Opinie

Taaie kost met een krokant laagje

De laatste tijd verschijnen steeds meer boeken waarin wetenschap wordt opgedist met een krokant korstje. Zouden de studenten van tegenwoordig serieuze kost niet meer believen, zoals kleine kinderen geen vis lusten, tenzij in de vorm van vissticks?

Wie tegenwoordig de exacte afdeling van een goed gesorteerde boekhandel bezoekt kan zich even wanen op een beurs voor stripverhalen en action figures. Helgeel is de omslag van ‘The physics of superheroes’ door James Kakalios. Nauwelijks minder schreeuwerig van opmaak is ‘The physics of Star Trek’ van de bekende natuurkundige Lawrence M. Kraus. Niemand minder dan de nog beroemdere Stephen J. Hawking schreef het voorwoord. Lois H. Gresh en Robert Weinberg schreven ‘The science of superheroes’. Hetzelfde duo tekende ook voor ‘The science of supervillains’ en ‘The science of James Bond’. Dat is trouwens niet het enige boek over de fysieke (on)mogelijkheden van 007, want een boek van de gepensioneerde natuurkundehoogleraar Barry Parker (‘Death rays, jet packs, stunts, and supercars: the fantastic physics of film’s most celebrated secret agent’) gaat over precies hetzelfde. Niet alleen natuurkundigen grijpen naar het avontuur, ook biologen laten zich niet onbetuigd: onlangs verscheen van Michael C. Barbera ‘The biology of B-movie monsters’.

Dat een didactische boodschap af en toe verpakt wordt in een spannend verhaal, een onderhoudende anekdote of een raadsel is natuurlijk zou oud als de weg naar Kralingen. Verschillende groten uit de wereldliteratuur hielden zich ermee bezig: Mark Twain, Lewis Carroll, Edgar Allen Poe, Arthur Conan Doyle, Jules Verne. Maar hun ging het in de eerste plaats om het verhaal. De jongste lichting schrijvers wil wetenschap overbrengen, en gebruikt het omhullende verhaal hooguit als vehikel. Tweede opvallende kenmerk is dat ongerijmdheden centraal staan. We hebben als het ware te maken met een postmoderne tweetrapsraket: de lezer raakt geboeid door de superhelden, en leert daarmee over fysiek onmogelijke werelden. Uiteindelijk is de hoop dat hij daarmee iets opsteekt van de fysieke werkelijkheid.

James Kakalios is een goed voorbeeld. Hij is hoogleraar aan de University of Minnesota en geeft al een jaar of twintig natuurkundecolleges aan eerstejaarsstudenten. Steeds vaker kreeg hij te horen dat zijn vak zo saai was. Gelukkig verzamelde hij al sinds zijn schooltijd stripverhalen om daar als rechtgeaarde nerd nooit meer mee op te houden. Steeds vaker deed hij een beroep op zijn superhelden om zijn verveelde studenten bij de les te houden. En het werkte: als door een wonder bleven zijn studenten steeds langer wakker en steeg hij op de ranglijst van meest populaire docenten.

Het moet gezegd dat Kakalios veel weet van de geschiedenis van strip. De vrees lijkt gerechtvaardigd dat je uit ‘The physics of superheroes’ meer leert over de ontwikkeling van bijvoorbeeld Superman (geb. 1938) dan over de fysica. Kakalios theoretiseert over de verschillende genres in sciencefiction en comics, signaleert cultuurhistorische verschuivingen in het superheldendom en bespreekt de sociaal-economische en geopolitieke betekenis van stripverhalen. Waarom kon Superman, die eerst alleen hoge sprongen kon maken, plotseling ook vliegen?

De boodschap van Kakalios is overigens dat de fysica in de wereld van de superhelden correcter is dan je op het eerste gezicht zou denken. De scheppers van Superman, Spider-Man of Flash rekken meestal maar één aspect van de fysieke werkelijkheid een klein beetje op, maar laten de rest veelal ongemoeid. Kakalios rekent voor dat de manier waarop Spider-Man zich met zijn eigen spinrag door New York katapulteert, terwijl hij vaak ook nog een gillende dame bij zich heeft, eigenlijk niet eens zo onmogelijk is. De draad die echte spinnen maken is immers vijf maal zo sterk als staalkabel en elastischer dan nylon. Zelfs het verticaal tegen muren oplopen of over het oppervlak van de oceaan rennen, zoals de uit een blikseminslag in een chemisch laboratorium geboren Flash geregeld doet, staat volgens Kakalios niet helema’a’l op gespannen voet met de bekende fysica.

Het is allemaal best lezenswaardig, en aardig geïllustreerd. De neiging bestaat om de passages die over natuurkunde gaan maar over te slaan. Niet omdat ze zo moeilijk zouden zijn . Kakalios komt niet veel verder dan de wetten van Newton . maar omdat ze er met de haren bijgesleept zijn en de verhandelingen over de stripfiguren hinderlijk onderbreken. Dat er wordt gewerkt met die idiote Amerikaanse maten en gewichten en er voortdurend moet worden omgerekend tussen meters en feet of kilogrammen en pounds, helpt daar niet echt bij.

Zou dit op den duur niet averechts werken? Straks zitten we opgezadeld met generaties studenten die eraan gewend zijn geraakt hun moeilijke vak opgediend te krijgen met een aantrekkelijk fondantlaagje. Maar vroeg of laat . is het niet in het tweede jaar, dan wel in het derde . zullen ze toch in aanraking komen met de werkelijkheid van taaie natuurkundeboeken. Hopen maar dat die pil niet zo bitter zal blijken dat ze alsnog afhaken om aan een studie stripkunde te beginnen.

James Kakalios: ‘The physics of superheroes’. Gotham Books, New York 2005. 365 p., geïll. Gebonden: ISBN 1 592 40146 5, € 26,-. Paperback: ISBN 0 715 63549 2, € 19,-.

Wie tegenwoordig de exacte afdeling van een goed gesorteerde boekhandel bezoekt kan zich even wanen op een beurs voor stripverhalen en action figures. Helgeel is de omslag van ‘The physics of superheroes’ door James Kakalios. Nauwelijks minder schreeuwerig van opmaak is ‘The physics of Star Trek’ van de bekende natuurkundige Lawrence M. Kraus. Niemand minder dan de nog beroemdere Stephen J. Hawking schreef het voorwoord. Lois H. Gresh en Robert Weinberg schreven ‘The science of superheroes’. Hetzelfde duo tekende ook voor ‘The science of supervillains’ en ‘The science of James Bond’. Dat is trouwens niet het enige boek over de fysieke (on)mogelijkheden van 007, want een boek van de gepensioneerde natuurkundehoogleraar Barry Parker (‘Death rays, jet packs, stunts, and supercars: the fantastic physics of film’s most celebrated secret agent’) gaat over precies hetzelfde. Niet alleen natuurkundigen grijpen naar het avontuur, ook biologen laten zich niet onbetuigd: onlangs verscheen van Michael C. Barbera ‘The biology of B-movie monsters’.

Dat een didactische boodschap af en toe verpakt wordt in een spannend verhaal, een onderhoudende anekdote of een raadsel is natuurlijk zou oud als de weg naar Kralingen. Verschillende groten uit de wereldliteratuur hielden zich ermee bezig: Mark Twain, Lewis Carroll, Edgar Allen Poe, Arthur Conan Doyle, Jules Verne. Maar hun ging het in de eerste plaats om het verhaal. De jongste lichting schrijvers wil wetenschap overbrengen, en gebruikt het omhullende verhaal hooguit als vehikel. Tweede opvallende kenmerk is dat ongerijmdheden centraal staan. We hebben als het ware te maken met een postmoderne tweetrapsraket: de lezer raakt geboeid door de superhelden, en leert daarmee over fysiek onmogelijke werelden. Uiteindelijk is de hoop dat hij daarmee iets opsteekt van de fysieke werkelijkheid.

James Kakalios is een goed voorbeeld. Hij is hoogleraar aan de University of Minnesota en geeft al een jaar of twintig natuurkundecolleges aan eerstejaarsstudenten. Steeds vaker kreeg hij te horen dat zijn vak zo saai was. Gelukkig verzamelde hij al sinds zijn schooltijd stripverhalen om daar als rechtgeaarde nerd nooit meer mee op te houden. Steeds vaker deed hij een beroep op zijn superhelden om zijn verveelde studenten bij de les te houden. En het werkte: als door een wonder bleven zijn studenten steeds langer wakker en steeg hij op de ranglijst van meest populaire docenten.

Het moet gezegd dat Kakalios veel weet van de geschiedenis van strip. De vrees lijkt gerechtvaardigd dat je uit ‘The physics of superheroes’ meer leert over de ontwikkeling van bijvoorbeeld Superman (geb. 1938) dan over de fysica. Kakalios theoretiseert over de verschillende genres in sciencefiction en comics, signaleert cultuurhistorische verschuivingen in het superheldendom en bespreekt de sociaal-economische en geopolitieke betekenis van stripverhalen. Waarom kon Superman, die eerst alleen hoge sprongen kon maken, plotseling ook vliegen?

De boodschap van Kakalios is overigens dat de fysica in de wereld van de superhelden correcter is dan je op het eerste gezicht zou denken. De scheppers van Superman, Spider-Man of Flash rekken meestal maar één aspect van de fysieke werkelijkheid een klein beetje op, maar laten de rest veelal ongemoeid. Kakalios rekent voor dat de manier waarop Spider-Man zich met zijn eigen spinrag door New York katapulteert, terwijl hij vaak ook nog een gillende dame bij zich heeft, eigenlijk niet eens zo onmogelijk is. De draad die echte spinnen maken is immers vijf maal zo sterk als staalkabel en elastischer dan nylon. Zelfs het verticaal tegen muren oplopen of over het oppervlak van de oceaan rennen, zoals de uit een blikseminslag in een chemisch laboratorium geboren Flash geregeld doet, staat volgens Kakalios niet helema’a’l op gespannen voet met de bekende fysica.

Het is allemaal best lezenswaardig, en aardig geïllustreerd. De neiging bestaat om de passages die over natuurkunde gaan maar over te slaan. Niet omdat ze zo moeilijk zouden zijn . Kakalios komt niet veel verder dan de wetten van Newton . maar omdat ze er met de haren bijgesleept zijn en de verhandelingen over de stripfiguren hinderlijk onderbreken. Dat er wordt gewerkt met die idiote Amerikaanse maten en gewichten en er voortdurend moet worden omgerekend tussen meters en feet of kilogrammen en pounds, helpt daar niet echt bij.

Zou dit op den duur niet averechts werken? Straks zitten we opgezadeld met generaties studenten die eraan gewend zijn geraakt hun moeilijke vak opgediend te krijgen met een aantrekkelijk fondantlaagje. Maar vroeg of laat . is het niet in het tweede jaar, dan wel in het derde . zullen ze toch in aanraking komen met de werkelijkheid van taaie natuurkundeboeken. Hopen maar dat die pil niet zo bitter zal blijken dat ze alsnog afhaken om aan een studie stripkunde te beginnen.

James Kakalios: ‘The physics of superheroes’. Gotham Books, New York 2005. 365 p., geïll. Gebonden: ISBN 1 592 40146 5, € 26,-. Paperback: ISBN 0 715 63549 2, € 19,-.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.