Studium Generale Delft is zestig jaar. Wat begon als een beschavingsbeweging, veranderde in de woelige jaren zestig in een discussiepodium. En vandaag de dag wapent het ingenieurs met ammunitie om hun plannen te verdedigen.
Emeritushoogleraar filosofie prof. Joop Doorman (78) zucht diep, als hij hoort welk verhaal de ronde doet over het ontstaan van Studium Generale. “Dat is volstrekt bezijden de waarheid, hoe kan het dat zo’n verhaal wordt bedacht?”
Op de website van de Delftse Studium Generale staat beschreven dat er na de Tweede Wereldoorlog een discussie losbarstte over wie goed en fout was tijdens de oorlog. Veel studenten en docenten hadden het gevaar van het nationaal-socialisme niet ingezien, niet geprotesteerd en zelfs een loyaliteitsverklaring ondertekend. Dat nooit weer, werd gedacht na 1945. Delftse studenten dienden zich niet blind te staren op bruggen en machines bouwen, maar ook van het reilen en zeilen in de wereld op de hoogte te zijn. De lezingen van Studium Generale kwamen als reddende engelen: de onwetendheid zou vanaf 1946 als sneeuw voor de zon verdwijnen.
Ook media, waaronder een groot overzichtsartikel in de Volkskrant uit 1993, beschrijven zo het ontstaan van Studium Generale. Maar dat verhaal is onzin, meent Doorman. Hij heeft door de jaren heen ontelbaar veel lezingen gegeven onder de vlag van Studium Generale. In de jaren zeventig en tachtig zat hij in het bestuur en sinds 2000 is hij voorzitter van de redactieraad. “Pas heel laat, ver na 1945, gingen mensen nadenken over de Tweede Wereldoorlog. De vijftiger jaren, toen ik studeerde, waren nog gericht op wederopbouw. Studium Generale is vanuit een volstrekt andere gedachte ontstaan. Namelijk uit het bildungsideaal van Wilhelm von Humboldt, dat uit de negentiende eeuw stamt.” Volgens dat ideaal worden studenten op de universiteit academisch gevormd, zodat ze na hun studie onafhankelijk kunnen oordelen over de verschijnselen van hun eigen tijd.
Het is in die geest dat de Delftse rector magnificus prof.dr.ir. Hendricus van der Maas er in 1946 voor pleit dat studenten ‘kennis nemen van de cultuur in ruimeren zin’. Voor de oorlog was het volgens hem lastig voor Delftse studenten om ‘op de hoogte te geraken van de problemen of uitingen van wetenschap en kunst, die niet tot de specifiek technische sfeer kunnen worden gerekend’. Studium Generale zou uitkomst bieden, zodat de Delftse student meer dan alleen techniek werd bijgebracht.
Wereldvreemd
Van der Maas raakt een gevoelige Delftse snaar door te stellen dat juist aan de TH Studium Generale bittere noodzaak is. Te veel Delftse studenten zijn wereldvreemd, vindt hij, zitten met hun neuzen in de boeken en hebben daardoor oogkleppen op.
“Delft liep voorop om een Studium Generale te stichten”, zegt huidig directeur dr. Coen Vermeeren. Sinds drie jaar staat hij aan het roer van Studium Generale. “Technische opleidingen zijn zo specialistisch, dat er vaak weinig aandacht is voor algemeen vormende vakken. Daarom is juist aan een technische universiteit Studium Generale onmisbaar.”
Om die kennis zo veel mogelijk te verbreden biedt Studium Generale in het eerste bestaansjaar 1946, vooral lezingen met grote overzichten aan ‘Erfzonde en rechtvaardiging’, ‘Europeesche letterkunde’ en ‘Het begrijpen van muziek’. Alhoewel Studium Generale zowel studenten als niet-studenten wil informeren, richt Delft zich vanaf het begin voornamelijk, omdat het een technische hogeschool is, op studenten. En dat is nog steeds zo, benadrukt Vermeeren.
Het Delftse bureau heeft in de beginjaren vooral oog voor het beschavingsideaal van Von Humboldt. “Veel gebieden en gebiedjes, wellicht nimmer door u betreden liggen open”, zo prijst het bestuur het programma van 1954-1955 aan. Het programma van toen is het best verwoord in de jaren vijftig door de Utrechtse hoogleraar dr. G. Quispel: “Het Studium Generale is bedoeld als een stootblok tegen het gebral dezer eeuw”.
Een strakke organisatie ontbreekt. Tot 1969 wordt het programma door Delftse hoogleraren samengesteld. Vaak bellen zij hun Leidse of Amsterdamse collega’s om een lezing te geven over de stand van zaken in hun wetenschapsgebied. Ieder jaar worden zo 160 uren gevuld.
Maar de woelige jaren zestig zetten die strakke organisatie met de grote overzichten van klassieke onderwerpen op zijn kop. Niet de klassieken zijn het onderwerp van discussie onder studenten, maar de eigen tijd. “In die tijd waren er turbulente bewegingen op het gebied van kunst, subsidiebeleid, Vietnam, feminisme en ga zo maar door”, zegt Doorman. “Dat zorgde in Delft voor grote spanningen, tussen studenten onderling en studenten en de universiteit. Studium Generale moest een nieuwe weg in slaan. Zo werd het een podium waar discussies over maatschappelijke bewegingen gevoerd konden worden. Von Humboldts bildungsideaal stortte in. Gelukkig.”
Het oude Studium Generale uit de jaren veertig en vijftig wilde studenten onderwijzen. “Het lijkt erop dat die programma’s compensatie aanboden aan studenten”, zegt Doorman vol afgrijzen. “Omdat technische studenten onvoldoende werden gevormd en teveel met hun neuzen in de boeken zaten. Alsof er anders gewetenloze ingenieurs kwamen, allemaal techneuten en nerds, die niet verder keken dan hun studieboeken. Je kunt Studium Generale veel beter zien als aanvulling op een technische studie.” Maar die aandacht voor kennis van het verleden, wordt na de jaren zestig verlegd naar het hier en nu. Lezingen gaan niet alleen meer over Homeros of Kant, maar ook over ‘De evaluatie van poëzie tussen 1960-1970’, die door de dan nog onbekende romancier en dichter Bernlef worden verzorgd. Het existentialisme en de fenomenologie staan plots in de belangstelling – er gaat vrijwel geen jaar voorbij of Maurice Merleau-Ponty wordt besproken. Hella Haasse vertelt in 1966 in Delft over de ‘moderne romanschrijvers en hun thematiek’. Een jaar later wordt de ‘functie van het protest’ onder de loep genomen. China en Rusland worden ook uitvoerig besproken en voormalig Cobra-kunstenaar Constant spreekt over zijn Nieuw Babylon.
De zalen lopen vol, maar de nieuwe protestgeneratie zit niet aandachtig luisterend en muisstil op de banken. Ze wil meepraten. “Op die periode kijk ik met nostalgie terug”, zegt Doorman. “Dat waren de meest woelige jaren. Ik was voor een gematigde koers: wel naar jongeren luisteren, maar als de beweringen te gek werden in discussie gaan. Niets verbieden, maar juist de discussie aangaan. De onderwerpen van verschillende kanten belichten, zodat mensen zelf hun oordeel vormen. Je moet mensen eerst informeren, daarna hebben ze zelf de mogelijkheid te kiezen welk argument ze het beste achten.”
New age
In 1969 wordt Studium Generale Delft geïnstitutionaliseerd. De doelstellingen worden herzien. In plaats van alleen losse lezingen, worden de lezingen uit het programma op elkaar afgestemd.
De lijn van de jaren zestig wordt vanaf de jaren zeventig doorgezet. Doorman herinnert zich discussies over new age in de jaren zeventig. “Daar heb ik toen veel lezingen over gehouden. Ik heb me veel verdiept in Indiase filosofie. New age maakte daar een potje van. Het haalde verschillende vage slogans uit vertalingen van vertalingen van de Indiase literatuur en mengde dat met oppervlakkige ideeën van mystiek en wetenschap. Dan krijg je een omelet van zeer veel ingrediënten, die allemaal hun authenticiteit hebben verloren door het meebakken. Maar het was zo’n belangrijke beweging, dat Studium Generale er wat mee moest doen.”
“Studium Generale schept intellectuele orde in het denken van de eigen tijd,” zegt Doorman. “Er worden zoveel incoherente beweringen gedaan, dat het belangrijk is dat je studenten goed informeert. Je moet jonge mensen iets geven tijdens zo’n lezing, waarop ze hun eigen intellectuele oordeel kunnen vormen. En dan kan het ook zijn: geen oordeel.”
Ook de programmaboekjes veranderen van uiterlijk, niet langer is de voorkant neutraal wit, zoals in de jaren vijftig, of met een simpele tekening (jaren zestig), maar uitdagende tekeningen of foto’s sierden de covers. Zo staat op de cover van het programma van 1985 een tekening van twee naakte vrouwen die tegen elkaar aan leunen.
Vrouwen regeren de discussies in de jaren tachtig. Want Delft is ook in die tijd een ‘mannenbolwerk’, zoals een boek van Studium Generale stelt. Lezingen gaan over ‘bètavrouwenwereld’, ‘sexuele (r)evolutie 1960-1985′ en ’techniek een uitdaging voor vrouwen?’.
Ondanks de bij tijd en wijlen heftige discussies, komt Studium Generale juist dan in zwaar weer, door de vele bezuinigingen in het onderwijs. “Er zijn momenten geweest dat het einde nabij was”, zegt Vermeeren. “Veel mensen dachten: het is niet meer nodig, de opleidingen kunnen die lezingen zelf wel verzorgen. Gelukkig zag men toch steeds het nut van ons in.”
De boekjes zijn steeds flitserende geworden, evenals de titels van de lezingen. ‘The secret life of Wagner’ wordt uit de doeken gedaan en ‘de dictatorverkiezing’ geeft een ludiekere stijl aan. Maar dat is geen knieval voor de oppervlakkigheid waar dr. André Klukhuhn bij het Utrechtse Studium Generale in de jaren negentig voor waarschuwt, meent Doorman. “Juist die vreemde invalshoeken zetten mensen aan het denken, als de lezing maar goed in elkaar zit. Ze laten iets zien wat mensen nog niet weten”.
Want, alhoewel het bildungsideaal vaarwel is gezegd, is de rol van Studium Generale bij lange na niet uitgespeeld, menen Doorman en Vermeeren. “De globalisering verandert de positie van de ingenieur”, legt Vermeeren uit. “In China studeren jaarlijks 600 duizend ingenieurs af. Aangenomen dat zij een zelfde kennisniveau hebben maar voor ons, in China, voor vijfduizend euro per jaar hetzelfde werk doen; wat is dan straks nog de meerwaarde van een Nederlandse ingenieur? Studium Generale speelt een bescheiden rol om die meerwaarde te realiseren.”
Volgens Vermeeren is de huidige lezingencyclus over energie daar een goed voorbeeld van. “Daarin besteden we naast techniek aandacht aan de politieke en economische context, van wat alleen maar een technisch vraagstuk lijkt. Ingenieurs redden het niet meer alleen op vakkennis. Ze werken samen met economen, advocaten en politici, ze moeten daarom de haken en ogen van die discussies kennen. In discussies met collega’s moeten ingenieurs hun mannetje staan, de drogredenen van de argumenten van hun ’tegenstander’ zien en hun eigen argumenten zo goed mogelijk uit de verf laten komen. Studium Generale is daarom, na zestig jaar, relevanter dan ooit.”
Emeritushoogleraar filosofie prof. Joop Doorman (78) zucht diep, als hij hoort welk verhaal de ronde doet over het ontstaan van Studium Generale. “Dat is volstrekt bezijden de waarheid, hoe kan het dat zo’n verhaal wordt bedacht?”
Op de website van de Delftse Studium Generale staat beschreven dat er na de Tweede Wereldoorlog een discussie losbarstte over wie goed en fout was tijdens de oorlog. Veel studenten en docenten hadden het gevaar van het nationaal-socialisme niet ingezien, niet geprotesteerd en zelfs een loyaliteitsverklaring ondertekend. Dat nooit weer, werd gedacht na 1945. Delftse studenten dienden zich niet blind te staren op bruggen en machines bouwen, maar ook van het reilen en zeilen in de wereld op de hoogte te zijn. De lezingen van Studium Generale kwamen als reddende engelen: de onwetendheid zou vanaf 1946 als sneeuw voor de zon verdwijnen.
Ook media, waaronder een groot overzichtsartikel in de Volkskrant uit 1993, beschrijven zo het ontstaan van Studium Generale. Maar dat verhaal is onzin, meent Doorman. Hij heeft door de jaren heen ontelbaar veel lezingen gegeven onder de vlag van Studium Generale. In de jaren zeventig en tachtig zat hij in het bestuur en sinds 2000 is hij voorzitter van de redactieraad. “Pas heel laat, ver na 1945, gingen mensen nadenken over de Tweede Wereldoorlog. De vijftiger jaren, toen ik studeerde, waren nog gericht op wederopbouw. Studium Generale is vanuit een volstrekt andere gedachte ontstaan. Namelijk uit het bildungsideaal van Wilhelm von Humboldt, dat uit de negentiende eeuw stamt.” Volgens dat ideaal worden studenten op de universiteit academisch gevormd, zodat ze na hun studie onafhankelijk kunnen oordelen over de verschijnselen van hun eigen tijd.
Het is in die geest dat de Delftse rector magnificus prof.dr.ir. Hendricus van der Maas er in 1946 voor pleit dat studenten ‘kennis nemen van de cultuur in ruimeren zin’. Voor de oorlog was het volgens hem lastig voor Delftse studenten om ‘op de hoogte te geraken van de problemen of uitingen van wetenschap en kunst, die niet tot de specifiek technische sfeer kunnen worden gerekend’. Studium Generale zou uitkomst bieden, zodat de Delftse student meer dan alleen techniek werd bijgebracht.
Wereldvreemd
Van der Maas raakt een gevoelige Delftse snaar door te stellen dat juist aan de TH Studium Generale bittere noodzaak is. Te veel Delftse studenten zijn wereldvreemd, vindt hij, zitten met hun neuzen in de boeken en hebben daardoor oogkleppen op.
“Delft liep voorop om een Studium Generale te stichten”, zegt huidig directeur dr. Coen Vermeeren. Sinds drie jaar staat hij aan het roer van Studium Generale. “Technische opleidingen zijn zo specialistisch, dat er vaak weinig aandacht is voor algemeen vormende vakken. Daarom is juist aan een technische universiteit Studium Generale onmisbaar.”
Om die kennis zo veel mogelijk te verbreden biedt Studium Generale in het eerste bestaansjaar 1946, vooral lezingen met grote overzichten aan ‘Erfzonde en rechtvaardiging’, ‘Europeesche letterkunde’ en ‘Het begrijpen van muziek’. Alhoewel Studium Generale zowel studenten als niet-studenten wil informeren, richt Delft zich vanaf het begin voornamelijk, omdat het een technische hogeschool is, op studenten. En dat is nog steeds zo, benadrukt Vermeeren.
Het Delftse bureau heeft in de beginjaren vooral oog voor het beschavingsideaal van Von Humboldt. “Veel gebieden en gebiedjes, wellicht nimmer door u betreden liggen open”, zo prijst het bestuur het programma van 1954-1955 aan. Het programma van toen is het best verwoord in de jaren vijftig door de Utrechtse hoogleraar dr. G. Quispel: “Het Studium Generale is bedoeld als een stootblok tegen het gebral dezer eeuw”.
Een strakke organisatie ontbreekt. Tot 1969 wordt het programma door Delftse hoogleraren samengesteld. Vaak bellen zij hun Leidse of Amsterdamse collega’s om een lezing te geven over de stand van zaken in hun wetenschapsgebied. Ieder jaar worden zo 160 uren gevuld.
Maar de woelige jaren zestig zetten die strakke organisatie met de grote overzichten van klassieke onderwerpen op zijn kop. Niet de klassieken zijn het onderwerp van discussie onder studenten, maar de eigen tijd. “In die tijd waren er turbulente bewegingen op het gebied van kunst, subsidiebeleid, Vietnam, feminisme en ga zo maar door”, zegt Doorman. “Dat zorgde in Delft voor grote spanningen, tussen studenten onderling en studenten en de universiteit. Studium Generale moest een nieuwe weg in slaan. Zo werd het een podium waar discussies over maatschappelijke bewegingen gevoerd konden worden. Von Humboldts bildungsideaal stortte in. Gelukkig.”
Het oude Studium Generale uit de jaren veertig en vijftig wilde studenten onderwijzen. “Het lijkt erop dat die programma’s compensatie aanboden aan studenten”, zegt Doorman vol afgrijzen. “Omdat technische studenten onvoldoende werden gevormd en teveel met hun neuzen in de boeken zaten. Alsof er anders gewetenloze ingenieurs kwamen, allemaal techneuten en nerds, die niet verder keken dan hun studieboeken. Je kunt Studium Generale veel beter zien als aanvulling op een technische studie.” Maar die aandacht voor kennis van het verleden, wordt na de jaren zestig verlegd naar het hier en nu. Lezingen gaan niet alleen meer over Homeros of Kant, maar ook over ‘De evaluatie van poëzie tussen 1960-1970’, die door de dan nog onbekende romancier en dichter Bernlef worden verzorgd. Het existentialisme en de fenomenologie staan plots in de belangstelling – er gaat vrijwel geen jaar voorbij of Maurice Merleau-Ponty wordt besproken. Hella Haasse vertelt in 1966 in Delft over de ‘moderne romanschrijvers en hun thematiek’. Een jaar later wordt de ‘functie van het protest’ onder de loep genomen. China en Rusland worden ook uitvoerig besproken en voormalig Cobra-kunstenaar Constant spreekt over zijn Nieuw Babylon.
De zalen lopen vol, maar de nieuwe protestgeneratie zit niet aandachtig luisterend en muisstil op de banken. Ze wil meepraten. “Op die periode kijk ik met nostalgie terug”, zegt Doorman. “Dat waren de meest woelige jaren. Ik was voor een gematigde koers: wel naar jongeren luisteren, maar als de beweringen te gek werden in discussie gaan. Niets verbieden, maar juist de discussie aangaan. De onderwerpen van verschillende kanten belichten, zodat mensen zelf hun oordeel vormen. Je moet mensen eerst informeren, daarna hebben ze zelf de mogelijkheid te kiezen welk argument ze het beste achten.”
New age
In 1969 wordt Studium Generale Delft geïnstitutionaliseerd. De doelstellingen worden herzien. In plaats van alleen losse lezingen, worden de lezingen uit het programma op elkaar afgestemd.
De lijn van de jaren zestig wordt vanaf de jaren zeventig doorgezet. Doorman herinnert zich discussies over new age in de jaren zeventig. “Daar heb ik toen veel lezingen over gehouden. Ik heb me veel verdiept in Indiase filosofie. New age maakte daar een potje van. Het haalde verschillende vage slogans uit vertalingen van vertalingen van de Indiase literatuur en mengde dat met oppervlakkige ideeën van mystiek en wetenschap. Dan krijg je een omelet van zeer veel ingrediënten, die allemaal hun authenticiteit hebben verloren door het meebakken. Maar het was zo’n belangrijke beweging, dat Studium Generale er wat mee moest doen.”
“Studium Generale schept intellectuele orde in het denken van de eigen tijd,” zegt Doorman. “Er worden zoveel incoherente beweringen gedaan, dat het belangrijk is dat je studenten goed informeert. Je moet jonge mensen iets geven tijdens zo’n lezing, waarop ze hun eigen intellectuele oordeel kunnen vormen. En dan kan het ook zijn: geen oordeel.”
Ook de programmaboekjes veranderen van uiterlijk, niet langer is de voorkant neutraal wit, zoals in de jaren vijftig, of met een simpele tekening (jaren zestig), maar uitdagende tekeningen of foto’s sierden de covers. Zo staat op de cover van het programma van 1985 een tekening van twee naakte vrouwen die tegen elkaar aan leunen.
Vrouwen regeren de discussies in de jaren tachtig. Want Delft is ook in die tijd een ‘mannenbolwerk’, zoals een boek van Studium Generale stelt. Lezingen gaan over ‘bètavrouwenwereld’, ‘sexuele (r)evolutie 1960-1985′ en ’techniek een uitdaging voor vrouwen?’.
Ondanks de bij tijd en wijlen heftige discussies, komt Studium Generale juist dan in zwaar weer, door de vele bezuinigingen in het onderwijs. “Er zijn momenten geweest dat het einde nabij was”, zegt Vermeeren. “Veel mensen dachten: het is niet meer nodig, de opleidingen kunnen die lezingen zelf wel verzorgen. Gelukkig zag men toch steeds het nut van ons in.”
De boekjes zijn steeds flitserende geworden, evenals de titels van de lezingen. ‘The secret life of Wagner’ wordt uit de doeken gedaan en ‘de dictatorverkiezing’ geeft een ludiekere stijl aan. Maar dat is geen knieval voor de oppervlakkigheid waar dr. André Klukhuhn bij het Utrechtse Studium Generale in de jaren negentig voor waarschuwt, meent Doorman. “Juist die vreemde invalshoeken zetten mensen aan het denken, als de lezing maar goed in elkaar zit. Ze laten iets zien wat mensen nog niet weten”.
Want, alhoewel het bildungsideaal vaarwel is gezegd, is de rol van Studium Generale bij lange na niet uitgespeeld, menen Doorman en Vermeeren. “De globalisering verandert de positie van de ingenieur”, legt Vermeeren uit. “In China studeren jaarlijks 600 duizend ingenieurs af. Aangenomen dat zij een zelfde kennisniveau hebben maar voor ons, in China, voor vijfduizend euro per jaar hetzelfde werk doen; wat is dan straks nog de meerwaarde van een Nederlandse ingenieur? Studium Generale speelt een bescheiden rol om die meerwaarde te realiseren.”
Volgens Vermeeren is de huidige lezingencyclus over energie daar een goed voorbeeld van. “Daarin besteden we naast techniek aandacht aan de politieke en economische context, van wat alleen maar een technisch vraagstuk lijkt. Ingenieurs redden het niet meer alleen op vakkennis. Ze werken samen met economen, advocaten en politici, ze moeten daarom de haken en ogen van die discussies kennen. In discussies met collega’s moeten ingenieurs hun mannetje staan, de drogredenen van de argumenten van hun ’tegenstander’ zien en hun eigen argumenten zo goed mogelijk uit de verf laten komen. Studium Generale is daarom, na zestig jaar, relevanter dan ooit.”
Comments are closed.