Onderwijs

TU’ers delen lage cijfers uit

Een mager zesje. Dat hebben TU-medewerkers de dienst finance & control (F&C) gemiddeld gegeven bij een onderzoek naar de kwaliteit van de dienstverlening.

De bibliotheek scoorde het best met een 7,5. Op verzoek van vooral de ondernemingsraad (or) vroeg de projectgroep evaluatie ondersteunende diensten medewerkers in een digitale enquête naar hun waardering van de dienstverlening.
Het ging daarbij om openingstijden, telefonische bereikbaarheid, klantvriendelijkheid, probleemoplossend vermogen, kwaliteit van de communicatie en de tijd die het duurt voordat vragen en klachten zijn behandeld.
Een op de vijf medewerkers vulde de enquête in en gaf F&C op alle punten het laagste cijfer (viermaal onder een zes), met uitzondering van de openingstijden. Personeel & organisatie (P&O) scoort nauwelijks beter.
“Nogal schokkend”, concludeert or-lid Daan Hoogwater (CMHF/AC-HOP) over de lage cijfers voor beide diensten. Manager Fred Rens van F&C vindt het juist niet zo vreemd dat deze twee laag scoren. “Je hebt het hier over activiteiten die achter de schermen plaatsvinden. Die duren voor je gevoel altijd lang.”
Het laagste cijfer krijgt F&C voor de tijd die het duurt om problemen op te lossen: een 5,4. Rens zegt dat uit onderzoek van KPMG blijkt dat de gemiddelde betaaltermijn van declaraties 23 dagen is. “Medewerkers moeten een declaratie invullen en in een postbakje gooien. Vervolgens moet de declaratie bij ons aankomen, waarna wij die in Basware zetten. Daarna moet de leidinggevende ook een handeling verrichten. In al die stappen kan vertraging optreden.”
Volgens Rens heeft F&C na de reorganisatie een moeizame start gehad, waarbij mensen terecht klaagden over langzame betaling. “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Het duurt lang om je imago te keren.”
Uit de enquête blijkt verder dat vaak niet duidelijk is hoe een dienst te benaderen. Meest bekend is een servicepunt of het secretariaat van een afdeling. Medewerkers meer bekend maken met praktische zaken als formulieren is een prima idee volgens vier op de vijf medewerkers die de enquête invulden.

Het was de laatste dagen wereldnieuws: ziekenhuizen kampen met een tekort aan radio-isotopen waardoor patiënten langer moeten wachten op kankeronderzoek. Slechts een handjevol reactoren in de wereld maakt het isotoop, technetium-99m, waarmee jaarlijks zo’n veertig miljoen patiënten behandeld worden. Drie van die fabrikanten leveren nu niet meer wegens onderhoudswerkzaamheden, waaronder ook Europa’s belangrijkste: de reactor in Petten. 

Extra isotoopfabrikanten zouden de kans op tekorten aanzienlijk verkleinen. Maar voor het huidige productieproces is verrijkt uranium nodig. En dat is nu net een stof waar je als fabrikant niet aankomt zonder speciale vergunning, wegens non-proliferatieverdragen. Prof.dr. Bert Wolterbeek van het RID werkt aan een radicale oplossing voor dit probleem. Hij ontwikkelt een methode om het gewilde isotoop te maken zonder uranium. Als deze experimenten industrieel toepasbaar zijn, kunnen veel meer fabrieken de stof maken.

“Technetium-99m, de stof waar het allemaal om draait, wordt nu gemaakt door hoogverrijkt uranium te splitsen”, legt Wolterbeek uit. “Een van de producten die ontstaan, is het radioactieve molybdeen-99, de grondstof voor technetium-99m. De fabrikanten leveren dit molybdeen vastgezet in staafjes aan ziekenhuizen. Een ziekenhuis kan een week lang het technetium-99m-isotoop ‘oogsten’ uit zo’n staafje, doordat het molybdeen-99 ter plekke langzaam tot technetium-99m vervalt.”

Maar molybdeen-99 kan ook worden gemaakt uit molybdeen-98, een stabiel isotoop van natuurlijk molybdeen, een stof die mijnbouwbedrijven al uit de grond halen. Wolterbeek heeft een techniek gepatenteerd waarbij hij deze grondstof beschiet met neutronen om er molybdeen-99 van te maken. De molybdeenatomen worden door een neutronenbotsing niet alleen ‘geactiveerd’, maar door de overgedragen energie ook losgeschoten van de omringende atomen. Het zo verkregen molybdeen-99 lost daardoor op in water. Hierdoor kan het isotoop in hoge concentratie gewonnen worden. En dat is cruciaal. Wolterbeek: “De activiteitsconcentratie van het radioactieve materiaal moet hoog zijn, anders moeten patiënten een te hoge chemische dosis toegediend krijgen voor een helder bestralingsplaatje.”
Wolterbeek wil samen met Urenco proberen om het proces op te schalen. Hoofd van de afdeling Stable Isotopes van dit opwerkingsbedrijf, ir. Charles Mol, verwacht met de Delftse techniek een ‘heel interessante markt’ aan te kunnen boren. Volgens hem is men wereldwijd naarstig op zoek naar alternatieve productiemethodes, omdat aan het gebruik van hoogverrijkt uranium vroeg of laat een eind komt wegens het risico dat het in verkeerde handen valt en er kernwapens mee gemaakt worden. “Een andere reden”, zegt hij, “is dat bij het huidige productieproces ontzettend veel radioactief afval ontstaat. En een eventuele alternatieve methode met laag verrijkt uranium is mogelijk nog smeriger.”
 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.