Onderwijs

U-raad stemt in met geld-verdeelmodel

De universiteitsraad heeft ingestemd met een nieuw systeem om geld te verdelen over de faculteiten. Dit zogeheten ‘allocatiemodel’ zal in 1996 ingaan en is gebaseerd op de geleverde onderwijs- en onderzoeksproduktie (output).

br />
Het systeem komt in de plaats van het huidige model dat vooral gestuurd wordt door de schommelende aantallen eerstejaars, uitvallers, afstudeerders en ontwerpers, terwijl de middelen voor onderzoek al sinds een jaar of tien vrijwel onveranderd zijn gebleven.

Het nieuwe allocatiemodel kent diverse weegfactoren toe aan doctoraal-diploma’s, studiepunten, propaedeuses, ontwerperscertificaten, promoties, wetenschappelijke publikaties, aangevraagde octrooien, vakpublikaties, abstracts en geregistreerde ontwerpen. Die weegfactoren worden op drie niveaus vervolgens in geld ‘vertaald’, omdat er goedkope , duurdere en zeer dure vormen van opleiding en onderzoek zijn. Hoeveel geld er per groep aan die weegfactoren wordt gekoppeld wordt pas in de u-raad van december beslist.

Het nieuwe systeem beoogt aan de faculteiten meer prikkels te geven. Het goed begeleiden van studenten bijvoorbeeld leidt tot de ‘produktie’ van meer studiepunten, en dus tot een hoger budget. Het aantrekken van externe onderzoeksopdrachten zal leiden tot meer wetenschappelijke prestaties en dus ook het budget kunnen beïnvloeden. En andersom natuurlijk.
Regelknoppen

Het allocatiemodel bevat vervolgens een aantal ‘regelknoppen’: een om te zorgen dat het geheel binnen het totale bedrag blijft dat de TU ontvangt van het ministerie, en twee om te voorkomen dat onderwijs en onderzoek elkaar gaan ‘kannibaliseren’. Tevens bevat het een compartiment om zaken tussen college van bestuur en faculteit afzonderlijk te regelen, de ‘convenantsbedragen’. Daarmee kan nog verder gestuurd worden, bijvoorbeeld om de doorstroomsnelheid van studenten te bevorderen, of het uitvoeren van visitatierapporten te belonen, of course evaluation mogelijk te maken.

Het debat in de u-raad van vorige week bracht nog een tiental wijzigingen in het cvb-voorstel aan, en leidde ertoe dat aan de formules nog geen concrete bedragen werden gekoppeld. Het cvb moest wat dat betreft nog wat huiswerk maken van de raad. Sommige wijzigingen betekenen het verlaten van het pure output-principe, omdat de raad bijvoorbeeld gevraagd heeft op termijn de onderwijskwaliteit in geld uit te drukken.

Andere wijzigingen maakten het model nog ingewikkelder dan het al was. Een per amendement aangenomen voorstel voor extra bescherming van de onderwijsfinanciering ontlokte buitenuniversitair-lid Linsen de verzuchting ,,dat hij hier toch wel doodmoe van werd. Iedere vraag die je opwerpt, roept weer nieuwe op.”

Een andere verschuiving die de raad nog aanbracht was het relatief zwaarder wegen van de studiepunten en het minder zwaar meetellen van de ingenieursdiploma’s. (R.M.)

Richard Meijer

De universiteitsraad heeft ingestemd met een nieuw systeem om geld te verdelen over de faculteiten. Dit zogeheten ‘allocatiemodel’ zal in 1996 ingaan en is gebaseerd op de geleverde onderwijs- en onderzoeksproduktie (output).

Het systeem komt in de plaats van het huidige model dat vooral gestuurd wordt door de schommelende aantallen eerstejaars, uitvallers, afstudeerders en ontwerpers, terwijl de middelen voor onderzoek al sinds een jaar of tien vrijwel onveranderd zijn gebleven.

Het nieuwe allocatiemodel kent diverse weegfactoren toe aan doctoraal-diploma’s, studiepunten, propaedeuses, ontwerperscertificaten, promoties, wetenschappelijke publikaties, aangevraagde octrooien, vakpublikaties, abstracts en geregistreerde ontwerpen. Die weegfactoren worden op drie niveaus vervolgens in geld ‘vertaald’, omdat er goedkope , duurdere en zeer dure vormen van opleiding en onderzoek zijn. Hoeveel geld er per groep aan die weegfactoren wordt gekoppeld wordt pas in de u-raad van december beslist.

Het nieuwe systeem beoogt aan de faculteiten meer prikkels te geven. Het goed begeleiden van studenten bijvoorbeeld leidt tot de ‘produktie’ van meer studiepunten, en dus tot een hoger budget. Het aantrekken van externe onderzoeksopdrachten zal leiden tot meer wetenschappelijke prestaties en dus ook het budget kunnen beïnvloeden. En andersom natuurlijk.
Regelknoppen

Het allocatiemodel bevat vervolgens een aantal ‘regelknoppen’: een om te zorgen dat het geheel binnen het totale bedrag blijft dat de TU ontvangt van het ministerie, en twee om te voorkomen dat onderwijs en onderzoek elkaar gaan ‘kannibaliseren’. Tevens bevat het een compartiment om zaken tussen college van bestuur en faculteit afzonderlijk te regelen, de ‘convenantsbedragen’. Daarmee kan nog verder gestuurd worden, bijvoorbeeld om de doorstroomsnelheid van studenten te bevorderen, of het uitvoeren van visitatierapporten te belonen, of course evaluation mogelijk te maken.

Het debat in de u-raad van vorige week bracht nog een tiental wijzigingen in het cvb-voorstel aan, en leidde ertoe dat aan de formules nog geen concrete bedragen werden gekoppeld. Het cvb moest wat dat betreft nog wat huiswerk maken van de raad. Sommige wijzigingen betekenen het verlaten van het pure output-principe, omdat de raad bijvoorbeeld gevraagd heeft op termijn de onderwijskwaliteit in geld uit te drukken.

Andere wijzigingen maakten het model nog ingewikkelder dan het al was. Een per amendement aangenomen voorstel voor extra bescherming van de onderwijsfinanciering ontlokte buitenuniversitair-lid Linsen de verzuchting ,,dat hij hier toch wel doodmoe van werd. Iedere vraag die je opwerpt, roept weer nieuwe op.”

Een andere verschuiving die de raad nog aanbracht was het relatief zwaarder wegen van de studiepunten en het minder zwaar meetellen van de ingenieursdiploma’s. (R.M.)

Richard Meijer

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.