Opinie

Telewerken op de maan

Zichzelf voortplantende robots verkennen het zonnestelsel, futuristische ruimtevaartuigen herschikken de planeten, en intussen zitten we op aarde opgescheept met een internet dat zowaar trekjes heeft van een intelligent wezen.

In ‘Planetenbiljart’ scheidt fysicus en Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft op ludieke wijze zin van onzin in de sciencefiction.

Toen Gerard ’t Hooft nog een negenjarig Haags jongetje was, leek hij voorbestemd om Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek te gaan studeren in Delft. Wat moet je anders als je zelf vliegers maakt, en gefantaseerde ruimtereizen onderneemt met een roodwitte raket, zoals hij onthult in zijn nieuwe boek ‘Planetenbiljart’? ’t Hooft zou uiteindelijk theoretisch natuurkundige in Utrecht worden, maar bleef altijd geïnteresseerd in technologie: zo is hij bevriend met Wubbo Ockels, ook vliegeraar.

Met ‘Planetenbiljart’ laat ’t Hooft de techneut in hem spreken, en levert hij een onverwacht jolig boek af over de toekomst van de techniek. De besnorde fysicus . in de media vaak gemakkelijk weggezet als de saaie wederhelft van die leuke Tinus Veltman waarmee hij in 1999 de Nobelprijs won . werpt zich op als een soort waakhond van de sciencefiction. In de sf gebeuren immers allerlei dingen die natuurkundig gezien onmogelijk zijn, betoogt ’t Hooft. Beam me up, Scotty? Vergeet het. Even een wormgat openen of op telepathische wijze een boodschap verzenden? Kom zeg.
Zeespiegel

De toekomst die ’t Hooft wél schetst is nuchter, en doet soms opvallend Delfts aan. Zo verwacht ook ’t Hooft dat we straks energie opwekken uit op en neer deinende vliegerbataljons. Als de zeespiegel stijgt, gaan we gewoon wonen in zo’n reusachtige, drijvende stad waarover TU-professor Frits Schoute filosofeerde in zijn afscheidsrede. Intussen worden onze computers kleiner en onzichtbaarder, wordt papier verdreven door vouwbare displays en sturen we er zelf-reproducerende robots op uit om het zonnestelsel te verkennen.

Een paar nieuwe, eigen ideeën heeft ’t Hooft ook. Zijn meest uitgewerkte voorstel betreft een manier om de maan te koloniseren. Volgens ’t Hooft moeten we dat doen met kleine robotjes, die via internet zijn te besturen door gewone aardlingen zoals u en ik. Dat is op zichzelf niet nieuw: er bestaat al een Amerikaans bedrijf dat maanrobots wil lanceren waarmee burgers tegen betaling over de maan mogen crossen. Maar ’t Hooft gaat verder: kunnen die robots niet meteen even een maankolonie voor mensen bouwen? U zou dan vanuit huis een werkrobot op de maan mogen besturen en er nog loon voor krijgen ook, als een soort futuristische vorm van telewerken.
Bovenmenselijk

Over internet gesproken: opvallend genoeg schaart ’t Hooft zich bij de mensen die geloven in de ’technologische singulariteit’. Volgens dat omstreden idee (in de jaren vijftig voorgesteld door de Amerikaanse wiskundige John von Neumann) zullen onze computers ooit zoiets bereiken als bovenmenselijke intelligentie. Daardoor zullen u en ik opeens niet meer de enige intelligente wezens zijn in het zonnestelsel. Waar dat toe leidt? Het is een vraag die ’t Hooft helaas onbeantwoord laat.

Daarin schuilt meteen de belangrijkste tekortkoming van ‘Planetenbiljart’. ’t Hooft toont zich een tamelijk conservatieve techneut, die de meer exotische ideeën uit de sciencefiction afkapt of onbesproken laat. Kunnen we ooit energie oogsten uit het ‘kwantumvacuúm’? Zullen we ons brein ooit upgraden met een paar handige implantaatjes? Zal de mens ooit zijn bewustzijn overbrengen naar een memory stick? Veranderen we onszelf straks in levende ruimteschepen, zoals de Amerikaanse fysicus Freeman Dyson graag beweerde? Is het denkbaar dat we ooit een heel nieuw heelal beginnen, door zelf een Oerknal op te wekken? Wie geïnteresseerd is in dat soort vragen, is bij ’t Hooft niet aan het juiste adres.

Dat gemis aan wilde ideeën leidt soms tot onvolledigheid. Neem de ‘warp drive’ uit ‘Star Trek’, een motor die sneller gaat dan het licht door de tijdruimte als het ware over zich heen te werpen. ’t Hooft is er kort over: allemaal quatsch. Toch denken serieuze theoretici dat de Star Trek-motor wel degelijk mogelijk is. Goed: je hebt er een ruimteschip voor nodig dat van binnen groter is dan van buiten, maar toch.
Fictie

Het neemt niet weg dat ‘Planetenbiljart’ een onverwacht leuk, geïnspireerd en vaardig geschreven boek is geworden . ’t Hoofts vorige boek ‘De bouwstenen van de schepping’ was nog een voor leken nauwelijks behapbaar natuurkundeboek. Blijkbaar heeft ’t Hooft de smaak geproefd van vergelijkbare boeken die fictie naast natuurkunde leggen, zoals ‘The Physics of Star Trek’ van Lawrence Krauss en ‘The Physics of Superheroes’ van James Kakalios. Goed om te weten dat ’t Hooft ondanks zijn met Nobelmetaal betimmerde wereldfaam nog altijd het negenjarige jongetje in hem weet te vinden.

Gerard ’t Hooft: ‘Planetenbiljart. Science fiction en echte natuurkunde’. Bert Bakker, 2006. € 16,99

Toen Gerard ’t Hooft nog een negenjarig Haags jongetje was, leek hij voorbestemd om Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek te gaan studeren in Delft. Wat moet je anders als je zelf vliegers maakt, en gefantaseerde ruimtereizen onderneemt met een roodwitte raket, zoals hij onthult in zijn nieuwe boek ‘Planetenbiljart’? ’t Hooft zou uiteindelijk theoretisch natuurkundige in Utrecht worden, maar bleef altijd geïnteresseerd in technologie: zo is hij bevriend met Wubbo Ockels, ook vliegeraar.

Met ‘Planetenbiljart’ laat ’t Hooft de techneut in hem spreken, en levert hij een onverwacht jolig boek af over de toekomst van de techniek. De besnorde fysicus . in de media vaak gemakkelijk weggezet als de saaie wederhelft van die leuke Tinus Veltman waarmee hij in 1999 de Nobelprijs won . werpt zich op als een soort waakhond van de sciencefiction. In de sf gebeuren immers allerlei dingen die natuurkundig gezien onmogelijk zijn, betoogt ’t Hooft. Beam me up, Scotty? Vergeet het. Even een wormgat openen of op telepathische wijze een boodschap verzenden? Kom zeg.
Zeespiegel

De toekomst die ’t Hooft wél schetst is nuchter, en doet soms opvallend Delfts aan. Zo verwacht ook ’t Hooft dat we straks energie opwekken uit op en neer deinende vliegerbataljons. Als de zeespiegel stijgt, gaan we gewoon wonen in zo’n reusachtige, drijvende stad waarover TU-professor Frits Schoute filosofeerde in zijn afscheidsrede. Intussen worden onze computers kleiner en onzichtbaarder, wordt papier verdreven door vouwbare displays en sturen we er zelf-reproducerende robots op uit om het zonnestelsel te verkennen.

Een paar nieuwe, eigen ideeën heeft ’t Hooft ook. Zijn meest uitgewerkte voorstel betreft een manier om de maan te koloniseren. Volgens ’t Hooft moeten we dat doen met kleine robotjes, die via internet zijn te besturen door gewone aardlingen zoals u en ik. Dat is op zichzelf niet nieuw: er bestaat al een Amerikaans bedrijf dat maanrobots wil lanceren waarmee burgers tegen betaling over de maan mogen crossen. Maar ’t Hooft gaat verder: kunnen die robots niet meteen even een maankolonie voor mensen bouwen? U zou dan vanuit huis een werkrobot op de maan mogen besturen en er nog loon voor krijgen ook, als een soort futuristische vorm van telewerken.
Bovenmenselijk

Over internet gesproken: opvallend genoeg schaart ’t Hooft zich bij de mensen die geloven in de ’technologische singulariteit’. Volgens dat omstreden idee (in de jaren vijftig voorgesteld door de Amerikaanse wiskundige John von Neumann) zullen onze computers ooit zoiets bereiken als bovenmenselijke intelligentie. Daardoor zullen u en ik opeens niet meer de enige intelligente wezens zijn in het zonnestelsel. Waar dat toe leidt? Het is een vraag die ’t Hooft helaas onbeantwoord laat.

Daarin schuilt meteen de belangrijkste tekortkoming van ‘Planetenbiljart’. ’t Hooft toont zich een tamelijk conservatieve techneut, die de meer exotische ideeën uit de sciencefiction afkapt of onbesproken laat. Kunnen we ooit energie oogsten uit het ‘kwantumvacuúm’? Zullen we ons brein ooit upgraden met een paar handige implantaatjes? Zal de mens ooit zijn bewustzijn overbrengen naar een memory stick? Veranderen we onszelf straks in levende ruimteschepen, zoals de Amerikaanse fysicus Freeman Dyson graag beweerde? Is het denkbaar dat we ooit een heel nieuw heelal beginnen, door zelf een Oerknal op te wekken? Wie geïnteresseerd is in dat soort vragen, is bij ’t Hooft niet aan het juiste adres.

Dat gemis aan wilde ideeën leidt soms tot onvolledigheid. Neem de ‘warp drive’ uit ‘Star Trek’, een motor die sneller gaat dan het licht door de tijdruimte als het ware over zich heen te werpen. ’t Hooft is er kort over: allemaal quatsch. Toch denken serieuze theoretici dat de Star Trek-motor wel degelijk mogelijk is. Goed: je hebt er een ruimteschip voor nodig dat van binnen groter is dan van buiten, maar toch.
Fictie

Het neemt niet weg dat ‘Planetenbiljart’ een onverwacht leuk, geïnspireerd en vaardig geschreven boek is geworden . ’t Hoofts vorige boek ‘De bouwstenen van de schepping’ was nog een voor leken nauwelijks behapbaar natuurkundeboek. Blijkbaar heeft ’t Hooft de smaak geproefd van vergelijkbare boeken die fictie naast natuurkunde leggen, zoals ‘The Physics of Star Trek’ van Lawrence Krauss en ‘The Physics of Superheroes’ van James Kakalios. Goed om te weten dat ’t Hooft ondanks zijn met Nobelmetaal betimmerde wereldfaam nog altijd het negenjarige jongetje in hem weet te vinden.

Gerard ’t Hooft: ‘Planetenbiljart. Science fiction en echte natuurkunde’. Bert Bakker, 2006. € 16,99

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.