Onderwijs

‘Toename studenten komt niet door crisis’

De crisis heeft waarschijnlijk geen invloed gehad op de groei van het aantal studenten in het hoger onderwijs. Het ministerie liet uitzoeken waar het dan wel aan lag.

De aanwas van studenten was dit jaar groter dan gewoonlijk. Prominente bestuurders, waaronder de Utrechtse bestuursvoorzitter Yvonne van Rooy, opperden in de aanloop naar het studiejaar dat dit misschien aan de crisis ligt. Onderzoekers van Research voor Beleid komen tot een andere conclusie.

Afstuderen

Ouderejaars studeren even snel af als anders, blijkt uit het onderzoek, dus de instellingen hebben geen last van treuzelende studenten die liever blijven studeren dan de arbeidsmarkt op te gaan. Na hun examen nemen havisten en vwo’ers iets minder vaak een jaartje vrijaf, maar met de crisis lijkt dat weinig te maken te hebben: ze doen dit nog altijd even vaak als een paar jaar geleden toen er nog geen crisis was. Het economische tij heeft dus geen aantoonbaar effect op de toename, concluderen de onderzoekers.

Demografie

Hun rapport was al begin maart af, maar wordt pas deze week naar de Tweede Kamer gestuurd. De rapporteurs zoeken ook verklaringen voor de groei van eerstejaars, die toch opmerkelijk is. Deels is het een kwestie van demografie: er was rond 1990 een geboortegolfje en dus waren er meer jongeren om naar het hoger onderwijs te gaan. Bovendien gaat al jaren een steeds groter deel van de jongeren studeren. Ook gaan iets meer hbo-studenten na hun afstuderen verder aan de universiteit, waardoor ze opnieuw meetellen in de instroomcijfers.

Ongelijke groei

De groei is niet gelijk verdeeld over de onderwijsgebieden. In het hbo kent het sociaal-agogisch onderwijs de sterkste stijging, schrijven de onderzoekers. Er zijn ook meer deeltijders in het hbo. In het wo profiteren vooral de universitaire lerarenopleidingen, landbouw en economie. In een enquête ontkennen de meeste studenten een verband tussen hun keuzes en de economische crisis.

Aangezien het aantal eerstejaars sterk steeg, zullen de effecten nog enkele jaren voelbaar blijven, menen de onderzoekers. “Dit leidt dit er wellicht toe dat de ramingen voor de komende jaren naar boven moeten worden bijgesteld.”

,

Het eerste wat opvalt als Maarten Timmer zijn elektrische racemotor onthult, is de ‘tank’. Zijn racemonster is onmiskenbaar ‘anders’, maar pal achter het stuur zie je nog steeds een tankvorm. Hij oogt slank en een tankdop ontbreekt, maar toch.
“Hoofdvraag was: hoe kun je het archetype van de motor veranderen als je hem elektrisch aandrijft? Ik begon dus van scratch af aan. Twee wielen en een voorvork.” Timmer had kortom de vrije hand en terugkijkend op de onderzoeksvraag vindt hij dat zijn ontwerp zeker heel anders is geworden dan de huidige racemotor.
“Aan de zijkant zie je een enorme uitsparing op de plek die bij een normale racemotor tussen de tank en het motorblok zit.” Dat motorblok en de bijbehorende uitlaten ontbreken. De energypacks – de batterijen – vullen die ruimte maar deels op en de elektromotor zit verder naar achteren. Timmer wijst ook op de ruimte die je van bovenaf ziet in de tank. Enigszins vasthouden aan de tankvorm was noodzaak: hij moest het zadel toch ergens aan vastmaken.
Rijst wel de vraag waarom niet gekozen is voor een ‘normale’ straatmotor. “Ik wilde niet het Toyota Prius-effect. Dat was bij introductie een moderne, hybride auto, maar wel in een suffe uitvoering. Dat zette gelijk een stempel op hybride. De eerste indruk van mijn motor moest goed zijn. De motorwereld is namelijk een conservatief wereldje. Een wereldje van stoer doen, snelheid, trillingen, motorgeroffel, uitlaatgeluiden.” Bij de elektrische motor valt het letterlijk stil, dus moest er een krachtig ontwerp staan. Een andere reden voor die keuze was dat de racewereld een broeinest is voor ideeën en ontwikkelingen die je op de weg gaat terugzien.
Uiteindelijk kwam Timmer uit bij een heel herkenbare motor. Hij was namelijk niet zo vrij als leek omdat hij vastzat aan bepaalde hoofdmaten. “Wielbasis, hoek met de voorvork, hoogte van de zitting en de pedalen. Dat is allemaal al uitgekristalliseerd op grond van ergonomie.”
Ook hinkte hij vanwege het conservatieve motorwereldje op twee gedachten. “Je wilt tonen dat je elektrische motor echt anders is, maar tegelijk kun je ‘m niet al te futuristisch maken. Ik had een motor kunnen maken waarbij ik het ontwerp zover had doorgetrokken dat het een beeld zou geven van hoe een elektrische motor er over tien jaar uit kan zien.” Zijn snel te realiseren ontwerp zou omarming kunnen versnellen. “Geef me een miljoen en je kunt mijn motor volgend jaar laten rijden”, zegt Timmer. Want zijn motor oogt goed, maar rijdt niet. “Dat realiseren was te veel voor mijn project. De motor is nog een probleem. Het was te veel werk om de computersturing van de motor voor elkaar te krijgen.”
Ook moeten er technisch nog wat stapjes worden gezet qua elektromotoren en voeding. “Er is een motor die erin past, maar die heeft nog te weinig vermogen om tweehonderd, driehonderd kilometer per uur te kunnen rijden en de competitie aan te gaan met de 1000 cc-motoren. In die klasse moet je het statement maken om mensen te overtuigen.” Er is ook een motor die wél voldoende vermogen heeft, maar die is weer te groot.
Iets dergelijks speelt met de battery-packs. “Er zijn er met voldoende kiloWatt per kilo batterij. Je kunt er lang genoeg mee racen: honderd tot honderdvijftig kilometer”, weet Timmer. “Maar ze zijn nog te zwaar. Ongeveer honderd kilo, de helft van het gewicht van de hele motor.”
De zware batterijen leidden wel tot een tweede nieuwigheid in Timmers ontwerp. “Ik gebruikte een redelijk exotisch frame van carbon. Dat scheelde ongeveer zes kilo ten opzichte van een stalen frame en drie kilo vergeleken met een aluminiumframe. Mijn frame is wel even sterk en stijf. Carbonframes moeten nog doordringen in de motorwereld. Ducati is ermee bezig. Hun frame is al deels van carbon.”
Met het ontwerpen van de elektrische racemotor en het daarmee behalen van zijn mastertitel, is Timmer nog niet klaar. Hij kan nog zes maanden door met de uitwerking van zijn ontwerp dankzij een STW-beurs. In die tijd probeert hij twee hoofdvragen te beantwoorden. “Wat is de commerciële haalbaarheid en wat is de technische haalbaarheid?” Bij dat laatste moet de elektrische aandrijflijn verder uitkristalliseren en wil Timmer het carbonframe doorontwikkelen. 

De aanwas van studenten was dit jaar groter dan gewoonlijk. Prominente bestuurders, onder wie de Utrechtse bestuursvoorzitter Yvonne van Rooy, opperden in de aanloop naar het studiejaar dat dit misschien aan de crisis ligt. Onderzoekers van Research voor Beleid komen tot een andere conclusie.

Afstuderen

Ouderejaars studeren even snel af als anders, blijkt uit het onderzoek, dus de instellingen hebben geen last van treuzelende studenten die liever blijven studeren dan de arbeidsmarkt op te gaan. Na hun examen nemen havisten en vwo’ers iets minder vaak een jaartje vrijaf, maar met de crisis lijkt dat weinig te maken te hebben: ze doen dit nog altijd even vaak als een paar jaar geleden toen er nog geen crisis was. Het economische tij heeft dus geen aantoonbaar effect op de toename, concluderen de onderzoekers.

Demografie

Hun rapport was al begin maart af, maar wordt pas deze week naar de Tweede Kamer gestuurd. De rapporteurs zoeken ook verklaringen voor de groei van eerstejaars, die toch opmerkelijk is. Deels is het een kwestie van demografie: er was rond 1990 een geboortegolfje en dus waren er meer jongeren om naar het hoger onderwijs te gaan. Bovendien gaat al jaren een steeds groter deel van de jongeren studeren. Ook gaan iets meer hbo-studenten na hun afstuderen verder aan de universiteit, waardoor ze opnieuw meetellen in de instroomcijfers.

Ongelijke groei

De groei is niet gelijk verdeeld over de onderwijsgebieden. In het hbo kent het sociaal-agogisch onderwijs de sterkste stijging, schrijven de onderzoekers. Er zijn ook meer deeltijders in het hbo. In het wo profiteren vooral de universitaire lerarenopleidingen, landbouw en economie. In een enquête ontkennen de meeste studenten een verband tussen hun keuzes en de economische crisis.

Aangezien het aantal eerstejaars sterk steeg, zullen de effecten nog enkele jaren voelbaar blijven, menen de onderzoekers. ‘Dit leidt dit er wellicht toe dat de ramingen voor de komende jaren naar boven moeten worden bijgesteld.’

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.