële besmettingen optreden.”


Pleit u voor de terugkeer naar het idee van een nutsbedrijf dat vooral op kwaliteit stuurt en minder op kosten?

“Ja. Ik denk dat dit soort voorzieningen lange-termijnvoorzieningen zijn voor een maatschappij. Op korte termijn besparen of optimaliseren van winst of zo, is daar tegenstrijdig aan.”


Wat stelt u voor?

“Op mijn afscheid komen ook alle waterbedrijven. Ik hoop hen een spiegel voor te houden en hen te wijzen op de gevaren van het benchmarken en van het verlies aan vakkrachten. Daar komt nog eens de nieuwe drinkwaterwet bij waarin benchmarking verplicht wordt gesteld. De inspectie van volksgezondheid is de opdrachtgever. Gaat die ook alleen naar kosten kijken of heeft die ook oog voor de handhaving van kwaliteit?”


U zegt dat de kosten al 24 procent gedaald zijn. Je kunt dan ook zeggen: laten we het hierbij houden en de winst terugpompen in het bedrijf.

“Dat zou een goede conclusie zijn van dit verhaal. En daar hoop ik ook op. Ik ben zelf commissaris bij Oasen en daar zegt men ook eigenlijk al: ‘we zijn een nutsbedrijf dat voor de lange termijn werkt. Dus we snijden niet in alle mogelijke kosten.’”


U bent nog fit en jeugdig op uw 57ste. Wat gaat u na uw afscheid van de TU doen?

“Ik ga om te beginnen marathons lopen. Dat is mijn grote hobby. Ik heb al veel marathons gelopen. Daar op de foto loop ik met een van mijn studenten de marathon van Rotterdam. De fysiologie ervan interesseert me ook enorm. Ik houd excelsheets bij van mijn hartslag en mijn looptijden. Verder houd ik me de komende jaren bezig met drinkwaterzaken. Ik begeleid een aantal promovendi en doe het commissariaat bij Oasen, net als een aantal commissies. Maar dan in een rustiger tempo en zonder dagelijks naar Delft te moeten. Eerst willen mijn vrouw Atty en ik het rustig aan gaan doen. Dan komen er vanzelf wel weer dingen naar voren, zoals het plan om geschiedenis te gaan studeren.”


Wat is uw eerstkomende marathon?

“Venetië op 23 oktober. We gaan er een weekje naar toe met een collega en zijn vrouw om daar eerst wat rond te kijken en daarna de marathon te lopen.”



Afscheidsrede prof.ir Hans van Dijk: ‘Drinkwater: de volgende prooi?’ op vrijdag 9 september, 15.00 uur in de Aula.

“Het is een sober akkoord”, erkent Marieke van den Berg, bestuurslid van Abvakabo/FNV, maar meer zat er volgens haar niet in het vat. “Ik ben ervan overtuigd dat dit in de huidige situatie het maximaal haalbare is.” Ze is blij dat de universiteiten de nullijn hebben verlaten en denkt dat de acties bij de opening van het academisch jaar daaraan hebben bijgedragen. 

In het onderhandelaarsakkoord, dat nog moet worden goedgekeurd door de universiteiten en de vakbondsleden, zijn afspraken gemaakt om arbeidsgehandicapten sneller aan werk te helpen. Ook zal het loopbaanbeleid worden gestimuleerd. “Het moet normaal worden dat je als personeelslid periodiek met iemand praat over je werk”, zegt Van den Berg, die vindt dat dit nu te weinig gebeurt. “Een baan die nu leuk is hoeft over vijf jaar niet meer leuk te zijn, of zelfs niet meer te bestaan. Daarom is het goed dat iedereen zich blijft ontwikkelen en daartoe ook de mogelijkheden krijgt.”

 

 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.