Het begrotingstekort dat ontstaat nu de prestatiebeurs niet doorgaat, wordt niet verhaald op de studenten. Wel moet minister Ritzen meedelen in de financiële pijn.
br />
Na de opgetogen vreugde over het wegstemmen van de prestatiebeurs in de Eerste Kamer, ontstond bij studentenorganisaties LSVb en ISO even de vrees dat minister Ritzen de studenten op een andere manier zou aanslaan om het tekort te dekken. Weliswaar had premier Kok de tegenvaller ,,een probleem voor het hele kabinet genoemd”, maar dat betekende niet dat Onderwijs helemaal gespaard zou blijven.
Van een nieuwe bezuiniging op de beurzen is geen sprake, verzekert Ritzen via een woordvoerder. Het zou in strijd zijn met eerdere uitspraken van de minister dat er aan de hoogte van de basisbeurs niet verder kan worden getornd als op 1 januari 1996 de laatste bezuiniging van 45 gulden (34 gulden voor thuiswonenden) is doorgevoerd. De enige bezuiniging die Ritzen nog nastreeft is de beperking van de duur van de beurs, van vijf tot vier jaar. Deze is vorige week geblokkeerd door de Eerste Kamer.
Een bezuiniging op de beurzen om het begrotingstekort te dekken is volgens Ritzen ook onlogisch. Een incidenteel tekort wordt dan met een structurele maatregel verholpen. Zijn woordvoerder sluit niet uit dat Ritzen uiteindelijk helemaal niets hoeft op te brengen, ,,bijvoorbeeld als er nieuwe meevallers blijken te zijn”.
,,Als de prestatiebeurs is ingevoerd, is de bezuiniging op de studiefinanciering voltooid”, aldus de woordvoerder. Daarna wil Ritzen de fundamentele discussie over de toekomst van de studiefinanciering beginnen. Uitgangspunt daarbij is dat het totale budget voor de beurzen gelijk blijft, zei Ritzen zaterdag voor de AVRO-radio.
Het uitstel van de prestatiebeurs levert dit jaar al een tekort op van 180 miljoen gulden. Dat gat kan worden gedekt uit meevallers op de rijksbegroting, zo verwacht het kabinet. Voor de jaren erna geldt dat niet. Dan wordt het tekort over het kabinet omgeslagen, zo heeft de ministerraad vorige week besloten. Het ministerie van onderwijs moet dan wel een bijdrage leveren. In 1996 loopt het tekort op naar 375 miljoen gulden. Het uitstel van de prestatiebeurs leidt in 1997 tot een meevaller van 75 miljoen gulden, maar in 1998 en 1999 zijn er opnieuw negatieve saldi van 305 en 315 miljoen.
Bij deze bedragen gaat het kabinet er vanuit dat de voorgenomen bezuiniging op de kinderbijslag toch kan worden doorgevoerd, door dit voorstel met een ander wetsvoorstel te laten ‘meeliften’. Deze bezuiniging maakte deel uit van het weggestemde wetsvoorstel voor de prestatiebeurs. Het betreft studenten van 18 jaar en ouder op een buitenlandse of particuliere opleiding.
Tempobeurs
Minister Ritzen denkt de prestatiebeurs in september 1996 alsnog te kunnen invoeren. De Tweede Kamer was al akkoord gegaan en ,,in de Eerste Kamer heb ik geen enkel inhoudelijk bezwaar gehoord”, aldus Ritzen. Volgend studiejaar geldt dus voor alle studenten de tempobeurs. Zij moeten elk jaar minstens 50 procent van hun punten halen. Wel wordt een compensatieregeling ingevoerd. Ritzen moet daarvoor nog een keuze maken uit twee varianten.
De eerste is dat een student die meer dan 80 procent van de punten haalt, het meerdere mee mag nemen naar het volgend jaar. Wie meer dan 100 procent haalt, kan met het meerdere een onvoldoende van een voorgaand jaar compenseren. Wel moet een student in elk geval jaarlijks een kwart van de punten halen. De tweede variant is dat als een student na zes jaar zijn diploma heeft, hij maximaal één jaar lening niet hoeft te betalen (maar niet het eerste studiejaar). (HOP/P.E.)
Het begrotingstekort dat ontstaat nu de prestatiebeurs niet doorgaat, wordt niet verhaald op de studenten. Wel moet minister Ritzen meedelen in de financiële pijn.
Na de opgetogen vreugde over het wegstemmen van de prestatiebeurs in de Eerste Kamer, ontstond bij studentenorganisaties LSVb en ISO even de vrees dat minister Ritzen de studenten op een andere manier zou aanslaan om het tekort te dekken. Weliswaar had premier Kok de tegenvaller ,,een probleem voor het hele kabinet genoemd”, maar dat betekende niet dat Onderwijs helemaal gespaard zou blijven.
Van een nieuwe bezuiniging op de beurzen is geen sprake, verzekert Ritzen via een woordvoerder. Het zou in strijd zijn met eerdere uitspraken van de minister dat er aan de hoogte van de basisbeurs niet verder kan worden getornd als op 1 januari 1996 de laatste bezuiniging van 45 gulden (34 gulden voor thuiswonenden) is doorgevoerd. De enige bezuiniging die Ritzen nog nastreeft is de beperking van de duur van de beurs, van vijf tot vier jaar. Deze is vorige week geblokkeerd door de Eerste Kamer.
Een bezuiniging op de beurzen om het begrotingstekort te dekken is volgens Ritzen ook onlogisch. Een incidenteel tekort wordt dan met een structurele maatregel verholpen. Zijn woordvoerder sluit niet uit dat Ritzen uiteindelijk helemaal niets hoeft op te brengen, ,,bijvoorbeeld als er nieuwe meevallers blijken te zijn”.
,,Als de prestatiebeurs is ingevoerd, is de bezuiniging op de studiefinanciering voltooid”, aldus de woordvoerder. Daarna wil Ritzen de fundamentele discussie over de toekomst van de studiefinanciering beginnen. Uitgangspunt daarbij is dat het totale budget voor de beurzen gelijk blijft, zei Ritzen zaterdag voor de AVRO-radio.
Het uitstel van de prestatiebeurs levert dit jaar al een tekort op van 180 miljoen gulden. Dat gat kan worden gedekt uit meevallers op de rijksbegroting, zo verwacht het kabinet. Voor de jaren erna geldt dat niet. Dan wordt het tekort over het kabinet omgeslagen, zo heeft de ministerraad vorige week besloten. Het ministerie van onderwijs moet dan wel een bijdrage leveren. In 1996 loopt het tekort op naar 375 miljoen gulden. Het uitstel van de prestatiebeurs leidt in 1997 tot een meevaller van 75 miljoen gulden, maar in 1998 en 1999 zijn er opnieuw negatieve saldi van 305 en 315 miljoen.
Bij deze bedragen gaat het kabinet er vanuit dat de voorgenomen bezuiniging op de kinderbijslag toch kan worden doorgevoerd, door dit voorstel met een ander wetsvoorstel te laten ‘meeliften’. Deze bezuiniging maakte deel uit van het weggestemde wetsvoorstel voor de prestatiebeurs. Het betreft studenten van 18 jaar en ouder op een buitenlandse of particuliere opleiding.
Tempobeurs
Minister Ritzen denkt de prestatiebeurs in september 1996 alsnog te kunnen invoeren. De Tweede Kamer was al akkoord gegaan en ,,in de Eerste Kamer heb ik geen enkel inhoudelijk bezwaar gehoord”, aldus Ritzen. Volgend studiejaar geldt dus voor alle studenten de tempobeurs. Zij moeten elk jaar minstens 50 procent van hun punten halen. Wel wordt een compensatieregeling ingevoerd. Ritzen moet daarvoor nog een keuze maken uit twee varianten.
De eerste is dat een student die meer dan 80 procent van de punten haalt, het meerdere mee mag nemen naar het volgend jaar. Wie meer dan 100 procent haalt, kan met het meerdere een onvoldoende van een voorgaand jaar compenseren. Wel moet een student in elk geval jaarlijks een kwart van de punten halen. De tweede variant is dat als een student na zes jaar zijn diploma heeft, hij maximaal één jaar lening niet hoeft te betalen (maar niet het eerste studiejaar). (HOP/P.E.)
Comments are closed.