Hé! Heb je één minuut om hongerende kindjes in de Derde Wereld te helpen?” Een krullenbol in felrode sponsorjas blokkeert de weg met een pen en een aanmeldingsformulier.
br />
“Hé! Nee!”, antwoord ik op dezelfde toon en neem een hap van mijn Délifrance chocoladebroodje.
De brede glimlach maakt plaats voor een beschuldigende blik.
“Nou, geniet van je broodje…”
Dertienhonderd direct dialogue aasgieren struinen de Nederlandse winkelstraten af. De meesten werken voor uitzendbureau Streetwise uit Utrecht. Een ploeg gelegenheidsvrijwilligers, bedelend tegen een uurtarief van zes euro exclusief bonus. Voor commerciële zieltjeswinners heb ik begrip zoals de Tele2-gladjakkers die glashard beweren dat je met bellen geld kunt verdienen, of aanbieders van een gratis AD’tje die pas na hun verkooppraatje vertellen dat de krant alleen gratis is bij afsluiting van een proefabonnement.
Geen begrip heb ik voor de nepvrijwilliger. Wie voor vijftig euro een ontwikkelingsproject denkt te sponsoren, betaalt slechts het dagtarief van een goededoelenhoer. Desondanks ben ik afgelopen zomer voor de bijl gegaan, verleid door een veel te leuk meisje: reebruine ogen, hoofd een beetje schuin, wankelend van het ene gebruinde been op het andere.
Sindsdien is de stichting Care gemachtigd iedere maand het minimumbedrag van mijn rekening te plukken. In ruil daarvoor ploft zo rond de feestdagen een glossy folder op de mat, gevuld met een acceptgiro en kleurige plaatjes van fris geschilderde schoolgebouwtjes in Ghana. Dat overkomt me geen tweede keer, inmiddels ben ik streetwise. Populaire ontwijktruc onder winkelend publiek: beweren dat je al lid bent. Te gemakkelijk, te laf. Probeer eens iets anders.
“Hé, mag ik je iets vragen?”
“Dat heb je nu al gedaan. Bovendien geef ik niet aan straathoertjes.”
Ook een doeltreffend recept: de schijnbeweging.
“Hé, ken je Unicef?”
“Tuurlijk.”
Goedkeurende blik, nog bredere glimlach.
“Wie niet? Fabrikant van zeep, soep, rookworst. Gelderse rookworst, ambachtelijke rookworst, och meisje, wat heb ik ineens zin in worst. Waar is de Hema?”
Zie hoe de direct dialogue-trainingsavond tekortschiet en de twinkeling in de ogen plaatsmaakt voor een holle blik.
Michel Heesen
Hé! Heb je één minuut om hongerende kindjes in de Derde Wereld te helpen?” Een krullenbol in felrode sponsorjas blokkeert de weg met een pen en een aanmeldingsformulier.
“Hé! Nee!”, antwoord ik op dezelfde toon en neem een hap van mijn Délifrance chocoladebroodje.
De brede glimlach maakt plaats voor een beschuldigende blik.
“Nou, geniet van je broodje…”
Dertienhonderd direct dialogue aasgieren struinen de Nederlandse winkelstraten af. De meesten werken voor uitzendbureau Streetwise uit Utrecht. Een ploeg gelegenheidsvrijwilligers, bedelend tegen een uurtarief van zes euro exclusief bonus. Voor commerciële zieltjeswinners heb ik begrip zoals de Tele2-gladjakkers die glashard beweren dat je met bellen geld kunt verdienen, of aanbieders van een gratis AD’tje die pas na hun verkooppraatje vertellen dat de krant alleen gratis is bij afsluiting van een proefabonnement.
Geen begrip heb ik voor de nepvrijwilliger. Wie voor vijftig euro een ontwikkelingsproject denkt te sponsoren, betaalt slechts het dagtarief van een goededoelenhoer. Desondanks ben ik afgelopen zomer voor de bijl gegaan, verleid door een veel te leuk meisje: reebruine ogen, hoofd een beetje schuin, wankelend van het ene gebruinde been op het andere.
Sindsdien is de stichting Care gemachtigd iedere maand het minimumbedrag van mijn rekening te plukken. In ruil daarvoor ploft zo rond de feestdagen een glossy folder op de mat, gevuld met een acceptgiro en kleurige plaatjes van fris geschilderde schoolgebouwtjes in Ghana. Dat overkomt me geen tweede keer, inmiddels ben ik streetwise. Populaire ontwijktruc onder winkelend publiek: beweren dat je al lid bent. Te gemakkelijk, te laf. Probeer eens iets anders.
“Hé, mag ik je iets vragen?”
“Dat heb je nu al gedaan. Bovendien geef ik niet aan straathoertjes.”
Ook een doeltreffend recept: de schijnbeweging.
“Hé, ken je Unicef?”
“Tuurlijk.”
Goedkeurende blik, nog bredere glimlach.
“Wie niet? Fabrikant van zeep, soep, rookworst. Gelderse rookworst, ambachtelijke rookworst, och meisje, wat heb ik ineens zin in worst. Waar is de Hema?”
Zie hoe de direct dialogue-trainingsavond tekortschiet en de twinkeling in de ogen plaatsmaakt voor een holle blik.
Michel Heesen
Comments are closed.