Zijn onderzoeksgroep kreeg de hoogst mogelijke beoordeling. Toch stapt prof.dr.ir. Eric Jan Mittemeijer op. De uitmuntendheid van het Max Planck Institut für Metalforschung lokt.
,,Ik denk niet dat de oprichting van toponderzoekscholen tot eenzelfde concentratie van kwaliteit zal leiden.”
Tussen onderzoeksgroepen bestaan verschillen, ook in kwaliteit. Maar in het egalitaire Nederland wordt daar niet graag over gesproken. Kritische geluiden blijven hier daarom meestal binnen de muren van de faculteiten, tot hun echo langzaam wegsterft. Volgens Mittemeijer, nu nog verbonden aan de vakgroep fysische en chemische materiaalkunde van STM, is een beoordeling door terzake kundige buitenstaanders dan ook een zegen.
,,Een visitatie levert uitspraken op die vanuit een faculteit niet zo snel tot stand zullen komen”, oordeelt hij behoedzaam, om dan de vinger op de zere plek te leggen: ,,Een nadeel van de Nederlandse samenleving is dat alles gelijk wordt geschoren. Je kunt hier dus niet in brede zin over kwaliteitsverschillen praten.”
Niettemin kreeg zijn groep vorig jaar het stempel ‘excellent’ opgedrukt door de visitatiecommissie, terwijl de meeste andere onderzoeksgroepen van zijn faculteit er maar bekaaid vanaf kwamen. ,,Ik heb altijd tegen mijn medewerkers gezegd dat een visitatie voor ons nooit tot een verslechtering van de situatie kan leiden.”
Met ‘de situatie’ bedoelt hij de dagelijkse praktijk van het wetenschappelijke bedrijf, waarin onderzoekers voortdurend hun bestaansrecht moeten bevechten. ,,Mijn groep is relatief groot, en we moeten een hoop activiteiten ontplooien om deze grootte te kunnen handhaven”, verklaart hij. ,,In Nederland is het zo dat je ieder jaar opnieuw projectaanvragen moet indienen. Het is altijd weer de vraag of die gehonoreerd worden, en dat gaat jaar in jaar uit door.”
Rust
Dit gevecht om de middelen is Mittemeijer, die zijn hele loopbaan in het gebouw van Materiaalkunde heeft doorgebracht, gaandeweg tegen gaan staan. ,,Het kost veel energie om de belangen te verdedigen waar je voor staat. Dat kan niet verhelen dat het gebrek aan bescherming voor mijn onderzoeksgroep mij genoopt heeft verder te kijken.”
En niet zonder succes, want binnenkort zit hij in Stuttgart. Vanaf 1 november is Mittemeijer één van de directeuren op het gerenommeerde Max Planck Institut für Metallforschung, terwijl hij ook een hoogleraarplaats bij de plaatselijke universiteit zal bekleden. Meer ,,rust in de geldverwerving” is daarbij een belangrijke drijfveer geweest.
,,In Stuttgart is de basistoewijzing voor mijn groep veel groter, zonder al die activiteiten. Ik ben daar tot mijnpensioen van dat gezeur af.”
Maar er is meer. Mittemeijer is gefascineerd door de beweeglijkheid van atomen in vaste stoffen, en de invloed van de innerlijke structuur op eigenschappen van materialen. Kijken tot op atomaire schaal is de essentie van zijn werk.
,,Het interessantste vind ik de vraag waarom processen in vaste stoffen aflopen”, vertelt Mittemeijer. ,,Die eigenschappen wil ik kunnen begrijpen en tunen. Bij een vaste stof kan door een microstructurele verandering bijvoorbeeld de hardheid wijzigen. Maar hoe gebeurt dat? Ogenschijnlijk is er niets met zo’n materiaal aan de hand, maar als er interstitiële elementen in een metaal zitten, kunnen de eigenschappen zelfs bij kamertemperatuur veranderen.”
Lezingen
Deze vragen zullen hem bezig blijven houden. Mittemeijer verwacht dat Stuttgart een stimulerende werking zal hebben op zijn tweede wetenschappelijke leven.
,,Het Max Planck Instituut is een centrum van excellentie”, benadrukt hij dan ook. Maar hoe zit het met Delft? Hij denkt even na, en antwoordt dan: ,,Ik heb er geen vertrouwen in dat de oprichting van toponderzoekscholen in Nederland tot dezelfde concentratie van kwaliteit zal leiden. En ik ga daar zeker niet op zitten wachten.” Het college van bestuur heeft wel geprobeerd om hem voor Delft te behouden, maar Mittemeijer heeft niet serieus overwogen te blijven. ,,Uiteindelijk konden ze voor mij niet op tegen Stuttgart.
Hoewel Mittemeijer al vóór de onderzoeksvisitatie in contact kwam met het Max Planck Institut, heeft het lang geduurd totdat de Duitse metaalkunde bij hem in beeld kwam. ,,In het begin van mijn carrière was ik mij niet zo bewust van het Duitse materiaalkundig onderzoek. Ik las vooral Engelse en Amerikaanse vakliteratuur.” Toen hij de Duitse vakliteratuur eenmaal ontdekt had, begon het land echter harder aan hem te trekken. ,,Tot grote verbazing van mijzelf begon ik daar op een gegeven moment zelfs lezingen in het Duits te geven.”
Mittemeijer denkt dat hij zonder veel moeite in de formelere Duitse cultuur kan aarden. ,,Een van de eerste vragen die men mij altijd stelt, is of ik met die mentaliteit kan omgaan. Ik vermoed van wel. Je moet natuurlijk even de kat uit de boom kijken. Ik vind het niet juist om als nieuwkomer je eigen cultuur op te dringen, maar dat is een kwestie van voelen, luisteren, ruiken. De variatie in omgangsvormen op het instituut is echter erg groot. Ik zal er dan ook naar streven de omgangsvormen zo informeel mogelijk te houden. Maar ik kan mijn secretaresse daar niet gewoon bij haar voornaam noemen. En ik weet niet op welk punt ik die conventie kan doorbreken, en of dat überhaupt zal gebeuren.”
Zijn onderzoeksgroep kreeg de hoogst mogelijke beoordeling. Toch stapt prof.dr.ir. Eric Jan Mittemeijer op. De uitmuntendheid van het Max Planck Institut für Metalforschung lokt. ,,Ik denk niet dat de oprichting van toponderzoekscholen tot eenzelfde concentratie van kwaliteit zal leiden.”
Tussen onderzoeksgroepen bestaan verschillen, ook in kwaliteit. Maar in het egalitaire Nederland wordt daar niet graag over gesproken. Kritische geluiden blijven hier daarom meestal binnen de muren van de faculteiten, tot hun echo langzaam wegsterft. Volgens Mittemeijer, nu nog verbonden aan de vakgroep fysische en chemische materiaalkunde van STM, is een beoordeling door terzake kundige buitenstaanders dan ook een zegen.
,,Een visitatie levert uitspraken op die vanuit een faculteit niet zo snel tot stand zullen komen”, oordeelt hij behoedzaam, om dan de vinger op de zere plek te leggen: ,,Een nadeel van de Nederlandse samenleving is dat alles gelijk wordt geschoren. Je kunt hier dus niet in brede zin over kwaliteitsverschillen praten.”
Niettemin kreeg zijn groep vorig jaar het stempel ‘excellent’ opgedrukt door de visitatiecommissie, terwijl de meeste andere onderzoeksgroepen van zijn faculteit er maar bekaaid vanaf kwamen. ,,Ik heb altijd tegen mijn medewerkers gezegd dat een visitatie voor ons nooit tot een verslechtering van de situatie kan leiden.”
Met ‘de situatie’ bedoelt hij de dagelijkse praktijk van het wetenschappelijke bedrijf, waarin onderzoekers voortdurend hun bestaansrecht moeten bevechten. ,,Mijn groep is relatief groot, en we moeten een hoop activiteiten ontplooien om deze grootte te kunnen handhaven”, verklaart hij. ,,In Nederland is het zo dat je ieder jaar opnieuw projectaanvragen moet indienen. Het is altijd weer de vraag of die gehonoreerd worden, en dat gaat jaar in jaar uit door.”
Rust
Dit gevecht om de middelen is Mittemeijer, die zijn hele loopbaan in het gebouw van Materiaalkunde heeft doorgebracht, gaandeweg tegen gaan staan. ,,Het kost veel energie om de belangen te verdedigen waar je voor staat. Dat kan niet verhelen dat het gebrek aan bescherming voor mijn onderzoeksgroep mij genoopt heeft verder te kijken.”
En niet zonder succes, want binnenkort zit hij in Stuttgart. Vanaf 1 november is Mittemeijer één van de directeuren op het gerenommeerde Max Planck Institut für Metallforschung, terwijl hij ook een hoogleraarplaats bij de plaatselijke universiteit zal bekleden. Meer ,,rust in de geldverwerving” is daarbij een belangrijke drijfveer geweest.
,,In Stuttgart is de basistoewijzing voor mijn groep veel groter, zonder al die activiteiten. Ik ben daar tot mijnpensioen van dat gezeur af.”
Maar er is meer. Mittemeijer is gefascineerd door de beweeglijkheid van atomen in vaste stoffen, en de invloed van de innerlijke structuur op eigenschappen van materialen. Kijken tot op atomaire schaal is de essentie van zijn werk.
,,Het interessantste vind ik de vraag waarom processen in vaste stoffen aflopen”, vertelt Mittemeijer. ,,Die eigenschappen wil ik kunnen begrijpen en tunen. Bij een vaste stof kan door een microstructurele verandering bijvoorbeeld de hardheid wijzigen. Maar hoe gebeurt dat? Ogenschijnlijk is er niets met zo’n materiaal aan de hand, maar als er interstitiële elementen in een metaal zitten, kunnen de eigenschappen zelfs bij kamertemperatuur veranderen.”
Lezingen
Deze vragen zullen hem bezig blijven houden. Mittemeijer verwacht dat Stuttgart een stimulerende werking zal hebben op zijn tweede wetenschappelijke leven.
,,Het Max Planck Instituut is een centrum van excellentie”, benadrukt hij dan ook. Maar hoe zit het met Delft? Hij denkt even na, en antwoordt dan: ,,Ik heb er geen vertrouwen in dat de oprichting van toponderzoekscholen in Nederland tot dezelfde concentratie van kwaliteit zal leiden. En ik ga daar zeker niet op zitten wachten.” Het college van bestuur heeft wel geprobeerd om hem voor Delft te behouden, maar Mittemeijer heeft niet serieus overwogen te blijven. ,,Uiteindelijk konden ze voor mij niet op tegen Stuttgart.
Hoewel Mittemeijer al vóór de onderzoeksvisitatie in contact kwam met het Max Planck Institut, heeft het lang geduurd totdat de Duitse metaalkunde bij hem in beeld kwam. ,,In het begin van mijn carrière was ik mij niet zo bewust van het Duitse materiaalkundig onderzoek. Ik las vooral Engelse en Amerikaanse vakliteratuur.” Toen hij de Duitse vakliteratuur eenmaal ontdekt had, begon het land echter harder aan hem te trekken. ,,Tot grote verbazing van mijzelf begon ik daar op een gegeven moment zelfs lezingen in het Duits te geven.”
Mittemeijer denkt dat hij zonder veel moeite in de formelere Duitse cultuur kan aarden. ,,Een van de eerste vragen die men mij altijd stelt, is of ik met die mentaliteit kan omgaan. Ik vermoed van wel. Je moet natuurlijk even de kat uit de boom kijken. Ik vind het niet juist om als nieuwkomer je eigen cultuur op te dringen, maar dat is een kwestie van voelen, luisteren, ruiken. De variatie in omgangsvormen op het instituut is echter erg groot. Ik zal er dan ook naar streven de omgangsvormen zo informeel mogelijk te houden. Maar ik kan mijn secretaresse daar niet gewoon bij haar voornaam noemen. En ik weet niet op welk punt ik die conventie kan doorbreken, en of dat überhaupt zal gebeuren.”
Comments are closed.